Meer info
     

17/02/2012 Vlarema
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Onderafdeling 5.2.3 Medisch afval

Artikel 5.2.3.1

§ 1

Medische afvalstoffen worden onderverdeeld in:
risicohoudende medische afvalstoffen: afvalstoffen die een bijzonder risico inhouden doordat ze een microbiologische of virale besmetting, een vergiftiging of een verwonding met zich kunnen meebrengen, of afvalstoffen die om ethische redenen een bijzondere behandeling vereisen;
niet-risicohoudende medische afvalstoffen: afvalstoffen die geen bijzonder risico inhouden en die door hun aard vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, maar door hun samenstelling of waardebeleving niet vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen.

§ 2

Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, en elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, 1°, met huishoudelijke afvalstoffen of met de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen tot de risicohoudende medische afvalstoffen worden gerekend en overeenkomstig beheerd moeten worden.
Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, 2°, met huishoudelijke afvalstoffen of met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen tot de niet-risicohoudende medische afvalstoffen worden gerekend en overeenkomstig beheerd moeten worden.
De verplichtingen van artikel 4.3.2. zijn onverminderd van toepassing op vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen.

§ 3

Een lijst van de verschillende medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, is opgenomen in bijlage 5.2.3.A.

§ 4

Medische afvalstoffen die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 3, moeten door de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk ingedeeld worden bij de risicohoudende of niet-risicohoudende medische afvalstoffen.

§ 5

Medische afvalstoffen die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 3, en waarover twijfel kan bestaan met betrekking tot het risicohoudende karakter ervan, moeten beheerd worden als risicohoudende medische afvalstoffen.

§ 6

De lijst van medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 3, aangevuld met alle aanvullende risicohoudende en niet-risicohoudende medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 4 en 5, moet binnen elke instelling voor geneeskunde en elke geneeskundige praktijk ter beschikking worden gesteld van de toezichthouder en van elke persoon die betrokken is bij de productie en de behandeling van medische afvalstoffen.

[§ 7

Risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, worden, na een afdoende decontaminatie overeenkomstig de bepalingen van subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, beschouwd als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en worden overeenkomstig beheerd.
]

[§ 8

Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, met huishoudelijke afvalstoffen of met bedrijfsafvalstoffen die door de aard en samenstelling ervan vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen worden beschouwd als risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie.
]

[§ 9

Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, met risicohoudende medische afvalstoffen die niet in aanmerking komen voor decontaminatie, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen niet meer in aanmerking komen voor decontaminatie en moeten worden beschouwd als risicohoudende medische afvalstoffen.
]

[§ 10

Ggo's en pathogene organismen van inrichtingen die ingedeeld zijn [in rubriek 51 van de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid] vallen onder de bepalingen van deze rubriek. Decontaminatie sluit de mogelijkheden van ingeperkt gebruik niet uit.
]
Wetshistoriek
§§ 7 tot 9 ingevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
§ 10 ingevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21) en gewijzigd bij art. 101 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Voorgeschiedenis
§ 10 opgeheven bij art. 724 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).

Artikel 5.2.3.2
Alle andere stoffen, vloeistoffen en producten, met uitzondering van steriliseerbare en herbruikbare medische instrumenten of producten die rechtstreeks in aanraking komen met risicohoudend medisch afval, moeten als zodanig worden beheerd.

