Meer info
     

01/06/1995 Vlarem II
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (titel II van het VLAREM)

Hoofdstuk VII Richtlijnen voor de opslagcapaciteit voor dierlijke mest

§ 1 Mengmest

De opslagcapaciteit dient te beantwoorden aan het volume voor de opslag gedurende 6 maanden of 9 maanden voor zover dit vereist is volgens de bepalingen van VLAREM II.
Hierbij wordt er van uitgegaan dat slechts in extreme gevallen de volledige periode zal dienen benut te worden. Het vooropgezette volume beantwoordt dan ook aan het volume dat voor de mengmestkelder(s) of -silo's kan geëist worden. In de bedoelde extreme gevallen kan dan bij mengmestkelders worden toegelaten dat de mest tot tegen de roosters komt, voor zover het stalconcept dit toelaat. Wanneer bijvoorbeeld de stalventilatie gebeurt door afzuiging onder de roosters dient rekening gehouden te worden met de afzuighoogte en het overeenkomend extra-volume. Hierna worden de waarden vermeld die overeenstemmen met een opslagperiode van zes maanden.
Voor de opslagperiode van 9 maanden dient de waarde met de helft vergroot.
1)
Varkens
a)
Vleesvarkens (afmesten vanaf de leeftijd van 10 weken tot een eindgewicht van ca. 100 kg)
bij gebruik van drinkwaterbesparende systemen (lage debietnippel in of over de trog of andere gelijkwaardige systemen voor zover de waterbesparing effectief werd bewezen (*): 0,6 m3/dierplaats
andere gevallen: 0,8 m3/dierplaats
b)
Kweekvarkens
kraamhokken: 2,3 m3/kraamhok
drachtige en lege zeugen, beren: 2,0 m3/dierplaats
jonge zeugen: 1 m3/dierplaats
biggen- en varkensopfok:
tot 10 weken: 0,2 m3/dierplaats
11 tot 15 weken: 0,4 m3/dierplaats
2)
Kippen
a)
Legkipppen (natte mest): 30 m3 per 1000 dierplaatsen
b)
Vleeskippen: niet van toepassing
c)
Opfokkippen (natte mest): 10 m3 per 1000 dierplaatsen
3)
Rundvee
a)
Melkvee: 9,0 m3/koe
b)
Vleeskalveren: 1,4 m3/dierplaats
c)
Runderen van 3 maanden - 2 jaar: 3,5 m3/dierplaats
d)
Andere runderen: 7,0 m3/dierplaats
(*)
Momenteel kunnen worden aanvaard:
Brijbak
turbomat
of evenwaardig als beide voorgaande

§ 2 Ingestrooide bindstallen voor rundvee

Vlarem II definieert mengmest als “dierlijke mest in vloeibare vorm, met een gehalte aan droge stof lager dan 20 %”.
Vlarem II definieert “dierlijke mest”: excrementen van vee of een mengsel van strooisel en excrementen van vee, alsook producten daarvan, met inbegrip van champost en van afval van visteeltbedrijven;”
Er kunnen dus verschillende zienswijzen naar voren geschoven worden bij de vraag of gier (“aal”, “aalt”), d.i. de urine die uit de “natuurlijke afvalstoffen” wordt afgezonderd, als mengmest moet worden beschouwd.
Veiligheidshalve wordt aangeraden voor gieropslag eveneens 6 maanden of 9 maanden te voorzien.
Uit landbouwkundige en leefmilieuoverwegingen is het verder aangewezen voor de dierlijke mest (“stalmest”, “stromest”,...) een opslagcapaciteit van 3 maanden buiten de loop- en ligruimte van de stal te voorzien. Hierbij wordt uitgegaan van een stroverbruik van 2 ā 3 kg/dag/500 kg levend gewicht.
Categorie
Opslagcapaciteit voor “stalmest” voor 3 maanden (m3/dierplaats)
Opslagcapaciteit voor gier (“aal”, “aalt”) voor 6 maanden (m3/dierplaats)
zoogkoeien, reformekoeien, runderen > 2 jaar
4,5
1,5
melkvee
5,4
1,8
runderen < 1 jaar
1,2
0,375
runderen1-2 jaar
2,7
0,9
vleesstieren6-12 maand
2,2
0,75
vleesstieren > 1 jaar
4,5
1,5

§ 3 Gedeeltelijk ingestrooide loopstallen voor rundvee

Het betreft stallen waarin het vee niet gebonden is. Het vee beschikt over een ingestrooide ligplaats (met een stroverbruik van 0,6 tot 1 kg/dag/m2 ingestrooide oppervlakte) en een loopgang (achter het voederhekken). De mest op deze loopgang wordt ofwel verwijderd met een mestschuif ofwel door de roosters getrapt (ingeval de loopgang is uitgerust met roosters).
Voor de “stalmest” wordt een opslagcapaciteit vooropgesteld van 3 maanden (zie ook § 2). De ligplaats dient zodanig te worden uitgevoerd dat het strooisel niet eerder dan na 3 maanden dient te worden verwijderd. Daar deze ruimte blijft dienst doen als ligplaats voor de dieren wordt zij niet beschouwd als “een opslagplaats voor dierlijke mest” zoals bedoeld in rubriek 28.2. van de lijst en indeling van de als hinderlijk beschouwde inrichtingen (bijlage 1 van VLAREM I).
Voor de mengmest, afkomstig uit de kelders onder de roosters op de loopgang, of van het schrapen met de mestschuif op de loopgang, is een opslagcapaciteit van 6 of 9 maanden vereist. Deze mest, weliswaar rijk aan stro, doch met een droge stof gehalte van 13 - 15 %, moet ingevolge de definities van Vlarem II (zie § 2) als mengmest worden beschouwd. (Hetzelfde geldt voor de mest afkomstig van de wachtruimte voor het melkvee, ).
Categorie
Opslagcapaciteit voor “stalmest” voor 3 maanden (m3/dierplaats)
Opslagcapaciteit voor strorijke mengmest afkomstig van de loopgang met mechanische mestverwijdering of mengmest afkomstig van de loopgang met roosters (of van de wachtruimte voor het melkvee) voor 6 maanden (m3/dierplaats)
zoogkoeien, reformekoeien, runderen > 2 jaar
2,8
4,35
melkvee
3,3
5,25
runderen < 1 jaar
0,7
1,00
runderen 1-2 jaar
1,8
2,7
vleesstieren 6-12 maand
1,4
2,25
vleesstieren > 1 jaar
2,7
4,2

