Meer info
     

22/05/2019 KB noodplanning
Koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen

Hoofdstuk III Disciplines

Artikel 8

Elke discipline stelt een monodisciplinair interventieplan op, in overeenstemming met de vastgelegde modaliteiten daaromtrent.

Artikel 9

§ 1

Discipline 1 heeft betrekking op de hulpverleningsoperaties.

§ 2

De opdrachten betreffende de hulpverleningsoperaties omvatten onder meer de volgende taken:
de opdrachten uitoefenen betreffende de hulpverleningsoperaties voorzien door artikel 11, § 1, 1°, 3° en 4° van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;
het uitvoeren van de opvorderingen zoals beslist in het kader van de opdrachten zoals bedoeld in artikel 11 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, overeenkomstig artikel 181 van diezelfde wet;
in afwachting van de oprichting van de CP-Ops, de bevoegde overheid en de 112-noodcentrale informeren, en de operationele coördinatie met de andere disciplines garanderen;
de redding van de bevolking in de rode zone, zoals bedoeld in artikel 38, § 1, 1° van dit besluit garanderen, inclusief het schuilen of de evacuatie indien nodig, wanneer door de aard van de noodsituatie bijzondere beschermingsuitrusting noodzakelijk is.

§ 3

De taken van discipline 1 worden uitgevoerd door de hulpverleningszones en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 juni 2014 tot bepaling van de opdrachten en taken van de civiele veiligheid uitgevoerd door de hulpverleningszones en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen.

§ 4

De operationele directie van discipline 1 berust bij de directeur van de hulpverleningszone, hierna “Dir-Bw” genoemd.
De Dir-Bw is de officier met de hoogste graad van de hulpverleningszone op wiens grondgebied de interventie plaatsvindt, die aanwezig is op het interventieterrein. Bij gelijkheid van graad heeft de oudste in graad voorrang. De commandant van de territoriaal bevoegde zone kan een andere officier van de hulpverleningszone aanduiden voor de operationele directie van discipline 1.

§ 5

De beleidsdirectie van discipline 1 berust bij de commandant van de territoriaal bevoegde zone, overeenkomstig het koninklijk besluit van 26 maart 2014 tot vaststelling van het functieprofiel van de commandant van een hulpverleningszone en van de nadere bepalingen voor zijn selectie en zijn evaluatie, of bij de vertegenwoordiger die hij aanduidt, en hierna “Dir-D1” genoemd.

Artikel 10

§ 1

Discipline 2 heeft betrekking op de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening.

§ 2

De opdrachten betreffende de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening omvatten onder meer volgende taken:
de medische keten oprichten;
geneeskundige en psychosociale zorgen aan de getroffenen toedienen;
de getroffenen vervoeren;
de noodzakelijke maatregelen nemen ter bescherming van de volksgezondheid;
de nodige infrastructuur opzetten en beheren, waaronder het onthaal- en huisvestingscentrum voor de getroffenen, het telefoon informatiecentrum, het centraal informatiepunt en de vooruitgeschoven medische post (VMP) gevalideerd door de directeur medische hulpverlening bedoeld in § 4 van dit artikel, zoals voorgeschreven door het koninklijk besluit van 2 februari 2007 tot bepaling van de functie van directeur medische hulpverlening en het toepassingsgebied ervan, in overleg met de directeur van de Commandopost Operaties;
de lijsten van getroffenen opstellen.

§ 3

De taken van discipline 2 worden uitgevoerd door die diensten die deelnemen aan de uitvoering van de dringende geneeskundige hulpverlening, alsook door de diensten opgenomen in het monodisciplinair interventieplan, waaronder het medisch interventieplan en het psychosociaal interventieplan.

§ 4

De operationele directie van discipline 2 berust bij de directeur medische hulpverlening, hierna “Dir-Med” genoemd.
De Dir-Med wordt aangeduid overeenkomstig de monodisciplinaire interventieplannen van discipline 2, onder meer het medisch interventieplan.

§ 5

De beleidsdirectie van discipline 2 berust bij de verantwoordelijke van de discipline zoals aangeduid overeenkomstig het monodisciplinair interventieplan van discipline 2, hierna “Dir-D2” genoemd, die wordt bijgestaan door de Psychosociaal Manager, hierna “PSM” genoemd.

Artikel 11

§ 1

Discipline 3 heeft betrekking op de politie van de plaats van de noodsituatie.

§ 2

De opdrachten betreffende de politie van de plaats van de noodsituatie omvatten onder meer de volgende taken:
de openbare orde handhaven en herstellen;
de toegangs- en evacuatiewegen vrijhouden, het verkeer omleiden en, indien nodig, de toegang voor de interventiediensten en de middelen naar de plaats van de noodsituatie vergemakkelijken;
de perimeters installeren, fysiek afbakenen, signaleren en bewaken, alsook de toegang naar de zones bedoeld in artikel 38 van dit besluit controleren, met uitzondering van de opdrachten die door discipline 1 worden uitgeoefend in de rode zone, wanneer door de aard van de noodsituatie bijzondere beschermingsuitrusting nodig is;
de beschermingsmaatregelen voor de bevolking en goederen uitvoeren zoals beslist door de bevoegde overheid;
de overledenen identificeren;
bijstand verlenen aan het gerechtelijk onderzoek.