Artikel 5.2.3.3
Risicohoudend medisch afval moet worden verpakt in recipiėnten die ten minste voldoen aan de eisen van het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend op 30 september 1957 in Genčve en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960, hierna ADR-reglementering te noemen, en die voldoen aan de volgende bijkomende voorwaarden:
vloeibare en pasteuze afvalstoffen, met inbegrip van de afvalstoffen, vermeld in punten 1.4 en 1.7 van bijlage 5.2.3.A, worden opgeborgen in eenmalig te gebruiken vormvaste recipiėnten;
vaste afvalstoffen, met uitzondering van afvalstoffen besmet met een infectueuze stof als vermeld in artikel 2.2.62.1.4.1 van de ADR-reglementering, worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken recipiėnt;
[risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, worden voorafgaand aan het decontaminatieproces:
a)
bij transport buiten de instelling: verpakt als vermeld in punt 1°;
b)
bij transport binnen de instelling, met als doel de afvalstoffen te vervoeren naar de decontaminatie-installatie of naar de opslagruimte waar de betreffende afvalstoffen opgeslagen worden voor decontaminatie, verpakt op een van de volgende wijzen:
1)
verpakt in kartonnen dozen met een binnenzak, vervaardigd uit een kunststofsoort die aangepast is aan de aard en het gewicht van de inhoud, goed afsluitbaar en lekvrij;
2)
verpakt in lekdichte zakken, vervaardigd uit een kunststofsoort met een dubbele wand die voldoende dik is om scheuren tijdens intern transport of opslag, voorafgaande aan decontaminatie, te voorkomen, met dubbele lasnaden, aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud, goed afsluitbaar en lekvrij. De zakken worden voor opslag en transport verzameld in duidelijk identificeerbare, vormvaste, geschikte transportmiddelen.
Het afval dat gedecontamineerd moet worden, wordt getransporteerd overeenkomstig artikel 5.2.3.11, 1°. De shredder van de decontaminatie-installatie moet in staat zijn de gebruikte recipiėnt te vermalen tot de voorbestemde deeltjesdiameters.
]
Wetshistoriek
Enig lid , 3° ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 5.2.3.4
Met behoud van de bepalingen van de ADR-reglementering wordt op elke recipiėnt van risicohoudend medisch afval door de fabrikant van de recipiėnt de vermelding “risicohoudend medisch afval” aangebracht. De vermelding “risicohoudend medisch afval” is waterbestendig en wordt, in zwarte drukletters van minimaal 2 centimeter hoog, gekleefd, gedrukt of in reliėf gezet op een gele achtergrond van minimaal een A4-formaat.
Op elke vormvaste recipiėnt of op een gesloten container van risicohoudend medisch afval wordt door de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk de naam, het adres en het telefoonnummer van de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk in kwestie aangebracht.
De naam, het adres en het telefoonnummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar wordt door hem zelf aangebracht op elke oververpakking van risicohoudend medisch afval die bij dezelfde producent van medisch afval wordt opgehaald.
De datum van de ophaling wordt door de instelling voor geneeskunde, door de geneeskundige praktijk of door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar onder toezicht van de instelling voor geneeskunde of van de geneeskundige praktijk aangebracht op elke oververpakking van risicohoudend medisch afval.

Artikel 5.2.3.4/1
Met behoud van de bepalingen van de ADR-reglementering wordt op elke recipiėnt van risicohoudend medisch afval, die in aanmerking komt voor decontaminatie, door de fabrikant van de recipiėnt de vermelding ‘risicohoudend medisch afval voor decontaminatie’ aangebracht. De vermelding ‘risicohoudend medisch afval voor decontaminatie’ is waterbestendig en wordt in zwarte drukletters van minimaal 2 cm hoog gekleefd, gedrukt of in reliėf gezet op een groene achtergrond van minimaal een A4-formaat.
Na decontaminatie als vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, worden de gedecontamineerde afvalstoffen aangezien als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en moeten de recipiėnten voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 5.2.3.5 en 5.2.3.6 van dit besluit.
Op de recipiėnten, vermeld in artikel 5.2.3.10, voor intern transport, voorafgaande aan het decontaminatieproces, in een installatie die gevestigd is in de instelling voor geneeskunde, wordt ten minste de afdeling van de inrichting vermeld waar de afvalstoffen ontstaan zijn. Artikel 5.2.3.4 is niet van toepassing op die recipiėnten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 5.2.3.5
Niet-risicohoudend medisch afval kan, afhankelijk van de fysische toestand ervan, verpakt worden overeenkomstig artikel 5.2.3.3 en 5.2.3.4 en moet minstens als volgt verpakt worden:
vloeibare en pasteuze afvalstoffen worden opgeborgen in een recipiėnt als vermeld in artikel 5.2.3.3,1°;
vaste afvalstoffen worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken, blauwe zak, vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort met een maximaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen. De zak heeft dubbele lasnaden, is weinig doorzichtig, scheurbestendig, goed afsluitbaar, lekvrij en aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud.