§ 4 Volledig ingestrooide loopstallen voor rundvee (“potstallen”)

Het betreft stallen met een volledig ingestrooide lig- en loopruimte.
De urine wordt volledig geabsorbeerd door het stro.
Er wordt bijgevolg geen afzonderlijke gier- of mengmestopslag voorzien. Het stroverbruik bedraagt 0,6 ā 1 kg/dag/m2 ingestrooide oppervlakte.
Overeenkomstig de bemerkingen onder § 2 wordt aangeraden voor “stalmest” een opslagcapaciteit voor 3 maanden te voorzien buiten de loop- en ligruimte van de stal. De loop- en ligruimte dient zodanig te worden uitgevoerd dat het strooisel niet eerder dan na 3 maanden dient te worden verwijderd. Daar deze ruimte blijft dienst doen als ligplaats voor de dieren wordt zij niet beschouwd als “een opslagplaats voor dierlijke mest” zoals bedoeld in rubriek 28.2. van de lijst en indeling van de als hinderlijk beschouwde inrichtingen (bijlage 1 van VLAREM I).
Categorie
Opslagcapaciteit voor “stalmest” voor 3 maanden (m3/dierplaats)
Opslagcapaciteit voor dierlijke mest of mengmest voor 6 maanden (m3/dierplaats)
zoogkoeien, reformekoeien, runderen > 2 jaar
3,0
-
melkvee
6,9
-
runderen < 1 jaar
1,5
-
runderen 1 - 2 jaar
3,0
-
vleesstieren 6 - 1 2 maand
2,9
-
vleesstieren > 1 jaar
3,0
-

§ 5 Volledig ingestrooide varkensstallen (“potstallen”)

Het betreft stallen met een volledig ingestrooide lig- en loopruimte.
De urine wordt volledig geabsorbeerd door het stro.
Er wordt bijgevolg geen afzonderlijke gier- of mengmestopslag voorzien.
Overeenkomstig de bemerkingen onder § 2 wordt aangeraden voor de “stalmest” een opslagcapaciteit voor 3 maanden te voorzien buiten de loop- en ligruimte van de stal. De loop- en ligruimte dient zodanig te worden uitgevoerd dat het strooisel niet eerder dan na 3 maanden dient te worden verwijderd. Daar deze ruimte blijft dienst doen als ligplaats voor de dieren wordt zij niet beschouwd als “een opslagplaats voor dierlijke mest” zoals bedoeld in rubriek 28.2. van de lijst en indeling van de als hinderlijk beschouwde inrichtingen (bijlage 1 van VLAREM I).
Categorie
Opslagcapaciteit voor “stalmest” voor 3 maanden (m3/dierplaats)
Opslagcapaciteit voor dierlijke mest of mengmest voor 6 maanden m3/dierplaats)
zeugen:
• groepshuisvesting voor lege en drachtige zeugen
2,4
-
vleesvarkens:
• gewoon
0,7
-
• diepstrooiselstal (*)
-
-
(*)
Gegevens nog onvoldoende bekend.

§ 6 Stallen voor kippen gehouden op de grond

Vleeskippen en moederdieren worden uitsluitend op de grond gehouden. De mest, bestaande uit een mengsel van gehakseld stro of houtkrullen, enz. enerzijds en uitwerpselen anderzijds wordt verwijderd en onmiddellijk afgevoerd van het bedrijf na elke “ronde”, dit is de cyclus na dewelke de dieren vervangen worden.
Het systeem is dus te vergelijken met het potstalsysteem. Er wordt dus evenmin een afzonderlijke mestopslagruimte buiten de stal voorzien.
Categorie
Mestproductie
opfok leghennen
• volstrooisel
4 kg/ronde/dierplaats
• gedeeltelijk rooster
4,8 kg/ronde/dierplaats
• rolrooster
7,2 kg/ronde/dierplaats
leghennen
• volstrooisel
24 kg/jaar/dierplaats
• gedeeltelijk rooster
29 kg/jaar/dierplaats
• volrooster
45 kg/jaar/dierplaats
opfok slachtkuiken moederdieren
• volstrooisel
4,7 kg/ronde/dierplaats
• gedeeltelijk rooster
5,9 kg/ronde/dierplaats
• volrooster
9,0 kg/ronde/dierplaats
slachtkuiken moederdieren
• volstrooisel
28,6 kg/jaar/dierplaats
• gedeeltelijk rooster
37,0 kg/jaar/dierplaats
slachtkuikens
slachtkuikens
1,5 kg/ronde/dierplaats
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 208 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 306).
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 208 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 306).