§ 3

Deze taken worden uitgevoerd door de leden van de federale en/of de lokale politie, overeenkomstig de wet op het politieambt en de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geďntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

§ 4

De operationele directie van discipline 3 berust bij de directeur politie, hierna “Dir-Pol” genoemd.
De Dir-Pol is de vertegenwoordiger van het politieniveau aangeduid overeenkomstig het monodisciplinair interventieplan van discipline 3.

§ 5

De beleidsdirectie van discipline 3 berust bij de verantwoordelijke van de discipline zoals aangeduid in toepassing van de artikels 7/1 tot 7/3 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, hierna “Dir-D3” genoemd.

Artikel 12

§ 1

Discipline 4 heeft betrekking op de logistieke steun.

§ 2

De opdrachten betreffende de logistieke steun omvatten onder meer de volgende taken:
de gespecialiseerde logistieke steun inzake personeel en materiaal garanderen voor de bevoegde actoren, met inbegrip van de disciplines, de CP-Ops en het (de) coördinatiecomité(s);
een coördinatie-infrastructuur en de technische en personeelsmiddelen ten uitvoer leggen voor de communicatie tussen de bevoegde actoren, met inbegrip van de disciplines, de CP-Ops en het (de) coördinatiecomité(s);
de bevoorrading van levensmiddelen en drinkwater organiseren voor de interventiediensten en de getroffenen, en hen sanitair aanleveren;
diverse werken uitvoeren.

§ 3

De taken van discipline 4 zoals bedoeld in § 2, 1° en 2° van dit artikel worden hoofdzakelijk uitgeoefend door de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, de hulpverleningszones, Defensie, volgens het subsidiariteitsprincipe, alsook door elke andere gespecialiseerde openbare of private dienst waarop de bevoegde overheid een beroep doet.
De andere taken zoals bedoeld in § 2, 3° en 4° van dit artikel worden voornamelijk uitgeoefend door de andere openbare of private diensten.

§ 4

De operationele directie van discipline 4 berust bij de directeur logistiek, hierna “Dir-Log” genoemd.
De Dir-Log is het lid met de hoogste graad van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, tenzij de Dir-CP-Ops daar anders over beslist in functie van de operationele inzet.

§ 5

De beleidsdirectie van discipline 4 berust bij de verantwoordelijke van de discipline zoals aangeduid overeenkomstig het nood- en interventieplan van de bevoegde overheid, hierna “Dir-D4” genoemd.

§ 6

De operationele eenheden van de Civiele Bescherming treden van ambtswege op bij noodsituaties waarbij de provinciale fase of de federale fase, zoals bedoeld in artikel 23 van dit besluit, wordt afgekondigd.

Artikel 13

§ 1

Discipline 5 heeft betrekking op de alarmering van en de informatie aan de bevolking.

§ 2

De opdrachten betreffende de alarmering van en de informatie aan de bevolking omvatten onder meer de volgende taken:
tijdens de noodsituatie:
onverminderd de wettelijke bepalingen, de getroffenen zo snel mogelijk alarmeren via de meest geschikte alarmeringskanalen in functie van de noodsituatie, en indien nodig wordt de alarmering afgedwongen door middel van politiemaatregelen, uitgevoerd door de bevoegde politieoverheid;
toezien op de opvolging en de analyse van de behoeften en percepties van de bevolking, de media en specifieke doelgroepen;
de bevolking informeren over de situatie, over de maatregelen genomen door de bevoegde actoren en over de te volgen aanbevelingen voor haar veiligheid;
de verschillende directe en indirecte communicatiekanalen van de bevolking en van de geďdentificeerde doelgroepen op de meest geschikte wijze tot stand brengen en gebruiken, rekening houdend met de noodsituatie;
opvangen en informeren van de pers.
na de noodsituatie:
de bevolking informeren over de te volgen aanbevelingen om terug te keren naar de meest normaal mogelijke situatie;
toezien op de totstandbrenging van een voortdurende, gecoördineerde en coherente informatie aan de bevolking, samen met de betrokken overheden en diensten.

§ 3

De opdrachten van discipline 5 worden uitgevoerd onder coördinatie van de bevoegde overheid.

§ 4

De operationele directie van discipline 5 berust bij de directeur informatie, hierna “Dir-Info” genoemd.
De Dir-Info wordt door de bevoegde overheid aangeduid.

§ 5

De beleidsdirectie van discipline 5 berust bij de verantwoordelijke van de discipline zoals aangeduid overeenkomstig het nood- en interventieplan van de bevoegde overheid, hierna “Dir-D5” genoemd.
De functie van Dir-D5 is geofficialiseerd door een persoonlijke identificatiekaart, afgeleverd volgens de voorwaarden en de modaliteiten die door de bevoegde minister worden vastgesteld.

Artikel 14

De functies van operationele directeur, beleidsdirecteur, Dir-CP-Ops, zoals bedoeld in artikel 18 van dit besluit, en desgevallend directeur van een monodisciplinaire commandopost zijn niet cumuleerbaar.