Artikel 5.2.3.6
Op elke recipiėnt of elke zak van niet-risicohoudend medisch afval wordt door de fabrikant van de recipiėnt of van de zak de vermelding “niet-risicohoudend medisch afval” aangebracht. Die vermelding is waterbestendig en wordt in zwarte drukletters van minimaal 2 centimeter hoog, gekleefd, gedrukt of in reliėf gezet.

Artikel 5.2.3.7
Artikelen 5.2.3.5, 2° en 5.2.3.6 zijn niet van toepassing op vast niet-risicohoudend medisch afval dat voortkomt uit de geneeskundige praktijk.

Artikel 5.2.3.8
De minister kan op gemotiveerd verzoek een afwijking verlenen van de bepalingen, vermeld in artikelen 5.2.3.3 tot en met 5.2.3.6, met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op de ADR-reglementering.
De aanvraag tot afwijking wordt door de producent van de verpakking of in zijn naam met een [beveiligde zending] verzonden aan de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg].
Als de aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager daarvan uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag schriftelijk op de hoogte gebracht.
Binnen een termijn van [dertig kalenderdagen] na ontvangst van de volledig verklaarde aanvraag brengen de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg] een advies uit bij de minister.
De minister doet binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de ontvangst van de adviezen van de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg] een uitspraak over de afwijkingsaanvraag.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018), bij art. 53 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en bij art. 216 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 30 juni 2023 (ed. 1)).

Artikel 5.2.3.9
Elke recipiėnt of elke zak wordt nadat hij volledig gevuld is, onmiddellijk gesloten. Daarbij wordt elke recipiėnt, conform de instructies van de fabrikant van de recipiėnt, definitief gesloten.

Artikel 5.2.3.10
Gevulde en definitief gesloten recipiėnten van medisch afval moeten elke werkdag, met aangepaste middelen, om elke beschadiging van de verpakking te voorkomen, van de afdeling of plaats van productie naar een centrale, interne inzamelplaats worden overgebracht.
De daartoe aangewende transportmiddelen, die desinfecteerbaar zijn, moeten geregeld gereinigd en, indien nodig, gedesinfecteerd worden om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen. Wanneer de recipiėnt niet vormvast is, moet hij ten laatste na de inzameling op de afdelingen worden opgeborgen in gesloten containers.

