Meer info
     

27/11/2015 Besluit omgevingsvergunning
Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

(BS 23 februari 2016 (ed. 1))
Gelet op verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
Gelet op verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;
Gelet op verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad;
Gelet op verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie;
Gelet op verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur;
Gelet op verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006;
Gelet op verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden;
Gelet op verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten);
Gelet op verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad;
Gelet op verordening (EG) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn;
Gelet op verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad;
Gelet op verordening (EU) nr. 592/2014 van de Commissie van 3 juni 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 voor wat betreft het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als brandstof in stookinstallaties;
Gelet op het verdrag inzake milieu-effectenrapportage in grensoverschrijdend verband, ondertekend in Espoo op 25 februari 1991;
Gelet op het verdrag betreffende de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, ondertekend in Helsinki op 17 maart 1992;
Gelet op het verdrag betreffende de toegang tot informatie, inspraak bij de besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, ondertekend in Aarhus op 25 juni 1998;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en artikel 87;
Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 3.2.1, artikel 3.2.2, artikel 3.2.6, artikel 3.3.2, artikel 3.5.1, artikel 4.3.3, artikel 4.3.4, artikel 4.3.8, § 4, artikel 4.3.9, artikel 4.5.1, artikel 4.5.2, artikel 4.5.6, artikel 4.5.7, artikel 4.5.8, artikel 5.2.1, artikel 5.2.2, artikel 5.4.1, artikel 5.4.3, artikel 5.4.5, artikel 5.4.6, artikel 5.4.8, artikel 5.4.10, artikel 5.4.11, artikel 5.4.12, artikel 5.4.14 en artikel 5.5.2;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, 77quater, eerste lid, 1°, 2°, 4° en 7°, en 77quinquies, eerste lid;
Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, artikel 36ter, § 3;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 4.2.2, § 1, eerste lid, artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, artikel 4.7.26, § 2, artikel 5.3.1, § 4, artikel 5.6.7, § 1, derde lid;
Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, artikel 11;
Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 2, eerste lid, 2°, c), artikel 8, vierde lid, artikel 9, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, artikel 10, eerste en tweede lid, artikel 11, § 4 en § 5, artikel 14, artikel 15, tweede lid, artikel 16, § 1 en § 3, artikel 17, § 2, eerste lid, 4°, en tweede lid, artikel 18, tweede en derde lid, artikel 23, vierde lid, artikel 24, eerste lid, artikel 25, eerste lid, artikel 26, eerste lid, artikel 31, 33, derde lid, artikel 36, 37, tweede en derde lid, artikel 38, eerste lid, artikel 42, eerste lid, artikel 43, eerste lid, artikel 47, derde lid, artikel 50, 56, derde lid, artikel 57, eerste lid, artikel 59, eerste lid, artikel 60, eerste lid, artikel 61, eerste lid, artikel 62, 65, 66, § 4, artikel 67, artikel 69, § 3, artikel 70, § 4, artikel 72, 73, 79, tweede lid, artikel 82, 83, 87, 88, 89, artikel 90, 91, 98, 99, § 2, 3°, artikel 108, 226, 336, 387, 390, 396, eerste en tweede lid, en artikel 397;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 1997 houdende delegatie van de bepaling van de vorm van modelformulieren inzake ruimtelijke ordening;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de wijziging van waterkeringen, overstromingsbekkens, wachtbekkens en toegangswegen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2000 tot bepaling van de categorieën van bedrijven waarvoor en de gebieden waarbinnen artikel 5.6.7, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening niet kan worden toegepast;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsaanvragen en aanvragen tot verkavelingswijziging;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van nadere regels voor de samenstelling, de organisatie en de werkwijze van de provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 mei 2000 ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2002 tot uitvoering van het Hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en Hoofdstuk IVbis van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2002 houdende de nadere bepaling van de regels en bevoegdheden voor de uitvoering van het decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen op de onbevaarbare waterlopen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2003 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van rundvee;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 ter uitvoering van de bepalingen over de oprichting en de organisatie van het Garantiefonds voor Huisvesting in het kader van PPS-projecten sociale huisvesting;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van “Toerisme voor Allen”;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 houdende het toekennen van een gewestbijdrage aan grijswaterleveranciers voor de uitbouw van grijswatercircuits ter bescherming van de kwetsbare watervoerende lagen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 inzake de minimale weguitrusting;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 betreffende de toewijzing, het gebruik en de overname van de nutriëntenemissierechten en betreffende de bedrijfsontwikkeling na bewezen mestverwerking;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak, de actualisering en de financiering van het register van de onbebouwde percelen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 betreffende de samenstelling, organisatie en werking van de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening (VLACORO);
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
Gelet op het Soortenbesluit van 15 mei 2009;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende sommige aspecten van de planbatenheffing;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een verkavelingsvergunning;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot aanwijzing van de instanties die over een vergunningsaanvraag advies verlenen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering 24 juli 2009 tot regeling van sommige onderdelen van de administratieve beroepsprocedure inzake stedenbouwkundige of verkavelingsvergunningen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010 betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is;
Gelet op het VLAREL van 19 november 2010;
Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de procedure en de uitvoeringsmodaliteiten voor het voorbereiden, het uitvoeren en het opvolgen van de projecten in het projectgrindwinningscomité;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende bepalingen van rechten en plichten van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en hun klanten met betrekking tot de levering van water bestemd voor menselijke consumptie, de uitvoering van de saneringsverplichting en het algemeen waterverkoopreglement;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder investeringssubsidies kunnen worden toegekend aan toeristische logiezen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties, luchtvaartactiviteiten en de inzet van flexibele mechanismen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende toerismesubsidies;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2013 tot bepaling van de nadere regels inzake het planologisch attest;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan;
Gelet op het Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de voorafgaande vergunning voor centra voor kortverblijf en woonzorgcentra en tot wijziging van de regels betreffende de voorafgaande vergunning en de erkenning van die centra;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 houdende vaststelling van de regels inzake het lozen van bedrijfsafvalwater op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie;
Gelet op het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014;
Gelet op titel III van het VLAREM van 16 mei 2014;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 mei 2014;
Gelet op de adviezen van de SARO, gegeven op 24 september 2014 en 28 januari 2015;
Gelet op de adviezen van de Mina-Raad, gegeven op 25 september 2014 en 5 februari 2015;
Gelet op de adviezen van de SERV, gegeven op 29 september 2014 en 9 februari 2015;
Gelet op de adviezen van de SALV, gegeven op 26 september 2014 en 6 februari 2015;
Gelet op de adviezen van de MORA, gegeven op 26 september 2014 en 30 januari 2015;
Gelet op het protocol nr. 344.1120, houdende de conclusies van de onderhandelingen van 11 mei 2015, die gevoerd werden in het sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap Vlaams Gewest;
Gelet op het protocol nr. 2015/2, houdende de conclusies van de onderhandelingen die op 10 juni 2015 gevoerd werden in de onderafdeling “Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap” van de eerste afdeling van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op advies nr. 57.671/1/V van de Raad van State, gegeven op 14 augustus 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
(...)

Titel 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Europees kader

Artikel 1

Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de volgende Europese richtlijnen:
richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater;
richtlijn 1999/31/EG van de Raad 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen;
richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid;
richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad;
richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG;
richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG;
richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen;
richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG;
richtlijn 2009/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden;
10°
richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad;
11°
richtlijn 2009/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen;
12°
richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging);
13°
richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten;
14°
richtlijn 2012/18/EU van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad;
15°
richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG;
16°
uitvoeringsbesluit van de Commissie van 7 mei 2012 betreffende de vaststelling van opstart- en stilleggingsperioden voor de toepassing van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies.

Hoofdstuk 2 Definities

Artikel 2

In dit besluit wordt verstaan onder:
adviserend schepencollege: het college van burgemeester en schepenen van het ambtsgebied waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, of de gemeentelijke omgevingsambtenaar als die conform artikel 24, tweede lid, artikel 42, tweede lid, of artikel 59, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014 advies verleent;
afdeling, bevoegd voor het toezicht Volksgezondheid: de [subentiteit van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid];
[...]
afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving: [de subentiteit van het departement, bevoegd voor de milieuhandhaving];
afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen: [de subentiteit van het departement, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen];
afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage: [de subentiteit van het departement, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage];
afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning: [de subentiteit van het departement, bevoegd voor de milieuaspecten in de omgevingsvergunning];
afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning: [de subentiteit van het departement, bevoegd voor de aspecten ruimtelijke ordening in de omgevingsvergunning];
ARBIS: het Koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;
10°
beveiligde zending: een van de onderstaande betekeningswijzen:
a)
een analoge zending: een aangetekende brief of een afgifte tegen ontvangstbewijs;
b)
een digitale zending: een zending via het omgevingsloket of het uitwisselingsplatform, op voorwaarde dat de gegevens worden uitgewisseld conform de bepalingen van dit besluit;
11°
bevoegde autoriteit: de bevoegde autoriteit van het betrokken gewest, de betrokken EU-lidstaat of een verdragspartij bij het Verdrag van Espoo, respectievelijk het Verdrag van Helsinki;
12°
[bevoegde bestuur: de bevoegde overheid, haar omgevingsambtenaar of een persoon die gemachtigd is door de bevoegde overheid of haar omgevingsambtenaar;]
13°
bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten: de projecten of veranderingen van projecten die uitsluitend mobiele of verplaatsbare inrichtingen of activiteiten omvatten als vermeld in artikel 5.1.1, 10°, van het DABM over twee of meer gemeenten, of twee of meer provincies;
14°
decreet van 25 april 2014: het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
15°
[departement: het Departement Omgeving;]
16°
[...]
17°
GOVC: de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie;
18°
GPBV-installatie: een vaste technische eenheid waarin een of meer van de activiteiten en processen, vermeld in de indelingslijst en aangeduid met de letter X in de vierde kolom van de indelingslijst, alsook andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de voormelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;
19°
indelingslijst: de lijst, opgenomen als bijlage 1 bij titel II van het VLAREM;
20°
indelingsrubriek: een bepaalde categorie van inrichtingen of activiteiten die in de indelingslijst wordt aangewezen door een nummer. In de indelingslijst wordt elke onderverdeling in een bepaalde categorie van inrichtingen of activiteiten die over een eigen nummer beschikt, als een afzonderlijke indelingsrubriek beschouwd;
21°
ingedeelde inrichting of activiteit: één inrichting of activiteit en de aanhorigheden ervan op een bepaalde locatie of, in voorkomend geval, verschillende inrichtingen of activiteiten en de aanhorigheden ervan op een bepaalde locatie die voor hun exploitatie als een samenhangend technisch geheel moeten worden beschouwd. Het feit dat verschillende inrichtingen en activiteiten een verschillend eigendomsstatuut hebben, belet niet dat ze door hun onderlinge technische samenhang als één ingedeelde inrichting of activiteit kunnen worden beschouwd;
22°
Natuurdecreet: het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
23°
Omgevingsfonds: het begrotingsfonds Omgevingsfonds, vermeld in artikel 11 van het decreet van 25 april 2014;
24°
omgevingsloket: het digitale loket, vermeld in artikel 147, derde lid;
25°
OVR: een omgevingsveiligheidsrapport als vermeld in artikel 4.1.1, § 1, 10°, van het DABM;
26°
passende beoordeling: een passende beoordeling als vermeld in artikel 36ter, § 3, van het Natuurdecreet;
27°
POVC: de provinciale omgevingsvergunningscommissie;
28°
[...]
29°
project-MER: een milieueffectrapport over een project als vermeld in artikel 4.1.1, § 1, 8°, van het DABM;
30°
Seveso-inrichting: een inrichting als vermeld in rubriek 17.2 van de indelingslijst;
31°
titel II van het VLAREM: het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;
32°
uitwisselingsplatform: het digitale platform, vermeld in artikel 147, eerste lid;
33°
Verdrag van Espoo: het verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, ondertekend in Espoo op 25 februari 1991, en bijlage I, II, III, IV, V, VI en VII;
34°
Verdrag van Helsinki: het verdrag betreffende de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, ondertekend in Helsinki op 17 maart 1992.
Tenzij bij dit besluit een andersluidende definitie is bepaald, zijn de volgende definities van toepassing in dit besluit:
de definities, vermeld in artikel 1.1.2 en 4.1.1 van de VCRO;
de definities, vermeld in artikel 5.1.1 en 5.1.2 van het DABM;
de definities, vermeld in titel II van het VLAREM;
[de definities, vermeld in artikel 2 van het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid;]
[de definities, vermeld in artikel 2 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.]
Wetshistoriek
Lid 1:
2° gewijzigd bij art. 323 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 30 juni 2023 (ed. 1));
3° opgeheven bij art. 186 B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221);
4° gewijzigd bij art. 241, 2° B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262);
5° gewijzigd bij art. 241, 3° B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262);
6° gewijzigd bij art. 241, 4° B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262);
7° gewijzigd bij art. 241, 5° B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262);
8° gewijzigd bij art. 241, 6° B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262);
12° vervangen bij art. 118 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
15° vervangen bij art. 241, 7° B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262);
16° opgeheven bij art. 241, 8° B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262);
28° opgeheven bij art. 23, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).
Lid 2, 4° en 5° ingevoegd bij art. 23, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Voorgeschiedenis
Lid 1, 3° gewijzigd bij art. 241, 1° B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).

Hoofdstuk 3 Omgevingsfonds

Artikel 3

De leidend ambtenaar van het departement wordt aangesteld als inhoudelijk ordonnateur van het Omgevingsfonds. De leidend ambtenaar van het departement kan zijn bevoegdheden van inhoudelijk ordonnateur van het Omgevingsfonds delegeren aan personeelsleden van niveau A van het departement.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 242 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).

Artikel 4

Op het einde van ieder kwartaal worden een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt.
De Vlaamse Regering legt de staten, vermeld in het eerste lid, door bemiddeling van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, voor aan het Rekenhof. De verantwoordingsstukken worden bewaard bij de instantie die deze heeft opgemaakt.

Artikel 5

§ 1 [

De leidend ambtenaar van het departement wordt aangesteld als beheerder van het Omgevingsfonds. De leidend ambtenaar van het departement kan de bevoegdheid, vermeld in dit hoofdstuk, overdragen aan ambtenaren van niveau A van het departement. Die ambtenaren mogen niet als ordonnateur van het Omgevingsfonds worden voorgedragen of benoemd.
]

§ 2

De beheerder is bevoegd om:
bestekken voor werken, leveringen of diensten, of de bescheiden die ze vervangen, goed te keuren;
de wijze te kiezen waarop de opdrachten worden gegund;
opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten te gunnen en te zorgen voor de uitvoering ervan.
De machtiging, vermeld in het eerste lid, geldt alleen binnen de beschikbare kredieten.

§ 3

De beheerder is belast met de eenvoudige uitvoering van de opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten die in het kader van het functioneren van het Omgevingsfonds worden gegund door de Vlaamse Regering of de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu. Onder eenvoudige uitvoering wordt verstaan: het nemen van alle maatregelen en beslissingen om de opdracht binnen de aanneming te realiseren, met uitzondering van de maatregelen en beslissingen die een beoordeling door de gunnende overheid vereisen.

§ 4

De beheerder is bevoegd om:
met betrekking tot de opdrachten, vermeld in paragraaf 2 en 3:
a)
gemotiveerde afwijkingen toe te staan van de essentiële bepalingen en voorwaarden conform artikel 9 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken;
b)
boeten kwijt te schelden, na advies van de bevoegde juridische afdeling over de gegrondheid en de ontvankelijkheid van de kwijtschelding;
met betrekking tot de opdrachten, vermeld in paragraaf 2 en 3:
a)
prijsherzieningen die voortvloeien uit de overeenkomsten in kwestie, goed te keuren zonder beperking van bedrag;
b)
andere verrekeningen dan de voormelde herzieningen, ramingstaten en de daaraan verbonden termijnverlengingen goed te keuren voor zover daaruit geen totale extra uitgaven van meer dan 25 % voortvloeien en de uitgaven niet meer bedragen dan 250.000 euro.

§ 5

De beheerder is bevoegd om allerlei uitgaven die buiten de toepassing van de wetgeving op de overheidsopdrachten vallen en die betrekking hebben op de uitvoering van de taken van het Omgevingsfonds, goed te keuren tot een bedrag van maximaal 62.500 euro per beslissing, voor zover het niet gaat om subsidies.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 243 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).

Titel 2 Vooroverleg en projectvergadering

Artikel 6

Met behoud van de mogelijkheid van informeel vooroverleg kan een initiatiefnemer de bevoegde overheid verzoeken een projectvergadering te organiseren voor projecten of voor veranderingen aan projecten waarvoor, als ze het voorwerp zouden uitmaken van een vergunningsaanvraag, het advies van de POVC of de GOVC vereist is[...].
[Voor de projecten of veranderingen aan projecten waarvoor de toepassing is vereist van artikel 3, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester, kan de bevoegde overheid, op verzoek van de initiatiefnemer, beslissen om een projectvergadering te houden.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 119 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 3 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Artikel 7

§ 1

Het verzoek om een projectvergadering wordt ingediend met een beveiligde zending bij de overheid die conform artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 bevoegd is voor de vergunningsaanvraag.

§ 2

Bij een verzoek om een projectvergadering wordt een projectstudie gevoegd.
De projectstudie omvat ten minste:
de naam, de hoedanigheid en het adres van de initiatiefnemer;
een omschrijving van het project of de verandering eraan;
de ligging en de beschrijving van de gronden waarop het project betrekking heeft;
in voorkomend geval en als ze al bekend zijn, de indelingsrubrieken die op de exploitatie van de ingedeelde inrichting [of activiteit] van toepassing zullen zijn;
een omschrijving van de ruimtelijke uitwerking van het project of de verandering eraan;
in voorkomend geval een omschrijving van de mogelijke hinder en risico's die de exploitatie van de ingedeelde inrichting [of activiteit] voor mens en leefmilieu zou kunnen veroorzaken.

§ 3

De initiatiefnemer vermeldt in zijn verzoek de contactgegevens van eventuele derde-belanghebbenden van wie hij het wenselijk acht dat ze voor de projectvergadering worden uitgenodigd.
Wetshistoriek
§ 2, lid 2:
4° gewijzigd bij art. 120, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
6° gewijzigd bij art. 120, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 8

§ 1

Het bevoegde bestuur is belast met de organisatie van een projectvergadering met:
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3];
het adviserend schepencollege;
de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, in geval van:
a)
een project of een verandering daaraan, als vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage;
b)
een project waarvoor een OVR moet worden opgesteld.
De vergadering wordt gehouden binnen een termijn van zestig dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om een projectvergadering.
Het bevoegde bestuur stelt het verzoek en de projectstudie uiterlijk dertig dagen voor de datum van de projectvergadering ter beschikking van de adviesinstanties, het adviserend schepencollege en, in voorkomend geval, de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage.

§ 2

Op basis van de elementen die zijn opgenomen in de projectstudie, vermeld in artikel 7, § 2, formuleren de adviesinstanties, [vermeld in artikel 35, 37, 38/1 of 38/3], uiterlijk op het moment van de projectvergadering hun opmerkingen over het geplande project of de verandering eraan, en suggereren ze eventuele projectbijsturingen die ze nodig of nuttig achten.

§ 3

De derde-belanghebbenden die de bevoegde overheid met toepassing van artikel 8, derde lid, van het decreet van 25 april 2014 heeft uitgenodigd, worden gehoord.

§ 4

Van het overleg wordt een ontwerp van verslag opgesteld.
Het bevoegde bestuur stelt het ontwerp van verslag binnen een termijn van dertig dagen na de projectvergadering ter beschikking van:
de initiatiefnemer;
de adviesinstanties, [vermeld in artikel 35, 37, 38/1 of 38/3];
het adviserend schepencollege;
de derde-belanghebbenden die aanwezig waren op de projectvergadering;
in voorkomend geval, de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage.
Alleen de personen en instanties die aanwezig waren op de projectvergadering, kunnen binnen een vervaltermijn van veertien dagen na de ontvangst van het ontwerp van verslag opmerkingen op het verslag bezorgen. De opmerkingen worden bij het verslag gevoegd. Het finale verslag wordt ter beschikking gesteld van de voormelde partijen.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 1° gewijzigd bij art. 24 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 2 gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 4, lid 2, 2° gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Titel 3 De vergunningverlening

Hoofdstuk 1 De bevoegde overheid

Artikel 9

De aanvraag wordt ingediend bij de overheid die bevoegd is conform artikel 15 van het decreet van 25 april 2014.

Hoofdstuk 2 Projecten waarvoor de gewestelijke omgevingsambtenaar bevoegd is om een beslissing te nemen

Wetshistoriek
Opschrift gewijzigd bij art. 121 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 10

De gewestelijke omgevingsambtenaar is [in eerste administratieve aanleg] bevoegd om een beslissing te nemen over de volgende vergunningsaanvragen:
de vergunningsaanvragen, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, waarvoor de Vlaamse Regering in eerste administratieve aanleg bevoegd is, als de aanvragen worden behandeld conform de vereenvoudigde vergunningsprocedure;
[de vergunningsaanvragen, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, waarvoor de Vlaamse Regering in eerste administratieve aanleg bevoegd is, als de aanvragen worden behandeld conform de gewone procedure en het advies van de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie in de desbetreffende aanleg niet hoeft te worden gevraagd.]
[De gewestelijke omgevingsambtenaar is bevoegd om een beslissing te nemen over beroepen tegen beslissingen over vergunningsaanvragen, waarvoor de deputatie in eerste administratieve aanleg bevoegd is, als de aanvragen behandeld zijn conform de vereenvoudigde vergunningsprocedure.]
[In procedures waarvoor de beslissingsbevoegdheid zich op gewestelijk niveau situeert, is de gewestelijke omgevingsambtenaar gemachtigd om:
te beslissen over de toepassing van:
a)
de administratieve lus, vermeld in artikel 13 van het decreet van 25 april 2014;
b)
het toestaan van wijzigingen aan de vergunningsaanvraag, vermeld in artikel 30, 45 en 64 van het decreet van 25 april 2014;
het vergunningsbesluit aan te passen conform artikel 79 van het decreet van 25 april 2014.
]
[De regeling, vermeld [in het eerste, tweede en derde lid]], houdt niet in dat de Vlaamse Regering de mogelijkheid om beslissingen te nemen, verliest.]
Wetshistoriek
Lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 25, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018);
2° vervangen bij art. 122, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Lid 2 ingevoegd bij art. 25, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).
Lid 3 ingevoegd bij art. 5, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Lid 4 ingevoegd bij art. 122, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en gewijzigd bij art. 5, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Lid 4 gewijzigd bij art. 25, 3° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).

Hoofdstuk 3 Toepassingsgebied van de gewone en de vereenvoudigde procedure

Artikel 11

Conform artikel 17, § 2, van het decreet van 25 april 2014 en met behoud van de toepassing van [artikel 17, § 3 en § 4,] van het decreet van 25 april 2014 is de vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing op een vergunningsaanvraag voor:
in geval van een project dat uitsluitend betrekking heeft op de vergunningsplichtige exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit:
a)
een beperkte verandering van een ingedeelde inrichting of activiteit als vermeld in artikel 12 van dit besluit;
b)
een ingedeelde inrichting of activiteit die uitsluitend tijdelijke inrichtingen of activiteiten omvat als vermeld in artikel 5.1.1, 11°, van het DABM, of de veranderingen daaraan;
c)
een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst;
d)
een verandering door wijziging of uitbreiding van een vergunningsplichtige ingedeelde inrichting of activiteit waarbij de aangevraagde verandering uitsluitend een indelingsrubriek van de derde klasse omvat;
e)
[een verandering door uitbreiding van een vergunningsplichtige ingedeelde inrichting of activiteit waarbij de aangevraagde verandering uitsluitend tijdelijke inrichtingen of activiteiten omvat als vermeld in artikel 5.1.1, 11°, van het DABM.]
in geval van een project dat uitsluitend betrekking heeft op vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen, het verkavelen van gronden of de bijstelling van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden: de projecten, vermeld in artikel 13 van dit besluit, of veranderingen daaraan;
[in geval van een project dat uitsluitend betrekking heeft op vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten met een netto handelsoppervlakte van maximaal 20.000 vierkante meter;]
[in geval van een project dat uitsluitend betrekking heeft op vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie als vermeld in artikel 9bis, § 7, en artikel 13, § 4 en § 5, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;]
[in geval van een project dat betrekking heeft op minstens twee van de vergunningsplichten, vermeld in artikel 5, 1°, van het decreet van 25 april 2014: de projecten, vermeld in artikel 14 van dit besluit, of veranderingen eraan.]
Wetshistoriek
Enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
1°, e) ingevoegd bij art. 123 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
3° vervangen bij art. 26, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
4° en 5° ingevoegd bij art. 26, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 12

De verandering van een vergund project die betrekking heeft op de vergunningsplichtige exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, wordt als een beperkte verandering beschouwd als de verandering geen betekenisvol bijkomend risico inhoudt voor de mens of het milieu en de hinder niet significant vergroot.
De volgende veranderingen van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit worden in elk geval geacht een betekenisvol bijkomend risico voor de mens of het milieu in te houden of de hinder significant te vergroten:
de verandering door wijziging en uitbreiding, waarbij de aangevraagde verandering een nieuwe indelingsrubriek met een inrichting of activiteit van de eerste of de tweede klasse omvat;
de verandering door toevoeging, vermeld in artikel 5.1.1, 12°, c), van het DABM;
de verandering die [een uitbreiding van een of meer vergunde inrichtingen of activiteiten] met meer dan 50 % inhoudt. De procentuele stijging van 50 % wordt bepaald ten opzichte van de ingedeelde inrichting of activiteit die is vergund na het doorlopen van een procedure met een openbaar onderzoek;
de verandering van een GPBV-installatie die significante negatieve effecten heeft voor de mens of het milieu en de verandering van een GPBV-installatie die op zich voldoet aan de drempelwaarden van een indelingsrubriek die is aangeduid met de letter X in de vierde kolom van de indelingslijst.
Wetshistoriek
Lid 2, 3° gewijzigd bij art. 124 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 13

De vereenvoudigde vergunningsprocedure is van toepassing op:
aanvragen voor projecten die stedenbouwkundige handelingen omvatten, de vergunningsaanvragen voor projecten of voor veranderingen daaraan, waarbij de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
a)
de handelingen worden uitgevoerd in een gebied waarvoor een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan, een bijzonder plan van aanleg of een niet-vervallen verkaveling bestaat, en het aangevraagde is in overeenstemming met de bepalingen van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan, het bijzonder plan van aanleg of de niet-vervallen verkaveling;
b)
de handelingen hebben geen betrekking op:
1)
i) het oprichten van gebouwen of constructies met een hoogte van meer dan twintig meter;
ii)
het verbouwen van lagere gebouwen of constructies waardoor die een hoogte van meer dan twintig meter bereiken;
iii)
het verhogen van gebouwen of constructies die hoger zijn dan twintig meter met meer dan vijf meter;
2)
het oprichten of wijzigen van infrastructuurwerken met een lengte van meer dan 500 meter;
3)
uitgevoerd buiten industriegebied in de ruime zin:
i)
het oprichten van gebouwen of constructies met een bruto grondoppervlakte van meer dan 500 vierkante meter;
ii)
het verbouwen van kleinere gebouwen en constructies waardoor die dezelfde oppervlakte bereiken;
iii)
het uitbreiden van gebouwen of constructies met meer dan 500 vierkante meter;
4)
uitgevoerd buiten een industriegebied in de ruime zin:
i)
het oprichten van gebouwen of constructies met een brutovolume van meer dan 3000 kubieke meter;
ii)
het verbouwen van kleinere gebouwen of constructies waardoor die een brutovolume van meer dan 3000 kubieke meter bereiken;
iii)
het uitbreiden van gebouwen of constructies met meer dan 3000 kubieke meter;
5)
uitgevoerd buiten een industriegebied in de ruime zin en telkens met een grondoppervlakte van meer dan 1000 vierkante meter:
i)
het ontbossen;
ii)
het aanmerkelijk wijzigen van het reliëf van de bodem;
iii)
het gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond;
iv)
het aanleggen of wijzigen van recreatieve terreinen;
6)
het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie van een bebouwd onroerend goed met het oog op een nieuwe functie, met een bruto grondoppervlakte van meer dan 500 vierkante meter;
7)
[aanvragen die afwijken van verkavelingsvoorschriften;]
8)
[...]
9)
aanvragen waarvoor de toepassing is vereist van artikel 4.4.1, 4.4.3, 4.4.6, [, 4.4.7, 4.4.9/1, 4.4.16] tot en met 4.4.23 en 4.4.26, § 2, van de VCRO;
aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of voor de bijstelling van een dergelijke omgevingsvergunning als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a)
de kavels waarop de aanvraag betrekking heeft, liggen in een gebied waarvoor een goedgekeurd provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg geldt;
b)
de aanvraag is in overeenstemming met het voor de kavels geldende plan, vermeld in punt a);
c)
het voor de kavels geldende plan, vermeld in punt a), bevat zowel bestemmingsvoorschriften als voorschriften voor de inplanting, de grootte en het uiterlijk van de constructies;
aanvragen van de militaire overheid tot oprichting van militaire installaties en gebouwen in gebieden die op de plannen van aanleg of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn als militair domein als ze voorkomen op een lijst die gevoegd is bij een protocol, gesloten tussen de minister van Landsverdediging en de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, dat in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
[...]
In het eerste lid wordt verstaan onder industriegebied in de ruime zin: elk gebied dat hoofdzakelijk bestemd is voor industrie en bedrijvigheid, zoals gebied voor vervuilende industrie, gebied voor milieubelastende industrie, gebied voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen, regionaal bedrijventerrein of lokaal bedrijventerrein.
Wetshistoriek
Lid 1, 1°:
b), 7) opgeheven bij art. 37 B.Vl.Reg. 16 december 2016 (BS 23 december 2016), met ingang van 23 februari 2017 (art. 40) en opnieuw opgenomen bij art. 27, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 en van toepassing op vergunningsaanvragen die worden ingediend vanaf 1 augustus 2018 (art. 76 en 80, 3°);
b), 8) opgeheven bij art. 37 B.Vl.Reg. 16 december 2016 (BS 23 december 2016), met ingang van 23 februari 2017 (art. 40);
b), 9) gewijzigd bij art. 27, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Lid 2 ingevoegd bij art. 125 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en opgeheven bij art. 7 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Artikel 14

Voor vergunningsaanvragen voor projecten of voor veranderingen aan projecten die [minstens twee van de vergunningsplichten, vermeld in artikel 5, 1°, van het decreet van 25 april 2014,] omvatten, is de vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
de vergunningsplichtige exploitatie valt onder de toepassing van artikel 11, 1°, a), b) en d);
de stedenbouwkundige handelingen vallen onder de toepassing van artikel 13;
[de kleinhandelsactiviteiten vallen onder de toepassing van artikel 11, 3°;]
[de vegetatiewijzigingen vallen onder de toepassing van artikel 11, 4°.]
Wetshistoriek
Enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 28, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
3° en 4° ingevoegd bij art. 28, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Hoofdstuk 4 De samenstelling van een aanvraag

Artikel 15

§ 1

De vergunningsaanvraag voor projecten of voor veranderingen aan projecten die [vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen, de vergunningsplichtige exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten, vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten of vergunningsplichtige vegetatiewijzigingen] omvatten wordt met een beveiligde zending ingediend bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014.
De vergunningsaanvrager gebruikt hiertoe;
het formulier, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;
de in het formulier aangewezen addenda uit de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
De vergunningsaanvraag omvat de gegevens die in het formulier en de desbetreffende addenda voorgeschreven zijn als verplicht in te vullen of bij te voegen.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn gemachtigd gezamenlijk het formulier en de addenda-bibliotheek, vermeld in het tweede lid, en de dossiersamenstelling te wijzigen, waarbij minstens de volgende gegevens worden gevraagd:
het voorwerp van de vergunningsaanvraag;
de identificatiegegevens van de plaats waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
plannen;
de relevante potentiële effecten op mens en milieu;
in voorkomend geval, gegevens omtrent de milieueffectrapportage of de omgevingsveiligheidsrapportage;
in voorkomend geval, gegevens omtrent de passende beoordeling;
de identificatiegegevens van de vergunningsaanvrager of de exploitant;
de identificatiegegevens van de architect als diens medewerking vereist is.

§ 2

De vergunningsaanvraag voor projecten die strekken tot het verkavelen van gronden, wordt met een beveiligde zending ingediend bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014.
De vergunningsaanvrager gebruikt hiertoe:
het formulier, opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd;
de in het formulier aangewezen addenda uit de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
De vergunningsaanvraag omvat de gegevens die in het formulier en de desbetreffende addenda voorgeschreven zijn als verplicht in te vullen of bij te voegen.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn gemachtigd gezamenlijk het formulier en de addenda-bibliotheek, vermeld in het tweede lid, en de dossiersamenstelling te wijzigen, waarbij minstens de volgende gegevens worden gevraagd:
het voorwerp van de vergunningsaanvraag;
de identificatiegegevens van de plaats waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
plannen;
de relevante potentiële effecten op mens en milieu;
in voorkomend geval, gegevens omtrent de milieueffectrapportage of de omgevingsveiligheidsrapportage;
in voorkomend geval, gegevens omtrent de passende beoordeling;
de identificatiegegevens van de vergunningsaanvrager.