Artikel 5.2.3.11
Met behoud van de toepassing van de bepalingen van titel II van het VLAREM, [bijzondere milieuvoorwaarden zoals vermeld in artikel 72 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning die in de verleende omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] ter zake kunnen worden opgelegd, moet de centrale, interne inzamelplaats van medisch afval voldoen aan de volgende voorwaarden:
voor risicohoudend medisch afval:
a)
de inzamelplaats kan uitsluitend worden ingericht in een gesloten en overdekte, koele opslagruimte of in een gesloten container buiten het eventuele beddengebouw;
b)
de inzamelplaats is niet toegankelijk voor onbevoegden en voor dieren;
c)
de inzamelruimte en de container moeten gemakkelijk bereikbaar zijn, zowel met de interne transportmiddelen als met de externe transportmiddelen die worden ingezet voor de ophaling;
d)
de grootte van de inzamelruimte en van de container moet aangepast zijn aan de periodieke aanvoer van de afvalstoffen; de inzamelruimte moet op regelmatige tijdstippen geleegd worden, conform de bepalingen van dit besluit om elke overlading en elke vorming van microbiologische broeihaarden of geurhinder te voorkomen. Hetzelfde geldt voor de container die evenwel in zijn geheel kan worden opgehaald;
e)
elke recipiėnt in de inzamelruimte en in de container moet intact blijven. Beschadigde recipiėnten moeten op veilige wijze worden overgebracht in aangepaste bergingsverpakkingen;
f)
de inzamelruimte en de container zijn slechts beperkt toegankelijk voor de bevoegde personen. Ze zijn vrij van ongedierte en worden nadat ze geleegd zijn, verlucht en gereinigd en indien nodig gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen;
g)
de recipiėnten moeten zo gestapeld worden dat ze niet omvallen en dat ze gemakkelijk, snel, veilig en met een minimum aan manipulatie door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar kunnen worden geladen;
h)
de inzamelruimte en de container moeten voldoen aan de volgende technische vereisten:
1)
ze zijn eenvoudig en efficiėnt te reinigen, te desinfecteren en te verluchten;
2)
de vloeren en de wanden ervan zijn vloeistofdicht, bestand tegen ontsmettingsmiddelen, voldoende effen en gemakkelijk afwasbaar;
3)
ze zijn aan de buitenzijde voorzien van de vermelding “inzamelruimte voor risicohoudend medisch afval – toegang verboden voor onbevoegden”, samen met het logo van risicohoudend medisch afval. Die vermelding is in zwarte, duidelijk leesbare drukletters op een gele achtergrond aangebracht;
Voor niet-risicohoudend medisch afval:
a)
vloeibare en pasteuze afvalstoffen moeten opgeslagen worden op de wijze vermeld in 1° van dit artikel, al dan niet samen met het daar vermelde risicohoudend medisch afval;
b)
vaste afvalstoffen moeten opgeslagen worden in een inzamelruimte of in lekvrije containers of perscontainers, binnen het terrein van de instelling, op een of meer vaste, aan het zicht onttrokken locaties die gemakkelijk bereikbaar zijn voor de interne en externe transportmiddelen, en waarvan de toegang voor onbevoegden verboden is;
c)
het volume van de inzamelruimte, van de containers en de perscontainers moet aangepast zijn aan de periodieke aanvoer van de afvalstoffen. Ze moeten op regelmatige tijdstippen geledigd worden, conform de bepalingen van dit besluit, om elke overlading, vorming van microbiologische broeihaarden of geurhinder te voorkomen;
d)
elke locatie waar de containers of perscontainers zich bevinden, wordt na ophaling van de containers of perscontainers gereinigd en, indien nodig, gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen;
[voor risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie:
a)
het transport naar de inzamelplaats gebeurt met behulp van geschikte transportmiddelen die na ophaling in de afdelingen in de inzamelruimte worden geplaatst. De transportmiddelen zijn onderworpen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.3.10. Als gewerkt wordt met een decontaminatie-installatie met automatische belading, worden transportmiddelen gebruikt die daarvoor geschikt zijn;
b)
de inzameling en opslag van de recipiėnten, vermeld in artikel 5.2.3.3, gebeurt volgens de frequenties, vermeld in artikel 5.2.3.10. De inzamelplaats kan uitsluitend worden ingericht in een gesloten en overdekte, koele opslagruimte. De inzamelplaats is fysiek gescheiden van de inzamelplaats van risicohoudende medische afvalstoffen die niet in aanmerking komen voor decontaminatie en mag buiten risicohoudend medisch afval geen andere opslag omvatten;
c)
de inzamelruimte voor te decontamineren risicohoudend medisch afval voldoet aan de voorwaarden voor de opslagplaatsen van risicohoudend medisch afval met als bijkomende voorwaarde dat de inzamelruimte is opgedeeld in een reine en onreine zone om fysiek contact te vermijden tussen gedecontamineerde afvalstoffen en afvalstoffen die nog niet gedecontamineerd zijn.
]
Wetshistoriek
Enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 102 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
3° ingevoegd bij art. 15 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 725 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).

Artikel 5.2.3.12
Elke instelling voor geneeskunde is verantwoordelijk voor het opmaken en het aan de betrokken personeelsleden en de toezichthouder ter beschikking stellen van de richtlijnen over het opslaan van medisch afval. De opslag van die afvalstoffen, de reiniging en eventuele desinfectie van de interne transportmiddelen, de opslagruimten, de containers of de perscontainers, alsook de regelmatige, tijdige afvoer ervan en het toezicht daarop gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de instelling voor geneeskunde.

Artikel 5.2.3.13
Risicohoudend medisch afval en vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval in de geneeskundige praktijk worden opgeslagen in de beschikbare recipiėnten overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikelen 5.2.3.3 tot en met 5.2.3.9. De definitief gesloten recipiėnten worden, in afwachting van de verwijdering ervan, opgeslagen, in de geneeskundige praktijk, of in een lokaal dat gescheiden is van elke woon- of leefruimte en dat niet toegankelijk is voor onbevoegden. Elke recipiėnt in de inzamelruimte en in de container moet intact blijven. Beschadigde recipiėnten moeten op veilige wijze worden overgebracht in aangepaste bergingsverpakkingen.

Artikel 5.2.3.14
Het vast niet-risicohoudend medisch afval kan in de geneeskundige praktijk samen met de huishoudelijk vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, worden verzameld en afgegeven.