[§ 3

Het bevoegde bestuur en de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, verzoeken, als dat nodig is, de vergunningsaanvrager om aanvullende informatie, overeenkomstig bijlage IIbis van het DABM, die rechtstreeks ter zake doet om te komen tot de gemotiveerde conclusie over de aanzienlijke milieueffecten van het project.
]
Wetshistoriek
§ 1, lid 1 gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 3 ingevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017).

Hoofdstuk 5 Het openbaar onderzoek

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 16
Als een openbaar onderzoek moet worden gehouden, duurt dat onderzoek dertig dagen en begint het binnen de periode van tien dagen:
na de datum waarop de vergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig is verklaard in geval van een eerste openbaar onderzoek in eerste aanleg;
in voorkomend geval, na de datum van de beslissing van de bevoegde overheid om een openbaar onderzoek te organiseren naar aanleiding van de toepassing van een administratieve lus of een wijziging van de vergunningsaanvraag.
Bij gebrek aan een ontvankelijk- en volledigverklaring begint de termijn van tien dagen, vermeld in het eerste lid, 1°, te lopen op de veertigste dag na de indiening van de vergunningsaanvraag.
De vergunningsaanvraag wordt bekendgemaakt door:
de aanplakking van een affiche op de plaats waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, conform artikel 20;
de publicatie op de website van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, conform artikel 21;
in voorkomend geval, de publicatie in een dag- of weekblad, conform artikel 22;
in voorkomend geval, de individuele kennisgeving, conform artikel 23;
de analoge of digitale terinzagelegging van de vergunningsaanvraag in het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, conform artikel 24;
in voorkomend geval, een informatievergadering, conform artikel 25.
In afwijking van het derde lid wordt een vergunningsaanvraag voor projecten of voor veranderingen aan projecten die uitsluitend mobiele of verplaatsbare inrichtingen of activiteiten omvatten, bekendgemaakt door:
de publicatie op de website van de bevoegde overheid, conform artikel 21;
in voorkomend geval, de publicatie in een dag- of weekblad, conform artikel 22;
de analoge of digitale terinzagelegging van de vergunningsaanvraag in:
a)
het gemeentehuis in geval van uitsluitend mobiele of verplaatsbare inrichtingen of activiteiten in één gemeente, conform artikel 24;
b)
het provinciehuis van de provincie of provincies waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten uitgevoerd zal worden, conform artikel 24;
in voorkomend geval, een informatievergadering, conform artikel 25.

Artikel 17
Als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd project-MER of OVR omvat, en de alternatieven, onderzocht in dit project-MER of OVR, zich uitstrekken over meer gemeenten dan de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, publiceren de gemeenten, waarop de alternatieven in het nog niet goedgekeurd project-MER of OVR betrekking hebben, op verzoek van het bevoegde bestuur, een mededeling op hun website waarin ze melden dat:
er een vergunningsaanvraag ingediend is in de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
er over de vergunningsaanvraag, vermeld in punt 1°, een openbaar onderzoek gehouden wordt in de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
de vergunningsaanvraag, vermeld in punt 1°, een project-MER of OVR bevat waarvan de alternatieven betrekking hebben op de betrokken gemeente.
De mededeling, vermeld in het eerste lid, gebeurt uiterlijk op de begindatum van het openbaar onderzoek en tot en met de laatste dag daarvan.
De gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, moet de mededeling, vermeld in het eerste lid, niet doen.

Artikel 18
[De gemeente stelt de tekst ter beschikking die gebruikt wordt voor de bekendmaking, vermeld in artikel 16, derde lid, 1° tot en met 4°, of vierde lid, 1° en 2°.]
De tekst, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende gegevens:
[op welke vergunningsplicht of vergunningsplichten, vermeld in artikel 5 van het decreet van 25 april 2014, de aanvraag betrekking heeft;]
1/1°
[een beknopte omschrijving van het voorwerp van de vergunningsaanvraag;]
de ligging van het voorwerp van de vergunningsaanvraag;
de naam van de aanvrager of exploitant. Als de aanvraag wordt ondertekend door een natuurlijk persoon namens een rechtspersoon, wordt alleen de naam van de rechtspersoon vermeld;
de overheid die bevoegd is voor de vergunningsaanvraag;
de overheid waarbij relevante informatie kan worden verkregen;
de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
de plaats waar de vergunningsaanvraag tijdens het openbaar onderzoek ter inzage ligt;
de mogelijkheid om standpunten, opmerkingen en bezwaren in te dienen over de vergunningsaanvraag of, in voorkomend geval, het nog niet goedgekeurd project-MER of nog niet goedgekeurd OVR, alsook de voorwaarden en modaliteiten waaronder ze ingediend kunnen worden;
in voorkomend geval, de datum, het uur en de plaats van de informatievergadering;
10°
in voorkomend geval, een verwijzing naar de eerder gehouden openbare onderzoeken.
Wetshistoriek
Lid 1 vervangen bij art. 126, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Lid 2:
1° vervangen bij art. 126, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
1/1° ingevoegd bij art. 126, 3° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 19
In geval van betwistingen over het openbaar onderzoek stelt de gemeente of de vergunningsaanvrager de nodige verklaringen of bewijsstukken ter beschikking van het bevoegde bestuur, nadat daarom verzocht is.

Afdeling 2 Aanplakking van een affiche

Artikel 20

§ 1

De tekst, vermeld in artikel 18, wordt met zwarte letters op een gele affiche van minimaal A2-formaat afgedrukt en wordt voorafgegaan door een van de volgende opschriften:
“BEKENDMAKING OPENBAAR ONDERZOEK OVER EEN AANVRAAG VAN OMGEVINGSVERGUNNING”;
“BEKENDMAKING HERNEMING OPENBAAR ONDERZOEK TEN GEVOLGE VAN EEN WIJZIGING VAN DE OMGEVINGSVERGUNNINGSAANVRAAG TIJDENS DE LOPENDE PROCEDURE”;
“BEKENDMAKING OPENBAAR ONDERZOEK TEN GEVOLGE VAN DE TOEPASSING VAN EEN ADMINISTRATIEVE LUS IN HET KADER VAN EEN OMGEVINGSVERGUNNINGSAANVRAAG”.

§ 2

De affiche wordt aangeplakt uiterlijk op de dag voor de begindatum van het openbaar onderzoek en tot en met de laatste dag daarvan. Op de startdatum [...] van de aanplakking brengt de vergunningsaanvrager de gemeente op de hoogte van [die datum en verklaart hierbij dat de affiche conform artikel 20 van het Omgevingsvergunningenbesluit werd aangeplakt en aangeplakt zal blijven tot de laatste dag van het openbaar onderzoek.]. [Die datum wordt] in het omgevingsloket ingevoerd.
De affiche wordt aangeplakt op een plaats waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag paalt aan een openbare weg, of als het aan verschillende openbare wegen paalt, aan elk van die openbare wegen. Als het voorwerp van de vergunningsaanvraag niet paalt aan een openbare weg, wordt de affiche aangeplakt op een plaats aan de dichtstbijzijnde openbare weg.
Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op het openbaar domein, wordt de affiche aangeplakt aan elke zijde waar men van op de openbare weg de grens van het voorwerp van de vergunningsaanvraag bereikt.
De vergunningsaanvrager plakt de affiche op een schutting, op een muur of op een bord dat aan een paal bevestigd is, op de grens tussen het terrein of de toegang tot het terrein en de openbare weg en evenwijdig met de openbare weg, met de tekst gericht naar de openbare weg en op een maximumhoogte van twee meter.
De affiche is altijd goed leesbaar vanaf de openbare weg.
Wetshistoriek
§ 2, lid 1 gewijzigd bij art. 127, 1° en 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 3 Publicatie op de website

Artikel 21

§ 1

De gemeente publiceert de tekst, vermeld in artikel 18, op haar website op een voor bekendmakingen geëigende en opvallende plaats. De gemeente kan meer gegevens op de website publiceren.
De tekst wordt uiterlijk op de dag voor de begindatum van het openbaar onderzoek gepubliceerd en blijft op de website staan tot en met de laatste dag van het openbaar onderzoek.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1 publiceert het bevoegde bestuur de tekst, vermeld in artikel 18, op zijn website in geval van vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten, met toepassing van de voorwaarden, vermeld in dit artikel.

Afdeling 4 Publicatie in een dag- of weekblad

Artikel 22

§ 1

De gemeente publiceert de tekst, vermeld in artikel 18, in ten minste één dag- of weekblad met minstens regionaal karakter in de volgende gevallen:
de vergunningsaanvraag omvat een project-MER of een OVR;
de vergunningsaanvraag heeft betrekking op de exploitatie van een inrichting of activiteit met een GPBV-installatie.
De publicatie, vermeld in het eerste lid, gebeurt uiterlijk op de dag voor de begindatum van het openbaar onderzoek en op kosten van de vergunningsaanvrager.
Als het voorwerp van de vergunningsaanvraag in twee of meer gemeenten uitgevoerd zal worden, kan voor een van de volgende werkwijzen gekozen worden:
elke gemeente zorgt voor een publicatie;
de gemeenten zorgen voor een gecoördineerde publicatie.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1 zorgt het bevoegde bestuur voor de publicatie op kosten van de vergunningsaanvrager in geval van vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten.

Afdeling 5 Individuele kennisgeving

Artikel 23

§ 1

Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste klasse, brengt de gemeente [...] de eigenaars van de percelen op de hoogte als hun gebouwen of percelen in een straal van 100 meter liggen rond:
de perceelsgrenzen van de ingedeelde inrichting of activiteit, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een perceel met een kadastraal nummer;
de uiterste grenzen van de ingedeelde inrichting of activiteit, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een perceel zonder kadastraal nummer.
[Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de tweede klasse, stelt de gemeente de eigenaars van de aanpalende percelen in kennis van het openbaar onderzoek.]
Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op stedenbouwkundige handelingen op een perceel met een kadastraal nummer of het verkavelen van gronden met een kadastraal nummer [of kleinhandelsactiviteiten] , stelt de gemeente de eigenaars van de aanpalende percelen in kennis tenzij de vergunningsaanvraag betrekking heeft op:
lijninfrastructuren [en aanhorigheden];
de bijstelling van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. [In dat geval gebeurt de individuele kennisgeving overeenkomstig artikel 85 of artikel 86 van het decreet van 25 april 2014.]
De inkennisstelling, vermeld in [het eerste, tweede en derde lid], gebeurt door de tekst, vermeld in artikel 18, voor de aanvang van het openbaar onderzoek te bezorgen op volgende wijze:
bij beveiligde zending voor wat betreft de eigenaars van aanpalende percelen;
bij gewone of beveiligde zending in de andere gevallen.
In [het tweede, derde en vierde lid] wordt verstaan onder aanpalend perceel: een perceel met kadastraal nummer dat op minstens één punt grenst aan de plaats waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag zal worden uitgevoerd of aan percelen in eigendom van de vergunningsaanvrager, die palen aan die plaats.
[Bij een combinatie van kennisgevingen als vermeld in het eerste, tweede of derde lid, geldt de ruimste kennisgeving.]

§ 2

Als de vergunningsaanvraag voor het verkavelen van gronden vermeldt dat de inhoud ervan strijdig is met het bestaan van door de mens gevestigde erfdienstbaarheden of van bij overeenkomst vastgestelde verplichtingen met betrekking tot het grondgebruik, bezorgt de gemeente de tekst, vermeld in artikel 18, voor de aanvang van het openbaar onderzoek met een beveiligde zending aan de begunstigden van de erfdienstbaarheden of verplichtingen die met hun adres vermeld zijn in de vergunningsaanvraag.
[...]

§ 3

De gemeente zoekt de namen en adressen van de eigenaars en de haar gekende gebruikers op.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 8, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 1, lid 2 ingevoegd bij art. 8, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 1, lid 3:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 30, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
1° gewijzigd bij art. 128, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
2° gewijzigd bij art. 30, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 1, lid 4 gewijzigd bij art. 8, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 1, lid 5 gewijzigd bij art. 8, 4° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 1, lid 6 vervangen bij art. 8, 5° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 2, lid 2 opgeheven bij art. 128, 4° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Voorgeschiedenis
§ 1, lid 3 opgeheven bij art. 128, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 1, lid 5 gewijzigd bij art. 128, 3° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 6 De terinzagelegging

Artikel 24

§ 1

De vergunningsaanvraag en, in voorkomend geval, het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 19 en 20 van het decreet van 25 april 2014, wordt gedurende dertig dagen analoog of digitaal ter inzage gelegd in het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden.
Tijdens het openbaar onderzoek worden eveneens de volgende documenten ter inzage gelegd, voor zover de overheid waarbij het dossier ter inzage ligt, de dag voor de begindatum van het openbaar onderzoek over deze documenten beschikt:
de voorlopige goed- of afkeuring van het project-MER, conform artikel 4.3.4, § 7, van het DABM;
de adviezen die de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3], het adviserend schepencollege en, in voorkomend geval, de POVC of de GOVC hebben uitgebracht in de aanleg in kwestie;
de beslissing over de goedkeuring van het project-MER respectievelijk het OVR;
de gemeenteraadsbeslissing [over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg], vermeld in artikel 31 van het decreet van 25 april 2014;
de beslissing in eerste aanleg.
De eerste dag waarop de vergunningsaanvraag en de documenten, vermeld in het tweede lid, ter inzage wordt gelegd, is de begindatum van het openbaar onderzoek.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, worden vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten en, in voorkomend geval, het resultaat van het onderzoek hierover, vermeld in artikel 19 en 20 van het decreet van 25 april 2014, gedurende dertig dagen analoog of digitaal ter inzage gelegd in het provinciehuis van de betrokken provincie of provincies, met toepassing van de voorwaarden, vermeld in dit artikel.

§ 3

Als de terinzagelegging digitaal verloopt, kan de persoon die het dossier raadpleegt, hierbij beroep doen op technische ondersteuning van de overheid, waarbij het dossier ter inzage ligt.

[§ 4

Als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd project-MER of OVR omvat, kan ze, met uitzondering van de door een architect opgemaakte auteursrechtelijk beschermde plannen en de documenten die aan de openbaarheid worden onttrokken, digitaal geraadpleegd worden via het omgevingsloket.
]
Wetshistoriek
§ 1, lid 2:
2° gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
4° gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 4 ingevoegd bij art. 24 B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017).

Afdeling 7 De informatievergadering

Artikel 25

§ 1

Tijdens de eerste twintig dagen van het openbaar onderzoek organiseert de gemeente, samen met de vergunningsaanvrager en het bevoegde bestuur, ten minste één informatievergadering over vergunningsaanvragen die betrekking hebben op de exploitatie van in de eerste klasse ingedeelde inrichtingen of activiteiten die een project-MER of een OVR omvatten.
Als het voorwerp van de vergunningsaanvraag in twee of meer gemeenten uitgevoerd zal worden, volstaat het om een gemeenschappelijke informatievergadering te organiseren.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1 organiseert de provincie, samen met de vergunningsaanvrager en het bevoegde bestuur, ten minste één informatievergadering over de vergunningsaanvraag voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten als die een project-MER of een OVR omvat, met toepassing van de voorwaarden, vermeld in dit artikel.
Als het voorwerp van die vergunningsaanvraag in twee of meer provincies uitgevoerd zal worden, volstaat het om een gemeenschappelijke informatievergadering te organiseren.

§ 3

De gemeente respectievelijk de provincie nodigt de volgende personen of instanties analoog of digitaal uit voor de informatievergadering:
de vergunningsaanvrager;
het bevoegde bestuur;
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3];
de voorzitter van de POVC of van de GOVC als de deputatie, respectievelijk de Vlaamse Regering de bevoegde overheid is.
Op de informatievergadering, vermeld in paragraaf 2, worden ook de colleges van burgemeester en schepenen van het grondgebied waarop de exploitatie plaatsvindt, door de provincie uitgenodigd.

§ 4

Een lid van het bevoegde bestuur zit de informatievergadering voor. De vergunningsaanvrager of zijn afgevaardigde geeft op die vergadering een toelichting over de vergunningsaanvraag en beantwoordt vragen. Een lid van de gemeente respectievelijk de provincie of een afgevaardigde ervan stelt een verslag van de vergadering op.

[§ 5

De gemeente kan, in samenspraak met de aanvrager en in voorkomend geval het bevoegd bestuur, beslissen om de informatievergadering via elektronische middelen te houden. In afwijking van paragraaf 1, wordt dergelijke informatievergadering georganiseerd tijdens de eerste tien dagen van het openbaar onderzoek.
De toelichting over de vergunningsaanvraag blijft digitaal publiek beschikbaar minstens tot en met de laatste dag van het openbaar onderzoek. Wordt een informatievergadering via elektronische middelen gehouden, kunnen vragen gesteld worden tot vijf dagen na de informatievergadering en worden door de aanvrager antwoorden gegeven uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van het openbaar onderzoek. Vanaf het ogenblik van beantwoording zijn vraag en antwoord digitaal publiek beschikbaar minstens tot en met de laatste dag van het openbaar onderzoek. De vragen en antwoorden die op deze manier behandeld worden, worden mee opgenomen in het verslag van de vergadering, bedoeld in paragraaf 4.
Burgers kunnen de toelichting van de digitale informatievergadering en de digitale antwoorden tijdens het openbaar onderzoek raadplegen bij de betrokken gemeente.
]
Wetshistoriek
§ 3, lid 1, 3° gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 5 ingevoegd bij art. 10 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Afdeling 8 Het formuleren van standpunten, opmerkingen en bezwaren

Artikel 26
Gedurende de periode waarin het openbaar onderzoek loopt, kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon standpunten, opmerkingen en bezwaren analoog of via het omgevingsloket meedelen aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden.
In afwijking van het eerste lid worden standpunten, opmerkingen en bezwaren over vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten analoog of via het omgevingsloket meegedeeld aan de deputatie, met toepassing van de voorwaarden, vermeld in dit artikel.

Afdeling 9 Landsgrens- en gewestgrensoverschrijdende effecten

Artikel 27

§ 1

Als het bevoegde bestuur vaststelt dat het voorwerp van de vergunningsaanvraag aanzienlijke effecten kan hebben voor mens en milieu in een ander gewest, een andere EU-lidstaat of een verdragspartij bij het Verdrag van Espoo, of als de bevoegde autoriteit van dat andere gewest, de EU-lidstaat of de verdragspartij bij het Verdrag van Espoo, daarom verzoekt, stelt het bevoegde bestuur de vergunningsaanvraag voor advies ter beschikking aan de bevoegde autoriteit.
Bovendien wordt vermeld of de vergunningsaanvraag al dan niet onderworpen is aan een milieueffectrapportage of aan het overleg tussen de gewesten, de EU-lidstaten of andere verdragspartijen in kwestie.
De gegevens, vermeld in het tweede lid, dienen als basis voor het nodige overleg in het kader van de bilaterale betrekkingen tussen de gewesten, de EU-lidstaten of een verdragspartij bij het Verdrag van Espoo volgens het beginsel van wederkerigheid en gelijke behandeling.

§ 2

Zo spoedig mogelijk en uiterlijk de dag voor de begindatum van het openbaar onderzoek brengt de overheid waarbij het dossier ter inzage ligt de bevoegde autoriteit op de hoogte van de gegevens, vermeld in artikel 18, tweede lid.

§ 3

De belanghebbende inwoners van het betrokken gewest, de betrokken EU-lidstaat of de verdragspartij bij het Verdrag van Espoo kunnen deelnemen aan:
het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 16;
het openbaar onderzoek dat de bevoegde autoriteit op basis van het ontvangen vergunningsaanvraagdossier eventueel op haar eigen grondgebied organiseert.
De bevoegde autoriteit deelt haar eventuele opmerkingen, samen met de resultaten van het eventueel door haar georganiseerde openbaar onderzoek, tegelijkertijd mee aan de bevoegde overheid en de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, binnen een termijn van [vijftig dagen] na de datum van de terbeschikkingstelling, vermeld in het eerste lid.

§ 4

Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een MER-plichtige inrichting, wordt met het betrokken gewest of de EU-lidstaat overleg gepleegd over onder andere de potentiële grensoverschrijdende effecten van de inrichting en de maatregelen die worden overwogen om die effecten te beperken of teniet te doen, en wordt een redelijke termijn overeengekomen waarin het overleg moet plaatsvinden.
Wetshistoriek
§ 3, lid 2 gewijzigd bij art. 129 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 28

§ 1

Als het bevoegde bestuur vaststelt dat het voorwerp van de vergunningsaanvraag voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting die een inrichting omvat, vermeld in rubriek 17.2.2 van de indelingslijst, waarschijnlijk betekenisvolle effecten ten gevolge van een zwaar ongeval kan hebben voor mens of milieu van een ander gewest, een andere EU-lidstaat of een verdragspartij bij het Verdrag van Helsinki, of als de bevoegde autoriteit van dat andere gewest, de EU-lidstaat of de verdragspartij bij het Verdrag van Helsinki, daarom verzoekt, stelt het bevoegde bestuur de vergunningsaanvraag voor advies ter beschikking van de bevoegde autoriteit.
Bovendien wordt vermeld of de vergunningsaanvraag al dan niet onderworpen is aan een omgevingsveiligheidsrapportage of aan het overleg tussen de gewesten, EU-lidstaten of andere verdragspartijen in kwestie.
Die gegevens dienen als basis voor het nodige overleg in het kader van de bilaterale betrekkingen tussen de gewesten, de EU-lidstaten of een verdragspartij bij het Verdrag van Helsinki volgens het beginsel van wederkerigheid en gelijke behandeling.

§ 2

Zo spoedig mogelijk en uiterlijk de dag voor de begindatum van het openbaar onderzoek brengt de overheid waarbij het dossier ter inzage ligt de bevoegde autoriteit op de hoogte van de gegevens, vermeld in artikel 18, tweede lid.

§ 3

De belanghebbende inwoners van het betrokken gewest, de EU-lidstaat of de verdragspartij bij het Verdrag van Helsinki kunnen deelnemen aan:
het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 16;
het openbaar onderzoek dat de bevoegde autoriteit op basis van het ontvangen vergunningsaanvraagdossier eventueel op haar eigen grondgebied organiseert.
De bevoegde autoriteit deelt haar eventuele opmerkingen, samen met de resultaten van het eventueel door haar georganiseerde openbaar onderzoek, tegelijkertijd mee aan de bevoegde overheid en de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, binnen een termijn van twee maanden na de datum van de terbeschikkingstelling, vermeld in het eerste lid.

Artikel 28/1
[Als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat met een netto handelsoppervlakte van meer dan 20.000 vierkante meter, gelegen op een afstand van minder dan twintig kilometer van een ander gewest of van verschillende andere gewesten, wordt de beveiligde zending, vermeld in artikel 27/1 van het decreet van 25 april 2014 gericht aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen.]
Als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat met een netto handelsoppervlakte van meer dan 20.000 vierkante meter, gelegen op een afstand van minder dan twintig kilometer van een ander gewest of van verschillende andere gewesten, dan vervult de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de verplichtingen, opgenomen in artikel 6, § 5bis, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 32 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°) en gewijzigd bij art. 11 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Afdeling 10 Het afsluiten van het openbaar onderzoek

Artikel 29

§ 1

Uiterlijk tien dagen na het verstrijken van de duur van het openbaar onderzoek stelt de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, in voorkomend geval de volgende gegevens ter beschikking:
het verslag van de informatievergadering, vermeld in artikel 25;
de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek [of een mededeling dat er geen analoge standpunten, opmerkingen en bezwaren zijn ingediend].
De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden ter beschikking gesteld van:
hetzij de bevoegde omgevingsvergunningscommissie als die advies moet verlenen, hetzij het bevoegde bestuur als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd project-MER of een nog niet goedgekeurd OVR omvat;
de gemeenteraad, als artikel 47 van toepassing is.

§ 2

Het openbaar onderzoek over vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten wordt afgesloten conform paragraaf 1, waarbij de gemeente gelezen moet worden als de provincie of provincies.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 2° gewijzigd bij art. 12 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Hoofdstuk 6 Adviesinstanties

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 30
Als een vergunningsaanvraag of een beroep uitgaat van een instantie die conform [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] advies moet uitbrengen, verleent die instantie geen advies.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 33 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 31
Als een vergunningsaanvraag of een beroep betrekking heeft op twee of meer van de vergunningsplichten, vermeld in artikel 5, 1°, van het decreet van 25 april 2014, zijn de artikels die de adviesinstanties voor de vergunningsplichten in kwestie bepalen van toepassing. Daarbij hoeft dezelfde adviesinstantie als vermeld in artikel 35, 37, 38/1 of 38/3, maar één keer om advies gevraagd te worden en hoeft ze maar één advies uit te brengen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 32
In de gevallen, vermeld in artikel 68, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, kan het advies van de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37 of 38/1], of het adviserend schepencollege, voor hun bevoegdheid een gemotiveerd voorstel bevatten voor de duur van de omgevingsvergunning.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 35 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 33
Als een adviesinstantie als vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3], of het adviserend schepencollege van oordeel is dat het aangevraagde vergunbaar is als voorwaarden worden opgelegd, bevat het advies een gemotiveerd voorstel voor die voorwaarden voor de eigen bevoegdheid.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 36 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 34

[§ 1 ]

Het advies van het adviserend schepencollege bevat minstens de volgende gegevens:
de stedenbouwkundige voorschriften die van toepassing zijn op de percelen waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft;
de beschrijving van de bestemming die aan de omgeving in een straal van 500 meter rond het project is gegeven conform de plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen;
een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening;
in voorkomend geval, een gemotiveerde beoordeling van de aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichting of activiteit op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu;
in voorkomend geval, de voorwaarden die het college nuttig acht;
in voorkomend geval, een gemotiveerde beoordeling van de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek.

[§ 2

Het adviserende schepencollege of de deputatie kan subadvies inwinnen van de bevoegde hulpverleningszone.
Tenzij het anders is bepaald in de adviesvraag, wordt het subadvies verleend binnen een vervaltermijn van twintig dagen.
De vervaltermijn, vermeld in het tweede lid, gaat in op de dag na de ontvangst van de subadviesvraag.
]
Wetshistoriek
§ 1 genummerd en § 2 ingevoegd bij art. 130 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 2 De instanties die advies verlenen over stedenbouwkundige handelingen of het verkavelen van gronden, en de inhoud van de adviezen

Artikel 35

§ 1

Over vergunningsaanvragen of beroepen die betrekking hebben op het uitvoeren van vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen of op het verkavelen van gronden wordt advies verleend door de instanties en in de gevallen vermeld in dit artikel.

§ 2

[De afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning, verleent advies als het advies van de POVC of van de GOVC moet worden gevraagd.]
De afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning, kan subadviezen inwinnen van iedere dienst, instelling of organisatie die activiteiten ontwikkelt op het vlak van energie, leefmilieu, waterbeleid, landinrichting, natuurbehoud, ruimtelijke ordening, veiligheid of mobiliteit.
Tenzij het anders is bepaald in de adviesvraag, verlenen de instanties, vermeld in het tweede lid, het subadvies binnen een vervaltermijn van twintig dagen.
De vervaltermijn, vermeld in het derde lid, gaat in op de dag na de dag van ontvangst van de subadviesvraag.
Het tweede tot het vierde lid zijn niet van toepassing als de instanties, vermeld in het tweede lid, in het kader van de vergunningsaanvraag of het beroep over een eigen adviesbevoegdheid op het vlak van ruimtelijke ordening beschikken.

§ 3

Het agentschap van [het beleidsdomein Omgeving] dat belast is met de uitvoering van het beleid inzake onroerend erfgoed verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag betrekking heeft op:
gronden die liggen in [...] een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, een voorlopig of definitief beschermd monument, een voorlopig of definitief beschermd cultuurhistorisch landschap of een voorlopig of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht, in voorkomend geval met inbegrip van de overgangszones, vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
percelen in erfgoedlandschappen in de volgende gevallen:
a)
bij percelen in gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde;
b)
bij het optrekken of plaatsen van een constructie in agrarisch gebied in de ruime zin of in ruimtelijk kwetsbaar gebied;
c)
bij aanmerkelijke reliëfwijzigingen, het aanleggen of wijzigen van recreatieve terreinen of het gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond als vermeld in artikel 4.2.1, 5°, van de VCRO;
goederen die erkend zijn als werelderfgoed of die in de bufferzone van het werelderfgoed liggen conform artikel 11 van de overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld, opgemaakt in Parijs op 16 november 1972, in de volgende gevallen:
a)
als de goederen voorkomen op de lijst van het werelderfgoed;
b)
als de percelen in de bufferzone, zoals goedgekeurd door het UNESCO-werelderfgoedcomité, op minder dan honderd meter van het werelderfgoed liggen;
c)
als de percelen in de bufferzone, zoals goedgekeurd door het UNESCO-werelderfgoedcomité, op meer dan honderd meter van het werelderfgoed liggen, waarbij de constructie een hoogte van meer dan vijftien meter heeft of bereikt;
[...]
In afwijking van het eerste lid wordt het advies verleend door de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed als een beroep middelen opwerpt over het advies van het agentschap, vermeld in het eerste lid, of over de behandeling van dat advies door de overheid, bevoegd in eerste administratieve aanleg.

§ 4

Het Agentschap voor Natuur en Bos verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag:
in een ruimtelijk kwetsbaar gebied ligt;
in een Vogelrichtlijngebied ligt dat is aangewezen met toepassing van artikel 36bis van het Natuurdecreet, met uitzondering van de woongebieden in de ruime zin;
in een Habitatgebied ligt dat is aangewezen met toepassing van artikel 36bis van het Natuurdecreet;
in een waterrijk gebied ligt dat is aangewezen krachtens de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels, opgemaakt in Ramsar op 2 februari 1971;
in een park of bos ligt, zoals gedefinieerd in het Bosdecreet van 13 juni 1990;
de opmaak van een passende beoordeling vereist.

§ 5

Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken verleent advies als een mobiliteitsstudie of een project-MER, die een mobiliteitsstudie omvat, bij de vergunningsaanvraag gevoegd moet worden.

§ 6

De wegbeheerder verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag op minder dan dertig meter van het domein van autosnelwegen, hoofdwegen of primaire wegen categorie I volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen of langs gewestwegen ligt.

§ 7

Infrabel wordt om advies verzocht en kan advies verlenen als het voorwerp van de vergunningsaanvraag op minder dan twintig meter van de vrije rand van bestaande of geplande spoorlijnen ligt.

§ 8

De adviesinstanties, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel [1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018], verlenen advies in de gevallen, vermeld in artikel 3 van het voormelde besluit.

§ 9

[De waterbeheerder] verleent advies als een machtiging vereist is voor werken van verbetering en werken van wijziging aan onbevaarbare waterlopen van tweede en derde categorie conform artikel 12 en artikel 14 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, tenzij de vergunningsaanvrager al over een machtiging voor die werken beschikt.

§ 10

Het havenbedrijf verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag binnen een havengebied ligt waarvan de grenzen zijn vastgesteld conform artikel 3, § 1, van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens.

§ 11

De afdeling Kust van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust verleent advies over aanvragen met betrekking tot gebieden die zeewaarts van de veiligheidslijn of in de landwaartse zone die paalt aan die veiligheidslijn, liggen. Deze veiligheidslijn en de landwaartse zone worden als volgt gedefinieerd:
voor bebouwde gebieden langs de kustlijn is de veiligheidslijn de meest zeewaartse grens van de bebouwing en heeft de landwaartse zone een breedte van 25 meter ten opzichte van die veiligheidslijn;
voor onbebouwde gebieden langs de kustlijn is de veiligheidslijn de hoogtelijn van de 7 meter TAW aan de landzijde van de duin en heeft de landwaartse zone een breedte van 25 meter ten opzichte van die veiligheidslijn. Die zone wordt echter altijd begrensd door de noordelijke grens van de gewestweg N34;
voor de havens van Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge en Zeebrugge is de veiligheidslijn de kruinlijn van de kaaimuur of glooiing die de afbakening vormt van het getijdengebied, uitgebreid met het Visserij- en Vuurtorendok in Oostende, en heeft de landwaartse zone een breedte van vijftig meter ten opzichte van die veiligheidslijn.

§ 12

[Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij] verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag:
verband houdt met landbouw, ongeacht de bestemming van het gebied;
toepassing vraagt van de bepalingen van artikel 4.4.3 tot en met 4.4.9, artikel 4.4.23 en artikel 4.4.26, § 2, van de VCRO, in gebieden die een agrarische bestemming hebben.

§ 13

Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle wordt om advies verzocht en kan advies verlenen als het voorwerp van de vergunningsaanvraag betrekking heeft op bestaande of nieuwe vestigingen van Seveso-inrichtingen en als het ligt op minder dan twee kilometer van een nucleaire inrichting die federaal vergund is en die conform artikel 3.1, a), van het ARBIS is ingedeeld in klasse I.

§ 14

De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag in een gebied ligt dat bestemd is als ontginningsgebied of een daarmee vergelijkbaar gebied.

§ 15

De afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag handelt over:
de bouw van, de uitbreiding van of een functiewijziging naar een school, een ziekenhuis of een [woonzorgcentrum], gelegen op minder dan twee kilometer van een Seveso-inrichting;
de bouw van, de uitbreiding van of een functiewijziging naar een voor publiek toegankelijk gebouw, met een toegankelijke oppervlakte van minstens 400 vierkante meter, gelegen op minder dan twee kilometer van een Seveso-inrichting;
de aanleg van of de uitbreiding naar een voor publiek toegankelijk gebied, inclusief recreatiegebied, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn, gelegen op minder dan twee kilometer van een Seveso-inrichting;
de bouw van een windturbine, gelegen op minder dan vierhonderdvijftig meter van een Seveso-inrichting;
de bouw van een pijpleiding van andere vloeibare stoffen en gassen dan water, gelegen op minder dan achthonderdtachtig meter van een Seveso-inrichting;
de bouw van een hoogspanningsleiding, gelegen op minder dan honderdtachtig meter van een Seveso-inrichting.