Artikel 5.2.3.15
Het vervoermiddel van de beoefenaar van een geneeskundig beroep moet bij het vervoer van risicohoudend medisch afval niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.3.16.

Artikel 5.2.3.16
Met behoud van de toepassing van elke andere wettelijke en reglementaire bepaling gelden voor de afzonderlijke ophaling en het vervoer van medisch afval de volgende voorwaarden:
risicohoudend medisch afval en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval worden ingezameld en vervoerd met een transporteenheid die voldoet aan de ADR-reglementering;
bij het vervoeren van risicohoudend medisch afval en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval:
a)
moeten lekkende recipiėnten onmiddellijk in een bergingsverpakking worden overgebracht;
b)
als bij een volgende ophaling gevaar bestaat voor vervuiling of besmetting van de lading, wordt de laadruimte van de transportmiddelen om microbiėle broeihaarden te voorkomen deskundig en aantoonbaar droog gereinigd en gedesinfecteerd met opvang van de residu's voor verbranding. Indien nodig gebeurt een natte reiniging;
c)
elke manuele behandeling van de recipiėnten moet bij de ophaling tot een minimum beperkt worden;
d)
de bestuurderscabine bevat voldoende materiaal voor het wassen en ontsmetten van de handen van de bestuurder;
voor de container met risicohoudend en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval, vermeld in artikel 5.2.3.11:
a)
de ophaling en het vervoer van de container moet gebeuren met een transporteenheid die voldoet aan de ADR reglementering;
b)
de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar stelt duidelijke, schriftelijke instructies op zowel voor de ophaling en het vervoer van de afvalstoffen als voor noodgevallen. De instructies zijn steeds binnen handbereik te vinden in de transporteenheid, op een duidelijk zichtbare plaats;
voor vast niet-risicohoudend medisch afval:
a)
bij het persen van de afvalstoffen moet het vrijkomen van lekvloeistoffen tot een minimum beperkt worden;
b)
elke manuele behandeling van de recipiėnten moet bij de ophaling tot een minimum beperkt worden;
[risicohoudende afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie worden na decontaminatie overeenkomstig de bepalingen, vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, behandeld als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en voldoen bijgevolg aan de voorwaarden, vermeld in punt 4°.]
Wetshistoriek
Enig lid, 5° ingevoegd bij art. 16 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 5.2.3.17
Met behoud van de toepassing van de bepalingen, van titel II van het VLAREM, [bijzondere milieuvoorwaarden zoals vermeld in artikel 72 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning die in de verleende omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] ter zake kunnen worden opgelegd, moet elke inzamelplaats van medisch afval buiten de instelling voor geneeskunde, buiten de geneeskundige praktijk en buiten de inrichting vergund voor de definitieve verwerking van medisch afval voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 5.2.3.11.
Medisch afval dat in daartoe vergunde externe opslaglokalen wordt opgeslagen, moet daar ten laatste vijf werkdagen na ophaling bij de producent worden opgehaald[, tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning.].
Medisch afval dat in het vervoersmiddel wordt opgeslagen in afwachting van verdere verwerking, moet ten laatste 72 u. na ophaling bij de producent worden verwerkt.
Medisch afval afkomstig van geneeskundige praktijken en dat alleen bestaat uit naalden en scherpe voorwerpen moet binnen 14 kalenderdagen na ophaling bij de producent afgevoerd worden naar de verwerkingsinrichting.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 103 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 53 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 726 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).

Artikel 5.2.3.18
Het storten van medisch afval, afkomstig van de instelling voor geneeskunde, en van risicohoudend medisch afval, afkomstig van de geneeskundige praktijk, is verboden.

Artikel 5.2.3.19
Risicohoudend medisch afval en vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval moet verbrand worden.
[Risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, mogen samen met risicohoudende medische afvalstoffen en vloeibare en pasteuze niet-risicohoudende medische afvalstoffen verbrand worden. Daarnaast mogen ze gedecontamineerd worden volgens de voorschriften, vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, waarna ze verbrand worden als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 17 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 5.2.3.20
De verwerking van niet-risicohoudend medisch afval is niet onderworpen aan de bepalingen, vermeld in artikel 4.5.3.