§ 16

Het Directoraat-Generaal Luchtvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer wordt om advies verzocht en kan advies verlenen als het voorwerp van de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een constructie die een van de hierna vermelde hoogtes overschrijdt:
zestig meter boven het maaiveld;
een hoogte die per gemeente of per duidelijk omschreven gebied ten opzichte van het maaiveld is bepaald.
[Het departement stelt een eenvoudig consulteerbare digitale kaart ter beschikking, op basis van het gezamenlijk ontwerp van het Directoraat-Generaal Luchtvaart en de Defensiestaf. De kaart bepaalt de hoogte, vermeld in het eerste lid, 2°. Die hoogte wordt bepaald zodat de burgerlijke en militaire luchtvaartterreinen, de visuele luchtvaartroutes, de militaire luchtvaartzones en de burgerlijke en militaire luchtvaartinstallaties voor communicatie, navigatie en toezicht zijn beschermd.]

§ 17

De ASTRID-veiligheidscommissie, bedoeld in het koninklijk besluit van 25 juli 2008 tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie en tot precisering van de opdrachten daarvan, wordt om advies verzocht en kan advies verlenen als het voorwerp van de vergunningsaanvraag betrekking heeft op:
voor publiek toegankelijke bouw- en infrastructuurwerken waar, omwille van de dagelijkse activiteiten of bijzondere evenementen die er plaats vinden, een toeloop van meer dan 150 mensen te verwachten valt;
bouw- en infrastructuurwerken die beschikken over een ondergrondse ruimte, groter dan 25 m2, die voor het publiek toegankelijk is of waarin gevaarlijke stoffen of preparaten in de zin van artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke mengsels met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan opgeslagen zijn;
bouw- en infrastructuurwerken die al dan niet toegankelijk zijn voor het publiek waarvan de grondoppervlakte meer dan 2.500 m2 bedraagt.

[§ 18

[De entiteit van de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor lucht,] verleent advies als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
bij de vergunningsaanvraag moet een project-MER gevoegd worden;
het voorwerp van de vergunningsaanvraag betreft een van de volgende handelingen:
a)
de aanleg of uitbreiding van vliegvelden;
b)
de aanleg, verbreding of verlegging van wegen;
c)
zeehandelshavens;
d)
de bouw of uitbreiding van stadsontwikkelingsprojecten;
e)
industrieterreinontwikkeling;
f)
de aanleg van themaparken en permanente race- en testbanen;
g)
de aanleg van faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations;
h)
spoorlijnen, tramlijnen, waterwegen en andere havens;
[het voorwerp van de vergunningsaanvraag ligt in de adviescontour, zoals bepaald op een eenvoudig consulteerbare digitale kaart, ter beschikking gesteld door de Vlaamse Milieumaatschappij op https: //www.vmm.be, zoals geldig op de dag waarop de vergunningsaanvraag wordt ingediend.]
]
Wetshistoriek
§ 2, lid 1 vervangen bij art. 131 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 3, lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 244 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262);
1° gewijzigd bij art. 38, 1° B.Vl.Reg. 16 december 2016 (BS 23 december 2016), met ingang van 23 februari 2017 (art. 40);
4° opgeheven bij art. 38, 2° B.Vl.Reg. 16 december 2016 (BS 23 december 2016), met ingang van 23 februari 2017 (art. 40).
§ 8 gewijzigd bij art. 133 B.Vl.Reg. 26 april 2019 (BS 19 juli 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2019 (art. 149).
§ 9 gewijzigd bij art. 13, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 12 gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2)).
§ 15, enig lid, 1° gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 20 januari 2023 (BS 17 maart 2023), met ingang van 1 januari 2023 (art. 72).
§ 16, lid 2 vervangen bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 18 ingevoegd bij art. 28 B.Vl.Reg. 29 januari 2021 (BS 2 februari 2021), met ingang van 1 januari 2021 (art. 31).
§ 18, enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 21, 1° B.Vl.Reg. 21 mei 2021 (BS 23 juni 2021 (ed. 1)), met ingang van 24 juni 2021 (art. 25);
3° vervangen bij art. 21, 2° B.Vl.Reg. 21 mei 2021 (BS 23 juni 2021 (ed. 1)), met ingang van 24 juni 2021 (art. 25).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 24 B.Vl.Reg. 21 mei 2021 (BS 23 juni 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
§ 15, enig lid, 1° gewijzigd bij art. 611 B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 28 december 2018), met ingang van 1 januari 2019 (art. 668).

Artikel 36
De adviesinstantie, vermeld in artikel 35, § 2, geeft haar advies over de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen of het aangevraagde verkavelen van gronden conform titel IV, hoofdstuk III van de VCRO.
De adviesinstanties, vermeld in artikel 35, § 3 tot en met § 16, geven hun advies over de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen of het aangevraagde verkavelen van gronden conform artikel 4.3.3. en 4.3.4. van de VCRO.

Afdeling 3 De instanties die advies verlenen over de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, en de inhoud van de adviezen

Artikel 37

§ 1

Over vergunningsaanvragen of beroepen die betrekking hebben op de exploitatie van een vergunningsplichtige ingedeelde inrichting of activiteit wordt advies verleend door de instanties en in de gevallen vermeld in dit artikel.

§ 2

[De afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, verleent advies in de volgende gevallen:
[als de Vlaamse Regering de bevoegde overheid is en het gaat om een aanvraag van een vergunning of een beroep tegen de beslissing over een aanvraag van een vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste klasse;]
als de deputatie de bevoegde overheid is en het gaat om:
a)
een aanvraag, vermeld in [punt 1°];
b)
een beroep tegen de beslissing over een aanvraag van een vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de tweede klasse;
[...]
]
De afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, kan subadviezen inwinnen van:
de nv Aquafin;
het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
iedere dienst, instelling of organisatie die activiteiten ontwikkelt op het vlak van energie, leefmilieu, waterbeleid, landinrichting, natuurbehoud, ruimtelijke ordening, veiligheid of mobiliteit.
Tenzij het anders is bepaald in de adviesvraag, verlenen de instanties, vermeld in het tweede lid, het subadvies binnen een vervaltermijn van twintig dagen.
De vervaltermijn, vermeld in het derde lid, gaat in op de dag na de dag van ontvangst van de subadviesvraag.
Het tweede tot het vierde lid zijn niet van toepassing als de instanties, vermeld in het tweede lid, in het kader van de vergunningsaanvraag of het beroep over een eigen adviesbevoegdheid op het vlak van milieu beschikken.

§ 3

De afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning, verleent advies in de volgende gevallen:
[als het gaat om een beroep waarop de gewone vergunningsprocedure van toepassing is;]
[als de Vlaamse Regering de bevoegde overheid is in eerste administratieve aanleg voor een aanvraag waarop de gewone vergunningsprocedure van toepassing is.]

§ 4

De OVAM verleent advies als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter O is aangeduid.

§ 5

[De entiteit van de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor grondwateradvisering,] verleent advies als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter W is aangeduid.

§ 6

[De entiteit van de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor advisering over het afvalwater of bevoegd voor lucht,] verleent advies als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter M is aangeduid.

§ 7

[...]

§ 8

De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, verleent advies als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter N is aangeduid.

§ 9

De afdeling, bevoegd voor het toezicht Volksgezondheid, verleent advies als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter G is aangeduid.

§ 10

Het [Vlaams Energie- en Klimaatagentschap] verleent advies in de volgende gevallen:
als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter E is aangeduid;
als een energiestudie of een energieplan bij de vergunningsaanvraag gevoegd moet worden;
[als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een van de volgende zaken:
a)
de aanvraag van een nog niet vergunde indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter Y is aangeduid;
b)
[...]
c)
schrapping van een indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter Y is aangeduid.
]

§ 11

Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken verleent advies als een mobiliteitsstudie of een project-MER, die een mobiliteitsstudie omvat, bij de vergunningsaanvraag gevoegd moet worden.

§ 12

Het Agentschap voor Natuur en Bos verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag:
in een ruimtelijk kwetsbaar gebied ligt;
in een speciale beschermingszone ligt die is aangewezen met toepassing van artikel 36bis van het Natuurdecreet of op minder dan 750 meter daarvandaan ligt;
in een waterrijk gebied ligt dat is aangewezen krachtens de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels, opgemaakt in Ramsar op 2 februari 1971, of op minder dan 750 meter daarvandaan ligt;
in een park of bos ligt zoals gedefinieerd in het Bosdecreet van 13 juni 1990;
de opmaak van een passende beoordeling vereist.

§ 13

De adviesinstanties, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel [1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018], verlenen advies in de gevallen, vermeld in artikel 3 van het voormelde besluit.

§ 14

Het agentschap van [het beleidsdomein Omgeving] dat belast is met de uitvoering van het beleid inzake onroerend erfgoed verleent advies over vergunningsaanvragen die betrekking hebben op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, een voorlopig of definitief beschermd monument, een voorlopig of definitief beschermd cultuurhistorisch landschap of een voorlopig of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht, in voorkomend geval met inbegrip van de overgangszones, vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
In afwijking van het eerste lid wordt het advies verleend door de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed als een beroep middelen opwerpt over het advies van het agentschap, vermeld in het eerste lid, of over de behandeling van dat advies door de overheid, bevoegd in eerste administratieve aanleg.

§ 15

Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle wordt om advies verzocht en kan advies verlenen over de volgende inrichtingen:
de inrichtingen van klasse I, vermeld in artikel 3.1, a), van het ARBIS;
de inrichtingen, vermeld in artikel 3.1, b), 1, van het ARBIS;
de inrichtingen van klasse II, vermeld in artikel 3.1, b), van het ARBIS, waar zich een of meer deeltjesversnellers bevinden die gebruikt worden voor onderzoek of voor de productie van radionucliden, met uitzondering van elektronische microscopen, alsook de inrichtingen waar die deeltjesversnellers worden vervaardigd of getest;
de inrichtingen van klasse II, vermeld in artikel 3.1, b), van het ARBIS, waar zich bestralingsinstallaties bevinden met een bron waarvan de activiteit gelijk is aan of hoger ligt dan 100 TBq, met uitzondering van bestralingseenheden voor de behandeling van patiënten, met uitzondering van bronnen die in alle omstandigheden in hun afscherming blijven;
de inrichtingen van klasse II, vermeld in artikel 3.1, b), van het ARBIS, waar radioactieve stoffen worden verpakt voor verkoop in industriële hoeveelheden.

§ 16

[Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij] verleent advies over de inrichtingen of activiteiten inzake aquacultuur, vermeld in rubriek 62 van de indelingslijst.
Wetshistoriek
§ 2, lid 1 vervangen bij art. 132, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 2, lid 1:
1° vervangen bij art. 14, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
2°, a) gewijzigd bij art. 14, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
3° opgeheven bij art. 14, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 3, enig lid, 1° en 2° vervangen bij art. 132, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 5 gewijzigd bij art. 22, 1° B.Vl.Reg. 21 mei 2021 (BS 23 juni 2021 (ed. 1)), met ingang van 24 juni 2021 (art. 25).
§ 6 gewijzigd bij art. 22, 2° B.Vl.Reg. 21 mei 2021 (BS 23 juni 2021 (ed. 1)), met ingang van 24 juni 2021 (art. 25).
§ 7 opgeheven bij art. 187, 1° B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221).
§ 10, enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 187, 2° B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221);
3° ingevoegd bij art. 187, 3° B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221) en gewijzigd bij art. 107 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023), met ingang van 7 september 2023 (art. 119).
§ 13 gewijzigd bij art. 134 B.Vl.Reg. 26 april 2019 (BS 19 juli 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2019 (art. 149).
§ 14, lid 1 gewijzigd bij art. 244 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).
§ 16 gewijzigd bij art. 50 B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 24 B.Vl.Reg. 21 mei 2021 (BS 23 juni 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
§ 2, lid 1, 1° gewijzigd bij art. 37 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 7 gewijzigd bij art. 66 B.Vl.Reg. 6 september 2019 (BS 15 oktober 2019 (ed. 2)).

Artikel 38

§ 1

Het advies van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, bevat:
een gemotiveerde beoordeling van de aanvaardbaarheid van de hinder en de risico's voor mens en milieu, afkomstig van de exploitatie van de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit;
als de exploitatie van de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit aanvaardbaar wordt geacht:
a)
een verwijzing naar de algemene en sectorale milieuvoorwaarden;
b)
in voorkomend geval, bijzondere milieuvoorwaarden.

§ 2

Het advies van de afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning, bevat:
de stedenbouwkundige voorschriften die van toepassing zijn op de percelen waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft;
een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de aangevraagde inrichting of activiteit met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening.

§ 3

Het advies van de OVAM bevat een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit met de bepalingen van de sectorale uitvoeringsplannen en met een duurzaam beheer van afvalstoffen, materiaalkringlopen en materialen.

§ 4

Het advies van [de entiteit van de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor grondwateradvisering,] bevat een gemotiveerde beoordeling van de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit wat betreft de verenigbaarheid met het grondwaterbeheersbeleid, het aantal aan te leggen peilputten en filters conform artikel 5.53.4.2 van titel II van het VLAREM, de kwantitatieve en kwalitatieve effecten op het beheer van de watervoerende of de ontvangende grondwaterlaag en de eventuele effecten op de andere watervoerende lagen enerzijds, en op de openbare en private bovengrondse eigendommen anderzijds.

§ 5

Het advies van [de entiteit van de VMM die bevoegd is voor advisering over het afvalwater of bevoegd voor lucht,], bevat de volgende gegevens:
met betrekking tot het lozen van afvalwater:
a)
een gemotiveerde beoordeling van de herkomst van het afvalwater en de verenigbaarheid van de aangevraagde lozing met het algemene waterzuiveringsprogramma en, in geval van rechtstreekse of onrechtstreekse lozing in oppervlaktewater, met de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater en met de geplande investeringen voor de zuivering van dat oppervlaktewater;
b)
in voorkomend geval, een gemotiveerd voorstel van de maximaal toelaatbare vuilvracht;
met betrekking tot de emissie van afvalgassen in de atmosfeer:
a)
een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de aangevraagde emissie met de kwaliteit van de omgevingslucht;
b)
in voorkomend geval, een gemotiveerd voorstel van de maximaal toelaatbare emissie.

§ 6

[...]

§ 7

Het advies van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, bevat een gemotiveerde beoordeling van het beheer van de natuurlijke rijkdommen, het ontginningsbeleid en het gevaar voor grondverschuivingen of instortingen in de aangevraagde inrichting of activiteit.

§ 8

Het advies van de afdeling, bevoegd voor het toezicht Volksgezondheid, bevat een gemotiveerde beoordeling van de gezondheidsaspecten van de exploitatie van de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit.

§ 9

Het advies van het [Vlaams Energie-en Klimaatagentschap] bevat:
een gemotiveerde beoordeling van het doelmatige gebruik van energie in de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit als het gaat om een aanvraag die betrekking heeft op een indelingsrubriek die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter E is aangeduid;
een gemotiveerde beoordeling van het energieplan of de energiestudie, vermeld in artikel 6.5.1 tot en met 6.5.8 van het Energiebesluit van 19 november 2010, in de gevallen, vermeld in artikel 37, § 10, 2°, van dit besluit;
[een gemotiveerde beoordeling van het monitoringplan [en, in voorkomend geval, het monitoringmethodiekplan,] als het gaat om een aanvraag van een Y-rubriek;]
[een gemotiveerde beoordeling van de documenten in de aanvraag die aantonen dat een inrichting niet langer een inrichting met een BKG-installatie is als het om een aanvraag tot schrapping van een Y-rubriek gaat.]

§ 10

Het advies van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken bevat een gemotiveerde beoordeling van de lokale en bovenlokale mobiliteitseffecten of -hinder ten gevolge van de exploitatie van de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit.

§ 11

Het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos bevat:
een gemotiveerde beoordeling of de exploitatie van de aangevraagde inrichting of activiteit al dan niet een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone, aangewezen door de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 36bis van het Natuurdecreet, kan veroorzaken als vermeld in artikel 36ter, § 3, van voormeld decreet;
een gemotiveerde beoordeling of de exploitatie van de aangevraagde inrichting of activiteit al dan niet een onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het Vlaams Ecologisch Netwerk kan veroorzaken;
in voorkomend geval, een gemotiveerde beoordeling van de afwijkingsmogelijkheden, vermeld in artikel 26bis, § 3, en 36ter, § 5, van het Natuurdecreet.

§ 12

Het advies van de adviesinstanties, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel [1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018], bevat de gegevens, vermeld in artikel 7, § 1, van het voormelde besluit.

§ 13

Het advies van het agentschap van [het beleidsdomein Omgeving] dat belast is met de uitvoering van het beleid inzake onroerend erfgoed, respectievelijk de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed bevat een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit met het actief- en passiefbehoudsbeginsel en de bepalingen van het beschermingsbesluit van het betrokken onroerend erfgoed, en preciseert welke rechtsgevolgen, vermeld in artikel 6.4.4, § 3, vierde lid, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, van toepassing zijn.

§ 14

Het advies van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle bevat een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de exploitatie van de aangevraagde ingedeelde inrichting of activiteit met de risico's van ioniserende straling voor mens en leefmilieu.

§ 15

Het advies van [het Agentschap Landbouw en Zeevisserij] over de inrichtingen inzake aquacultuur, vermeld in rubriek 62 van de indelingslijst, bespreekt de risico's en mogelijke risicobeperkende maatregelen met betrekking tot de introductie van exoten in open aquacultuurvoorzieningen of de verplaatsing van plaatselijk niet-voorkomende soorten binnen hun natuurlijke verspreidingsgebied als vermeld in artikel 2, 6, 7, 9 en 18 van verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur.
Wetshistoriek
§ 4 gewijzigd bij art. 23, 1° B.Vl.Reg. 21 mei 2021 (BS 23 juni 2021 (ed. 1)), met ingang van 24 juni 2021 (art. 25).
§ 5, enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 23, 2° B.Vl.Reg. 21 mei 2021 (BS 23 juni 2021 (ed. 1)), met ingang van 24 juni 2021 (art. 25).
§ 6 opgeheven bij art. 188, 1° B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221).
§ 9, enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 188, 2° B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221);
3° ingevoegd bij art. 188, 3° B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221) en gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 23 april 2021 (BS 28 mei 2021);
4° ingevoegd bij art. 188, 3° B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221).
§ 12 gewijzigd bij art. 135 B.Vl.Reg. 26 april 2019 (BS 19 juli 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2019 (art. 149).
§ 13 gewijzigd bij art. 244 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).
§ 15 gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2)).

Afdeling 4 De instanties die advies verlenen over kleinhandelsactiviteiten, en de inhoud van de adviezen

Wetshistoriek
Afdeling 4 (art. 38/1 - art. 38/2) ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Artikel 38/1

§ 1

Over vergunningsaanvragen of beroepen die betrekking hebben op het uitvoeren van vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten, wordt advies verleend door de instanties en in de gevallen vermeld in dit artikel.

§ 2

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag betrekking heeft op projecten voor kleinhandelsactiviteiten met een netto handelsoppervlakte van 1000 vierkante meter of meer.
Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan het subadvies inwinnen van het Comité voor Kleinhandel, vermeld in artikel 8 van het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid.
Tenzij het anders is bepaald in de adviesvraag, verleent de instantie, vermeld in het tweede lid, het subadvies binnen een vervaltermijn van twintig dagen.
De vervaltermijn, vermeld in het derde lid, gaat in op de dag na de dag van ontvangst van de subadviesvraag.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 38/2
Het advies van het Agentschap Innoveren en Ondernemen bevat een toetsing aan de beoordelingsgronden, vermeld in artikel 13 van het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, en, in voorkomend geval, het Vlaams beleidskader integraal handelsvestigingsbeleid, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Afdeling 5 De instanties die advies verlenen over vegetatiewijzigingen, en de inhoud van de adviezen

Wetshistoriek
Afdeling 5 (art. 38/3 - art. 38/4) ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Artikel 38/3

§ 1

Het Agentschap voor Natuur en Bos verleent advies over vergunningsaanvragen of beroepen die betrekking hebben op het uitvoeren van vergunningsplichtige vegetatiewijzigingen.

§ 2

Het agentschap van het beleidsdomein Omgeving dat belast is met de uitvoering van het beleid inzake onroerend erfgoed verleent advies als het voorwerp van de vergunningsaanvraag betrekking heeft op gronden die liggen in een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, een voorlopig of definitief beschermd monument, een voorlopig of definitief beschermd cultuurhistorisch landschap of een voorlopig of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht, in voorkomend geval met inbegrip van de overgangszones, vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 voor zover een toelating vereist conform artikel 6.4.4, § 3, tweede lid, van voormeld decreet.
In afwijking van het eerste lid wordt het advies verleend door de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed als een beroep middelen opwerpt over het advies van het agentschap, vermeld in het eerste lid, of over de behandeling van dat advies door de overheid, bevoegd in eerste administratieve aanleg.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 38/4

§ 1

Het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos, bevat een toetsing aan de beoordelingsgronden, vermeld in artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu alsook een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de aangevraagde vegetatiewijzigingen met de natuurzorgplicht, zoals voorzien in artikel 14, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

§ 2

Het advies van het agentschap van het beleidsdomein Omgeving dat belast is met de uitvoering van het beleid inzake onroerend erfgoed, respectievelijk de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed bevat een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de aangevraagde vegetatiewijzigingen met het actief- en passiefbehoudsbeginsel en de bepalingen van het beschermingsbesluit van het betrokken onroerend erfgoed, en preciseert welke rechtsgevolgen, vermeld in artikel 6.4.4, § 3, vierde lid, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, van toepassing zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Hoofdstuk 7 De omgevingsvergunningscommissies

Afdeling 1 Samenstelling van de omgevingsvergunningscommissies

Artikel 39
De volgende personen en instanties maken, conform artikel 16, § 2, van het decreet van 25 april 2014, deel uit van de POVC:
de voorzitter, aangewezen conform artikel 16, § 2, van het decreet van 25 april 2014, met stemrecht;
de secretaris, aangewezen conform artikel 16, § 2, van het decreet van 25 april 2014, zonder stemrecht;
deskundigen, aangewezen conform het tweede en derde lid, met stemrecht;
in voorkomend geval, het adviserend schepencollege met raadgevende stem;
de vertegenwoordigers van de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] van dit besluit, met stemrecht, voor de vergunningsdossiers waarvoor ze advies moeten verlenen.
De deputatie wijst een deskundige en zijn plaatsvervanger aan op grond van hun bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheid inzake ruimtelijke ordening, voor een periode van vier jaar. De deputatie wijst eveneens een deskundige en zijn plaatsvervanger aan op grond van hun bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheid inzake milieu, voor een periode van vier jaar. De mandaten zijn telkens hernieuwbaar voor een periode van vier jaar.
De deskundige of zijn plaatsvervanger die is aangewezen op grond van zijn bekwaamheid inzake ruimtelijke ordening, zetelt in de POVC als de vergunningsaanvraag, het beroep of het verzoek of initiatief tot ambtshalve bijstelling betrekking heeft op stedenbouwkundige handelingen of het verkavelen van gronden. De deskundige of zijn plaatsvervanger die is aangewezen op grond van zijn bekwaamheid inzake milieu, zetelt in de POVC als de vergunningsaanvraag, het beroep of het verzoek of initiatief tot ambtshalve bijstelling betrekking heeft op de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten of als het een vraag tot omzetting van een milieuvergunning als vermeld in artikel 390, § 4, van het decreet van 25 april 2014, betreft.
[[De deskundigen en hun respectieve plaatsvervangers ontvangen een vergoeding voor hun aanwezigheid op de POVC. De provincieraad bepaalt de hoogte van de vergoeding.] Deze vergoeding wordt aangerekend op de begroting van de betrokken provincie.]
Wetshistoriek
Lid 1, 5° gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Lid 4 vervangen bij art. 133 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en gewijzigd bij art. 15 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 57 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Artikel 40

§ 1

De volgende personen en instanties maken, conform artikel 16, § 2, van het decreet van 25 april 2014, deel uit van de GOVC:
de voorzitter, aangewezen conform paragraaf 2, met stemrecht;
de secretaris, aangewezen conform paragraaf 3, zonder stemrecht;
deskundigen, aangewezen conform paragraaf 4, met stemrecht;
het adviserend schepencollege met raadgevende stem;
de vertegenwoordigers van de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 en 38/3] van dit besluit, met stemrecht, voor de vergunningsdossiers waarvoor ze advies moeten verlenen.

§ 2

[Een personeelslid van het departement van niveau A dat de secretaris-generaal van het departement heeft aangewezen, zit de GOVC voor.]
[...]
De afdelingshoofden van de afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, of hun gemachtigden bepalen in onderling overleg wie van hen het voorzitterschap waarneemt als de vergunningsaanvraag of het beroep betrekking heeft op zowel stedenbouwkundige handelingen als de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

§ 3

[De secretaris van de GOVC is een personeelslid van het departement dat de secretaris-generaal van het departement heeft aangewezen.]
De afdelingshoofden van de afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, of hun gemachtigden bepalen in onderling overleg wie van de aangewezen ambtenaren, vermeld in het eerste lid, de functie van secretaris waarneemt als de vergunningsaanvraag of het beroep betrekking heeft op zowel stedenbouwkundige handelingen als de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

§ 4

De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, wijzen elk twee deskundigen en twee plaatsvervangers aan op grond van hun bijzondere wetenschappelijke en technische bekwaamheid inzake ruimtelijke ordening, respectievelijk milieu, voor een periode van vier jaar. Dat mandaat is hernieuwbaar telkens voor een periode van vier jaar.
De deskundigen of hun plaatsvervangers die zijn aangewezen op grond van hun bekwaamheid inzake ruimtelijke ordening, zetelen in de GOVC als de vergunningsaanvraag, het beroep of het verzoek of initiatief tot ambtshalve bijstelling betrekking heeft op stedenbouwkundige handelingen of het verkavelen van gronden. De deskundigen of hun plaatsvervangers die zijn aangewezen op grond van hun bekwaamheid inzake milieu, zetelen in de GOVC als de vergunningsaanvraag, het beroep of het verzoek of initiatief tot ambtshalve bijstelling betrekking heeft op de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten of als het een vraag tot omzetting van een milieuvergunning als vermeld in artikel 390, § 4, van het decreet van 25 april 2014, betreft.
[De deskundigen en hun respectieve plaatsvervangers ontvangen [per zitting van de GOVC waarop ze aanwezig zijn een vergoeding van 200 euro en reiskosten, conform de regeling die geldt voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de Vlaamse overheid.].]
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 5° gewijzigd bij art. 40, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 2 gewijzigd bij art. 40, 2° en 3° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 3 gewijzigd bij art. 40, 4° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 4 gewijzigd bij art. 134 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 16 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 57 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Afdeling 2 Advisering door en werking van de omgevingsvergunningscommissies

Artikel 41
Het college van burgemeester en schepenen, de gemeentelijke omgevingsambtenaar of een persoon die gemachtigd is door het college van burgemeester en schepenen of door de gemeentelijke omgevingsambtenaar, vraagt het advies van de POVC over vergunningsaanvragen voor projecten of voor veranderingen aan projecten die de gewone vergunningsprocedure doorlopen en die beantwoorden aan een van de volgende voorwaarden:
[...]
een project-MER is opgesteld of een ontheffing van de rapportageverplichting is verkregen;
de opmaak van een [mobiliteitsstudie] is vereist;
[...]
[het gaat om een aanvraag met betrekking tot kleinhandelsactiviteiten met een netto handelsoppervlakte van meer dan 20.000 vierkante meter.]
De deputatie [, de provinciale omgevingsambtenaar of een persoon die de deputatie of de provinciale omgevingsambtenaar gemachtigd heeft] vraagt het advies van de POVC over vergunningsaanvragen voor projecten of voor veranderingen aan projecten die de gewone vergunningsprocedure doorlopen en die beantwoorden aan een van de volgende voorwaarden:
de deputatie is de in eerste administratieve aanleg bevoegde overheid en de aanvraag beantwoordt aan een van de volgende voorwaarden:
a)
het gaat om een aanvraag van een vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste klasse;
b)
een project-MER is opgesteld of een ontheffing van de rapportageverplichting is verkregen;
c)
de opmaak van een [mobiliteitsstudie] is vereist;
d)
minstens vijf adviezen als vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 en 38/3] moeten worden ingewonnen, de adviezen van de afdeling RO [, van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en van de ASTRID-veiligheidscommissie, vermeld in artikel 35, § 17,] niet inbegrepen;
e)
[het gaat om een aanvraag met betrekking tot kleinhandelsactiviteiten met een netto handelsoppervlakte van meer dan 20.000 vierkante meter;]
het gaat om een beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en schepenen, waarbij de POVC de vergunningsaanvraag in eerste administratieve aanleg conform het eerste lid moest adviseren;
het gaat om een beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en schepenen over een vergunningsaanvraag voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de tweede klasse.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 135 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Lid 1:
1° opgeheven bij art. 17, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
3° gewijzigd bij art. 17, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
4° opgeheven bij art. 17, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
5° ingevoegd bij art. 41, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Lid 2:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 41, 3° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
1°, c) gewijzigd bij art. 17, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
1°, d) gewijzigd bij art. 41, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°) en bij art. 17, 4° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
1°, e) ingevoegd bij art. 41, 4° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 58 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Lid 1:
4° gewijzigd bij art. 41, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);

Artikel 42
De Vlaamse Regering, de gewestelijke omgevingsambtenaar of een persoon die gemachtigd is door de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar, vraagt het advies van de GOVC over vergunningsaanvragen voor projecten of voor veranderingen aan projecten die de gewone vergunningsprocedure doorlopen en die beantwoorden aan een van de volgende voorwaarden:
de Vlaamse Regering is de in eerste administratieve aanleg bevoegde overheid en de aanvraag beantwoordt aan een van de volgende voorwaarden:
a)
het gaat om een aanvraag van een vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste klasse;
b)
een project-MER is opgesteld of een ontheffing van de rapportageverplichting is verkregen;
c)
de opmaak van een [mobiliteitsstudie] is vereist;
d)
minstens vijf adviezen als vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 en 38/3], moeten worden ingewonnen, de adviezen van de afdeling RO[, van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en van de ASTRID-veiligheidscommissie, vermeld in artikel 35, § 17,] niet inbegrepen;
het gaat om een beroep tegen de beslissing van de deputatie, waarbij de POVC de vergunningsaanvraag in eerste administratieve aanleg conform artikel 41, tweede lid, moest adviseren.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 136 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Enig lid:
1°, c) gewijzigd bij art. 18, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
1°, d) gewijzigd bij art. 42 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°) en bij art. 18, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 58 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Artikel 43

§ 1

De POVC en de GOVC vergaderen minstens eenmaal per maand. Ze vergaderen verschillende keren per maand als de uitoefening van hun bevoegdheden dat noodzakelijk maakt.
[De voorzitter van de omgevingsvergunningscommissie kan beslissen om via teleconferentie of via videoconferentie te vergaderen.]

§ 2

De voorzitters van de omgevingsvergunningscommissies stellen de agenda van de vergadering vast. Ze houden daarbij rekening met de na te leven adviestermijnen.
De secretaris van de omgevingsvergunningscommissie roept de leden van de commissie ten minste één week op voorhand op voor de vergadering. Tegelijk met de oproeping stelt hij de agenda van de vergadering ter beschikking.
Wetshistoriek
§ 1, lid 2 ingevoegd bij art. 19 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 15 september 2020 (art. 59, lid 2).

Artikel 44
Als een vergunningsaanvrager gevraagd heeft om door de POVC of de GOVC te worden gehoord, wordt deze persoon uitgenodigd.
Als de beroepsindiener gevraagd heeft om door de POVC of de GOVC gehoord te worden, wordt zowel de beroepsindiener als de vergunningsaanvrager uitgenodigd, ook als de vergunningsaanvrager niet uitdrukkelijk gevraagd heeft om gehoord te worden.
[De voorzitter van de omgevingsvergunningscommissie kan beslissen om de hoorzittingen alleen schriftelijk, via teleconferentie of via videoconferentie te houden op voorwaarde dat alle personen die gehoord wensen te worden, hiermee akkoord gaan.]
De voorzitter of de secretaris kan afhankelijk van de agenda de spreektijd en het maximale aantal vertegenwoordigers van de vergunningsaanvrager of beroepsindiener bepalen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 20 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 15 september 2020 (art. 59, lid 2).

Artikel 45
Na beraadslaging over het vergunningsdossier en rekening houdend met alle beschikbare dossierstukken, gegevens en informatie, formuleert de omgevingsvergunningscommissie een geïntegreerd advies. Als het advies niet met eenparigheid van stemmen wordt uitgebracht, worden ook de minderheidsstandpunten in het advies vermeld.

Artikel 46
Het advies van de omgevingsvergunningscommissie bevat minstens:
een gemotiveerde beoordeling van het aangevraagde, onder meer rekening houdend met:
a)
[in voorkomend geval, de beoordelingsgronden, vastgesteld bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014;]
b)
de verschillende uitgebrachte adviezen;
een gemotiveerde beoordeling van eventuele standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek;
in voorkomend geval, een gemotiveerd voorstel van:
a)
de duur van de omgevingsvergunning;
b)
de voorwaarden en lasten.
Wetshistoriek
Enig lid, 1°, a) vervangen bij art. 43 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Hoofdstuk 8 Beslissing over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg

Wetshistoriek
Opschrift hoofdstuk 8 vervangen bij art. 21 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Artikel 47

[Als een beslissing van de gemeenteraad vereist is over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg,] neemt de gemeenteraad daarover een besluit. De gemeenteraad neemt daarbij kennis van de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek.
Uiterlijk tien dagen na de gemeenteraadszitting stelt de gemeente de gemeenteraadsbeslissing ter beschikking hetzij van de bevoegde omgevingsvergunningscommissie als die advies moet verlenen, hetzij van het bevoegde bestuur als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 22 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Hoofdstuk 9 De beslissing

Afdeling 1 Inhoud van de beslissing

Artikel 48

§ 1

De beslissing over de vergunningsaanvraag bevat ten minste de volgende gegevens:
de datum van de vergunningsaanvraag en, in voorkomend geval, de datum van de indiening van het beroep;
de ligging van het voorwerp van de vergunningsaanvraag;
de naam en het adres van de aanvrager of exploitant;
3°/1
[met betrekking tot de ingedeelde inrichting of activiteit, het inrichtingsnummer en in voorkomend geval het ondernemingsnummer van de exploitant;]
in voorkomend geval, een verwijzing naar de adviezen die de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3], het adviserend schepencollege en, in voorkomend geval, de POVC of de GOVC hebben uitgebracht in de aanleg in kwestie, en de wijze waarop daarmee is omgegaan;
[als een OVR is opgemaakt: een verwijzing naar de beslissing over de goedkeuring van het OVR en de wijze waarop met het OVR is omgegaan;]
5°/1
[als een project-MER is opgemaakt:
a)
de gemotiveerde conclusie van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, over de aanzienlijke effecten van het project op het milieu. Bij het nemen van de gemotiveerde conclusie wordt rekening gehouden met de resultaten van het onderzoek van de afdeling, bevoegd voor veiligheids- milieueffectenrapportage, vermeld in artikel 4.3.8, § 2, van het DABM, en met de adviezen, standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn uitgebracht in het kader van de gevolgde vergunningsprocedure;
b)
een beschrijving van alle kenmerken van het project of de geplande maatregelen om aanzienlijke nadelige effecten op het milieu te vermijden, te voorkomen of te beperken en, indien mogelijk, te compenseren en, in voorkomend geval, monitoringsmaatregelen;
c)
in voorkomend geval de vaststelling van de procedures voor de monitoring van de aanzienlijke nadelige milieueffecten die door de aanvrager uitgevoerd moeten worden, als er op basis van andere wetgeving geen andere monitoringsregeling is vastgesteld.
]
in voorkomend geval, een verwijzing naar de aard van de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek in de aanleg in kwestie, en de wijze waarop daarmee werd omgegaan;
een motivering van de beslissing, onder meer rekening houdend met:
a)
[in voorkomend geval, de beoordelingsgronden, vastgesteld bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014;]
b)
[in voorkomend geval, het ondeelbare karakter van de beslissing omdat meerdere vergunningsplichtige aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn;]
in voorkomend geval, de duur van de vergunning en de reden daarvoor;
in geval van vergunning, een verwijzing naar de termijnen, vermeld in artikel 99 en 101, respectievelijk 102 en 103 van het decreet van 25 april 2014;
10°
in voorkomend geval, de voorwaarden en lasten die verbonden worden aan de omgevingsvergunning. In geval van algemene en sectorale milieuvoorwaarden kan [conform artikel 33, 47 of 66, § 4,] van het decreet van 25 april 2014 volstaan worden met een verwijzing daarnaar. Als een afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden is toegestaan met toepassing van artikel 5.4.8 van het DABM, kan volstaan worden met een verwijzing naar die afwijking en de voorwaarden waaronder ze is verleend;
11°
in voorkomend geval, de verschillende fasen of onderdelen van een project met eventueel daarbij behorende referentiemomenten;
12°
de geactualiseerde vergunningssituatie op het vlak van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten als de omgevingsvergunning betrekking heeft op de verandering van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit;
13°
de mogelijkheid en de modaliteiten van beroep tegen de genomen beslissing.

§ 2

De geactualiseerde vergunningssituatie van het project, vermeld in paragraaf 1, 12°, omvat de volgende onderdelen:
alle vergunde of gemelde indelingsrubrieken van ingedeelde inrichtingen of activiteiten die deel uitmaken van het project;
in voorkomend geval, de capaciteit die of het vermogen dat maximaal toegestaan is voor de indelingsrubriek waaronder de ingedeelde inrichting of activiteit valt;
een opsomming van de bijzondere milieuvoorwaarden die al van toepassing zijn of dan worden opgelegd, met uitzondering van de bijzondere milieuvoorwaarden die als gevolg van hun tijdelijke karakter, van een veranderde exploitatie of van een wettelijke of reglementaire bepaling geen uitwerking meer hebben.

§ 3

De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kunnen een of meer modelbesluiten vaststellen.
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
3°/1 ingevoegd bij art. 23, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
4° gewijzigd bij art. 44, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
5° vervangen bij art. 25, 1° B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017);
5°/1 ingevoegd bij art. 25, 2° B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017);
7°, a) vervangen bij art. 44, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
7°, b) vervangen bij art. 23, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1));
10° gewijzigd bij art. 23, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Artikel 49
De beslissing waarmee een omgevingsvergunning verleend wordt voor BKG-installaties, bevat naast de gegevens, vermeld in artikel 48, minstens de volgende gegevens:
de toelating tot de emissie van broeikasgassen die voor de inrichting relevant zijn;
de verplichting om binnen vier maanden na het einde van elk jaar een hoeveelheid emissierechten in te leveren. Die hoeveelheid ingeleverde emissierechten moet overeenkomen met de hoeveelheid BKG-emissies die de BKG-installatie in het voorgaande kalenderjaar heeft veroorzaakt, vermeerderd met de hoeveelheid BKG-emissies die de BKG-installatie heeft veroorzaakt in voorgaande jaren en waarvoor de exploitant nog geen emissierechten heeft ingeleverd.
In het eerste lid wordt verstaan onder BKG-installatie: een vaste technische eenheid waarin een of meer van de activiteiten en processen die in de vierde kolom van de indelingslijst met de letter Y zijn aangeduid, alsook andere activiteiten die op dezelfde locatie uitgevoerd worden en die daarmee rechtstreeks samenhangen, plaatsvinden die technisch in verband staan met de voormelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging.

Artikel 50
De beslissing waarmee een omgevingsvergunning verleend wordt voor de exploitatie van een inrichting of activiteit die is ingedeeld op basis van indelingsrubriek 2.3.11, bevat naast de gegevens, vermeld in artikel 48, minstens de volgende gegevens:
het afvalbeheersplan of, in voorkomend geval, het herziene afvalbeheersplan, vermeld in subafdeling 5.2.6.2 van titel II van het VLAREM;
de financiële zekerheid, vermeld in subafdeling 5.2.6.8 van titel II van het VLAREM;
de voorgestelde locatie van de afvalvoorziening, met inbegrip van eventuele alternatieve locaties;
de categorie van de voorziening.
De bijkomende gegevens, vermeld in het eerste lid, zijn niet vereist in geval van beslissingen over inert afval, afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf, en niet-gevaarlijk niet-inert afval, tenzij ze worden gestort in een afvalvoorziening van categorie A, met uitzondering van de afvalvoorzieningen, vermeld in artikel 5.2.6.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM.

Artikel 51
De beslissing waarmee een omgevingsvergunning verleend wordt voor stortplaatsen van afval, bevat naast de gegevens, vermeld in artikel 48, minstens de volgende gegevens:
de stortplaatscategorie;
de lijst van de afvalsoorten en de totale hoeveelheid afvalstoffen die op de stortplaats mogen worden gestort;
als dat niet begrepen wordt in de toepasselijke algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM:
a)
de voorschriften voor de stortvoorbereidingen, stortwerkzaamheden en toezichts- en controleprocedures, met inbegrip van urgentieplannen, alsook voorlopige voorschriften voor de sluitings- en nazorgwerkzaamheden;
b)
de bepaling dat de exploitant ten minste eenmaal per jaar het rapport, vermeld in artikel 5.2.4.6.5 van titel II van het VLAREM, moet bezorgen aan de toezichthouder die conform titel XVI van het DABM, bevoegd is, en aan de OVAM.

Artikel 52
De beslissing waarmee een omgevingsvergunning verleend wordt voor een GPBV-installatie, bevat naast de gegevens, vermeld in artikel 48, minstens de volgende gegevens:
de titel van de BREF's die voor de installatie of activiteit in kwestie relevant zijn;
de manier waarop de milieuvoorwaarden, vermeld in titel II en titel III van het VLAREM, waaronder emissiegrenswaarden, zijn vastgesteld in relatie tot de BBT en de BBT-GEN.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
BBT: de beste beschikbare technieken;
BBT-GEN: met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus;
BREF: de BBT-referentiedocumenten die ter uitvoering van richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) worden opgesteld.

Artikel 53
Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op het oprichten, uitbreiden of afbreken van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom, bevat de beslissing, in voorkomend geval, een verwijzing naar het standpunt van de eigenaars van de aanpalende percelen en de wijze waarop daarmee is omgegaan.

Afdeling 1/1 Duur van de vergunningen

Wetshistoriek
Afdeling 1/1 (art. 53/1) ingevoegd bij art. 61 B.Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 26 september 2024).
Artikel 53/1
De geldigheidsduur van de omgevingsvergunning voor de inrichtingen of de activiteiten, vermeld in indelingsrubriek 53.4, 53.5, 53.8 en 53.12, is maximaal twintig jaar.
De geldigheidsduur van de omgevingsvergunning voor de inrichtingen of de activiteiten, vermeld in indelingsrubriek 53.2, is maximaal vijf jaar.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 61 B.Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 26 september 2024).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 69 B.Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 26 september 2024).

Afdeling 2 Aanvang van de vergunningsduur

Artikel 54
De vergunningsduur neemt een aanvang op de dag dat conform artikel 35 en 49 van het decreet van 25 april 2014 mag worden gebruikgemaakt van de omgevingsvergunning. Als een schorsend administratief beroep wordt ingesteld tegen de beslissing of een onderdeel daarvan, neemt de vergunningsduur een aanvang op de dag na:
de dag van betekening van de definitieve beslissing;
het verstrijken van de termijn als er geen beslissing is genomen binnen de vastgestelde of in voorkomend geval verlengde termijn, conform artikel 66 van het decreet;
de dag van betekening van de onontvankelijk- of onvolledigverklaring, vermeld in artikel 58, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
In het geval meerdere schorsende administratieve beroepen zijn ingesteld tegen eenzelfde beslissing in eerste administratieve aanleg, neemt de vergunningsduur een aanvang op de laatste dag waarop uitspraak gedaan wordt over de ingestelde beroepen.

Afdeling 3 Bekendmaking van de beslissing

Onderafdeling 1 Algemene bepalingen
Artikel 55
Tenzij het uitdrukkelijk anders is bepaald, wordt in deze afdeling verstaan onder beslissing: een uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing over een vergunningsaanvraag.

Artikel 56
De beslissing over een omgevingsvergunning wordt bekendgemaakt door:
in voorkomend geval, de aanplakking van een affiche op de plaats waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, conform artikel 59;
de publicatie op de website van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, conform artikel 60;
in voorkomend geval, de publicatie in een dag- of weekblad, conform artikel 61;
in voorkomend geval, de individuele kennisgeving, conform artikel 62;
de analoge of digitale terinzagelegging van de beslissing in het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, conform artikel 63.
In afwijking van het eerste lid wordt een beslissing over vergunningsaanvragen voor projecten of voor veranderingen aan projecten die uitsluitend mobiele of verplaatsbare inrichtingen of activiteiten omvatten, bekendgemaakt door:
in voorkomend geval, de aanplakking van een affiche aan:
a)
het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden in geval van mobiele of verplaatsbare inrichtingen of activiteiten in één gemeente, conform artikel 59 van dit besluit;
b)
het provinciehuis van de provincie of provincies waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten uitgevoerd zal worden, conform artikel 59 van dit besluit;
de publicatie op de website van de bevoegde overheid, conform artikel 60 van dit besluit. Die publicatie geldt als aanplakking, als vermeld in artikel 35, eerste lid, artikel 49, eerste lid, en artikel 54, 3°, van het decreet van 25 april 2014;
in voorkomend geval, de publicatie in een dag- of weekblad, conform artikel 61 van dit besluit;
in voorkomend geval, de individuele kennisgeving, conform artikel 62 van dit besluit;
de analoge of digitale terinzagelegging van de beslissing in:
a)
het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden in geval van mobiele of verplaatsbare inrichtingen of activiteiten in één gemeente, conform artikel 63 van dit besluit;
b)
het provinciehuis van de provincie of provincies waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten uitgevoerd zal worden, conform artikel 63 van dit besluit.

Artikel 57
[De gemeente stelt de tekst ter beschikking die gebruikt wordt voor de bekendmaking, vermeld in artikel 56, eerste lid, 1° tot en met 3°, en tweede lid, 1° tot en met 3°.]
De tekst, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende gegevens:
[op welke vergunningsplicht of vergunningsplichten, vermeld in artikel 5 van het decreet van 25 april 2014, de aanvraag betrekking heeft;]
1/1°
[een beknopte omschrijving van het voorwerp van de vergunningsaanvraag;]
de ligging van het voorwerp van de vergunningsaanvraag;
de naam van de aanvrager of exploitant. Als de aanvraag wordt ondertekend door een natuurlijk persoon namens een rechtspersoon, wordt alleen de naam van de rechtspersoon vermeld;
de overheid die de beslissing heeft genomen;
de plaats waar de beslissing ter inzage ligt;
de mogelijkheid en de modaliteiten om beroep tegen de genomen beslissing in te stellen.
Wetshistoriek
Lid 1 vervangen bij art. 137, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Lid 2:
1° vervangen bij art. 137, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
1/1° ingevoegd bij art. 137, 3° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 58
In geval van betwistingen over de bekendmaking stelt de gemeente of de vergunningsaanvrager de nodige verklaringen of bewijsstukken ter beschikking van het bevoegde bestuur, nadat daarom verzocht is.
Onderafdeling 2 Aanplakking van een affiche
Artikel 59

§ 1

In de volgende gevallen wordt een affiche aangeplakt:
als een omgevingsvergunning wordt verleend;
als een omgevingsvergunning wordt geweigerd nadat de gewone vergunningsprocedure [...] doorlopen is.
De tekst van de aanplakking, vermeld in artikel 57 van dit besluit, wordt met zwarte letters op een gele affiche van minimaal A2-formaat afgedrukt en wordt voorafgegaan door het opschrift “BEKENDMAKING BESLISSING OMGEVINGSVERGUNNING”.

§ 2

De affiche wordt aangeplakt uiterlijk tien dagen na de ontvangst van de beslissing en blijft hangen gedurende de periode van dertig dagen, die ingaat op de dag na de eerste dag van de aanplakking. De vergunningsaanvrager brengt de gemeente op de startdatum [...] van de aanplakking op de hoogte van [die datum en verklaart hierbij dat de affiche conform artikel 20 van het Omgevingsvergunningenbesluit werd aangeplakt en aangeplakt zal blijven tot de laatste dag van de periode van dertig dagen]. [Die datum wordt] in het omgevingsloket ingevoerd.
De affiche wordt aangeplakt op een plaats waar het voorwerp van de beslissing paalt aan een openbare weg, of als het aan verschillende openbare wegen paalt, aan elk van die openbare wegen. Als het voorwerp van de beslissing niet paalt aan een openbare weg, wordt de affiche aangeplakt op een plaats aan de dichtstbijzijnde openbare weg.
Als de beslissing betrekking heeft op het openbaar domein, wordt de affiche aangeplakt aan elke zijde waar men van op de openbare weg de grens van het voorwerp van de beslissing bereikt.
De vergunningsaanvrager plakt de affiche aan op een schutting, op een muur of op een [bord] dat aan een paal bevestigd is, op de grens tussen het terrein of de toegang tot het terrein en de openbare weg en evenwijdig met de openbare weg, met de tekst gericht naar de openbare weg en op een maximumhoogte van twee meter.
De affiche is altijd goed leesbaar vanaf de openbare weg.

§ 3

In afwijking van paragraaf 2 plakt het gemeentebestuur, respectievelijk het provinciebestuur de tekst, vermeld in artikel 57, aan het gemeentehuis of provinciehuis aan in geval van beslissingen over vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten, met toepassing van de voorwaarden, vermeld in dit artikel.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 2° gewijzigd bij art. 24 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 2 gewijzigd bij art. 138, 1° en 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Onderafdeling 3 Publicatie op de website
Artikel 60

§ 1

De gemeente publiceert de tekst, vermeld in artikel 57, op haar website op een voor bekendmakingen geëigende en opvallende plaats. De gemeente kan meer gegevens op de website publiceren.
De tekst wordt gepubliceerd uiterlijk tien dagen na de datum waarop de gemeente de beslissing heeft genomen, of na de datum waarop de beslissing ter beschikking is gesteld van de gemeente. De tekst blijft minstens gedurende een periode van dertig dagen, die ingaat op de dag na de eerste dag van de publicatie, op de website staan.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1 publiceert het bevoegde bestuur de tekst, vermeld in artikel 57, op zijn website in geval van beslissingen over vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten, met toepassing van de voorwaarden, vermeld in dit artikel.
Onderafdeling 4 Publicatie in een dag- of weekblad
Artikel 61

§ 1

De gemeente publiceert de tekst, vermeld in artikel 57, in ten minste één dag- of weekblad met minstens regionaal karakter in de volgende gevallen:
de vergunningsaanvraag omvat een project-MER of een OVR;
de vergunningsaanvraag heeft betrekking op de exploitatie van een inrichting of activiteit met een GPBV-installatie.
De publicatie, vermeld in het eerste lid, gebeurt uiterlijk tien dagen [na de datum waarop de gemeente de beslissing heeft genomen, of na de datum waarop de beslissing ter beschikking is gesteld van de gemeente], op kosten van de vergunningsaanvrager.
Als het voorwerp van de vergunningsaanvraag in twee of meer gemeenten uitgevoerd zal worden, kan voor een van de volgende werkwijzen gekozen worden:
elke gemeente zorgt voor een publicatie;
de gemeenten zorgen voor een gecoördineerde publicatie.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1 zorgt het bevoegde bestuur voor de publicatie op kosten van de vergunningsaanvrager in geval van beslissingen over vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten.
Wetshistoriek
§ 1, lid 2 gewijzigd bij art. 139 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Onderafdeling 5 Individuele kennisgeving
Artikel 62
Het bevoegde bestuur stelt de beslissing met een beveiligde zending uiterlijk tien dagen na de datum waarop de beslissing is genomen of de beslissingstermijn is verstreken, ter beschikking van de volgende personen of instanties:
de vergunningsaanvrager;
in voorkomend geval, de beroepsindiener;
[...]
in voorkomend geval, de toezichthoudende architect als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op stedenbouwkundige handelingen en als hij daarom verzoekt.
Het bevoegde bestuur stelt de beslissing met een digitale zending uiterlijk tien dagen na de datum waarop de beslissing is genomen of de beslissingstermijn is verstreken, ter beschikking van de volgende instanties:
het college van burgemeester en schepenen;
de afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op stedenbouwkundige handelingen of het verkavelen van gronden;
de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit;
3°/1
[het Agentschap Innoveren en Ondernemen, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op kleinhandelsactiviteiten;]
3°/2
[het Agentschap voor Natuur en Bos, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op wijzigingen van de vegetatie;]
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3], die advies verlenen in eerste, respectievelijk tweede aanleg;
in voorkomend geval, de POVC of de GOVC;
de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage in de volgende gevallen:
a)
als het gaat om een inrichting waarop indelingsrubriek 17.2 van toepassing is;
b)
als de vergunningsaanvraag een project-MER of een OVR omvat of als een ontheffing van de rapportageverplichting is verkregen;
de nv Aquafin als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de indelingsrubrieken 3, 53.1 tot en met 53.5, 53.9 en 53.11;
de VLM als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de exploitatie van een inrichting of activiteit die ingedeeld is in een of meer van de indelingsrubrieken 9.3 tot en met 9.8 of 28.2.
[Het bevoegde bestuur bezorgt de beslissing uiterlijk tien dagen na de datum waarop de beslissing is genomen of de beslissingstermijn is verstreken, aan de volgende instanties:
de toezichthouder die conform titel XVI van het DABM bevoegd is als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit;
OVAM als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de indelingsrubriek 2 en niet gevat is onder het tweede lid, 4°;
de afdeling van de VMM bevoegd voor grondwater als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de indelingsrubrieken 52 tot en met 56 en niet gevat is onder het tweede lid, 4°;
[de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk en de rioolbeheerder als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op het afbreken van gebouwen zoals bedoeld in artikel 4.2.1., 1°, c) van de VCRO. Onder rioolbeheerder moet worden verstaan de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk wanneer hij de sanering, zoals bedoeld in artikel 2.1.2, 23° van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, zelf organiseert of de derde entiteit waarop de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk beroep doet om de sanering uit te voeren;]
[de afdeling van de VMM, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de indelingsrubriek 3 en niet onder de toepassing van het tweede lid, 4°, valt.]
]
Wetshistoriek
Lid 1, 3° opgeheven bij art. 25 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Lid 2:
3°/1 en 3°/2 ingevoegd bij art. 45, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
4° gewijzigd bij art. 45, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Lid 3 ingevoegd bij art. 140 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Lid 3:
4° ingevoegd bij art. 31 B.Vl.Reg. 24 mei 2019 (BS 21 juni 2019), met ingang van 1 januari 2020 (art. 32);
5° ingevoegd bij art. 81 B.Vl.Reg. 24 juni 2022 (BS 16 november 2022 (ed. 1)).
Onderafdeling 6 De terinzagelegging
Artikel 63

§ 1

De beslissing wordt gedurende dertig dagen analoog of digitaal ter inzage gelegd in het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden.
Gedurende de termijn, vermeld in het eerste lid, worden eveneens de volgende documenten ter inzage gelegd, voor zover de overheid waarbij het dossier ter inzage ligt, over deze documenten beschikt:
de ingediende en eventueel gewijzigde vergunningsaanvraag;
de adviezen die de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3], het adviserend schepencollege en, in voorkomend geval, de POVC of de GOVC hebben uitgebracht in de aanleg in kwestie;
de beslissing over de goedkeuring van het project-MER respectievelijk het OVR;
de gemeenteraadsbeslissing over [de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg, vermeld in artikel 31 van het decreet van 25 april 2014].
De terinzagelegging, vermeld in het eerste en tweede lid, gebeurt uiterlijk tien dagen na de datum waarop het college van burgemeester en schepenen de beslissing heeft genomen, of na de datum waarop de beslissing ter beschikking van de gemeente is gesteld.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, worden beslissingen over vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten analoog of digitaal ter inzage gelegd in het provinciehuis van de betrokken provincie of provincies, met toepassing van de voorwaarden, vermeld in dit artikel.

§ 3

Als de terinzagelegging digitaal verloopt, kan de persoon die het dossier raadpleegt, hierbij beroep doen op technische ondersteuning van de overheid, waarbij het dossier ter inzage ligt.
Wetshistoriek
§ 1, lid 2:
2° gewijzigd bij art. 46 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°);
4° gewijzigd bij art. 26 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Onderafdeling 7 Landsgrens- en gewestgrensoverschrijdende effecten
Artikel 64
Elke beslissing over een vergunningsaanvraag waarop artikel 27 of artikel 28 van toepassing is, wordt door het bevoegde bestuur meegedeeld aan de bevoegde autoriteit. Het bevoegde bestuur stuurt daarvoor een kopie van de uitdrukkelijke beslissing of een notificatie van de stilzwijgende beslissing naar de voormelde bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop het de beslissing aan de vergunningsaanvrager meedeelt.

Hoofdstuk 10 De gewone vergunningsprocedure

Afdeling 1 De gewone vergunningsprocedure in eerste administratieve aanleg

Onderafdeling 1 Ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek
Artikel 65
Een vergunningsaanvraag wordt ingediend conform [artikel 7, § 2, en artikel 18] van het decreet van 25 april 2014.
Het aanvraagdossier wordt ingediend:
in twee exemplaren bij indiening met een analoge zending;
met een digitale zending.
De vergunningsaanvrager geeft uitdrukkelijk in zijn aanvraagdossier aan:
of hij gehoord wil worden door een omgevingsvergunningscommissie, als een advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
welke delen uit het project-MER of OVR hij aan het openbaar onderzoek wil onttrekken en waarvoor hij over de voorafgaande beslissing van de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage beschikt.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 27 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Artikel 66
Het bevoegde bestuur onderzoekt de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag.
[De vergunningsaanvraag wordt onontvankelijk bevonden als het bevoegde bestuur bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek vaststelt dat de aanvraag strijdig is met [de verplichtingen, vermeld in artikel 7, § 2,] van het decreet van 25 april 2014.]
[Het resultaat van het onderzoek over de project-m.e.r.-screening bevat in voorkomend geval:
als besloten wordt dat een project-MER moet worden opgesteld, de belangrijkste redenen waarom een project-MER moet worden opgesteld, waarbij verwezen wordt naar de relevante criteria, vermeld in bijlage II van het DABM;
als besloten wordt dat er geen project-MER hoeft te worden opgesteld, de belangrijkste redenen waarom er geen project-MER hoeft te worden opgesteld, waarbij verwezen wordt naar de relevante criteria, vermeld in bijlage II van het DABM, en, als de aanvrager die heeft voorgesteld, de kenmerken van het project of de geplande maatregelen om te vermijden of te voorkomen wat anders wellicht aanzienlijke nadelige milieueffecten zouden zijn geweest.
Het bevoegde bestuur houdt, als dat relevant is, bij de beslissing, vermeld in het derde lid, rekening met de resultaten van de voorafgaande controles die zijn verricht, of met de beoordelingen van de effecten op het milieu die zijn gemaakt met toepassing van titel IV van het DABM of met toepassing van andere gewestelijke of federale regelgeving.]
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek wordt conform artikel 21 van het decreet van 25 april 2014 meegedeeld.
Wetshistoriek
Lid 2 vervangen bij art. 47 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°) en gewijzigd bij art. 28 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Leden 3 en 4 ingevoegd bij art. 26 B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017).
Onderafdeling 2 Onderzoek van het project
Artikel 67

§ 1

Op de dag van de verzending van de ontvankelijk- en volledigverklaring van de vergunningsaanvraag of uiterlijk bij het verstrijken van de vervaltermijn, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, stelt het bevoegde bestuur de vergunningsaanvraag ter beschikking van:
de betrokken gemeente met de opdracht een openbaar onderzoek in te stellen, conform de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5, van dit besluit, en, in voorkomend geval, met het verzoek aan het adviserend schepencollege om advies te verlenen als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
de bevoegde omgevingsvergunningscommissie als die, conform artikel 25 van het decreet van 25 april 2014, advies moet verlenen;
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] van dit besluit, als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd project-MER of nog niet goedgekeurd OVR omvat;
de instantie die door de federale overheid is belast met het opstellen van het externe noodplan, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op inrichtingen of activiteiten die zijn ingedeeld op basis van indelingsrubriek 2.3.11.
In geval van een vergunningsaanvraag voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten wordt in afwijking van het eerste lid:
de vergunningsaanvraag niet ter beschikking gesteld van de betrokken gemeente, maar van de betrokken provincie met de opdracht om een openbaar onderzoek te organiseren, conform de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5;
het adviserend schepencollege niet verzocht advies te verlenen.

§ 2

In voorkomend geval stellen de voorzitter of de secretaris van de omgevingsvergunningscommissie binnen tien dagen na de ontvangst van de adviesvraag, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, de vergunningsaanvraag ter beschikking van:
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3], met het verzoek om advies uit te brengen;
het adviserend schepencollege, behalve in geval van vergunningsaanvragen voor bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten, met het verzoek om advies uit te brengen;
de overige leden van de betrokken omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 39 respectievelijk 40.

§ 3 [

Bij [een adviesvraag in een eerste adviesronde] worden voor de advisering de volgende vervaltermijnen gehanteerd:
door de afdeling RO en de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning:
a)
zestig dagen als het een advies aan de POVC of de GOVC betreft;
b)
vijftig dagen in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt a);
door het adviserende schepencollege en de overige adviesinstanties: vijftig dagen.
Alle andere adviezen dan de adviezen, vermeld in het eerste lid, worden uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen.
De vervaltermijnen, vermeld in het eerste en het tweede lid, gaan in op de dag na de ontvangst van de adviesvraag, conform paragraaf 1, van het bevoegde bestuur of de omgevingsvergunningscommissie.
]

§ 4

De voorzitter of de secretaris van de omgevingsvergunningscommissie stellen het geïntegreerde advies, in voorkomend geval met vermelding van de minderheidsstandpunten, ter beschikking van de bevoegde overheid binnen een termijn van:
negentig dagen bij [een adviesvraag in een eerste adviesronde];
vijfenveertig dagen in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt 1°.
De vervaltermijnen, vermeld in het eerste lid, gaan in op de dag na de dag van ontvangst van de adviesvraag van het bevoegde bestuur.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 3° gewijzigd bij art. 48, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 2, enig lid, 1° gewijzigd bij art. 48, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 3 vervangen bij art. 141 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 3, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 48, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 4, lid 1, 1° gewijzigd bij art. 48, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 68
Uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van het ontwerp van project-MER respectievelijk OVR beslist de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, over de goedkeuring of afkeuring van het project-MER respectievelijk het OVR met toepassing van artikel 4.3.8, § 2, en artikel 4.5.7, § 2, van het DABM.
De afdeling, vermeld in het eerste lid, stelt haar beslissing over het project-MER respectievelijk het OVR met een beveiligde zending ter beschikking van de vergunningsaanvrager en met een digitale zending ter beschikking van het bevoegde bestuur en, in voorkomend geval, de POVC of GOVC binnen een termijn van tien dagen nadat ze haar beslissing genomen heeft.

Artikel 69
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 142 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Onderafdeling 3 Situaties die resulteren in een termijnverlenging
Artikel 70
In voorkomend geval brengt het bevoegde bestuur de vergunningsaanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van de termijnverlenging, vermeld in artikel 32, § 2, van het decreet van 25 april 2014.
Als de bevoegde overheid met toepassing van artikel 13 of 30 van het decreet van 25 april 2014 beslist om een tweede openbaar onderzoek te organiseren, deelt ze dat mee aan:
de betrokken gemeente, met de opdracht om het tweede openbaar onderzoek in te stellen, conform de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5, van dit besluit, en, in voorkomend geval, met het verzoek aan het adviserend schepencollege om advies te verlenen;
de bevoegde omgevingsvergunningscommissie als die conform artikel 25 van het decreet van 25 april 2014 advies moet verlenen;
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] van dit besluit [...];
de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd project-MER of een nog niet goedgekeurd OVR omvat.
In geval van een tweede openbaar onderzoek over bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten wordt in afwijking van het eerste lid:
dat niet meegedeeld aan de betrokken gemeente, maar aan de betrokken provincie, met de opdracht om een openbaar onderzoek in te stellen, conform de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5;
het adviserend schepencollege niet verzocht advies te verlenen.
In voorkomend geval stelt het bevoegde bestuur de gewijzigde vergunningsaanvraag ter beschikking van de instanties, vermeld in het tweede of derde lid.
In voorkomend geval:
brengen de bevoegde omgevingsvergunningscommissie of de bevoegde adviesinstanties een nieuw advies uit;
brengt het adviserend schepencollege een nieuw advies uit;
beslist de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, opnieuw over de goedkeuring of afkeuring van het project-MER of het OVR [binnen een termijn van dertig dagen].
Wetshistoriek
Lid 2, 3° gewijzigd bij art. 143, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 49 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Lid 5, 3° gewijzigd bij art. 143, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Onderafdeling 4 Beslissing over de vergunningsaanvraag
Artikel 71
De beslissing over de vergunningsaanvraag, genomen conform artikel 32 van het decreet van 25 april 2014, bevat ten minste de gegevens, vermeld in titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 1, van dit besluit.

Artikel 72
De beslissing over de vergunningsaanvraag wordt bekendgemaakt conform titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3.

Afdeling 2 De gewone vergunningsprocedure in laatste administratieve aanleg

Onderafdeling 1 Ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek
Artikel 73
Een beroep tegen een uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing wordt ingediend conform artikel 56 van het decreet van 25 april 2014.
[Analoge beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg worden ingediend op het adres van het Departement Omgeving.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 50 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).

Artikel 74

§ 1

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
[minstens een van de volgende elementen als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:]
a)
een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b)
het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending. [Als het beroep via het omgevingsloket wordt ingediend, is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, voldaan.]
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

§ 2

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk [veertien] dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

§ 3

De overheid die de bestreden beslissing in eerste administratieve aanleg heeft genomen, stelt het vergunningsdossier ter beschikking van de overheid die in laatste administratieve aanleg bevoegd is voor het beroep tegen de bestreden beslissing, onmiddellijk na de ontvangst van het afschrift van het beroepschrift, conform artikel 56, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 3°, inleidende bepaling vervangen bij art. 144, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 1, lid 4 gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 2, lid 2 gewijzigd bij art. 144, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Onderafdeling 2 Onderzoek van het beroep
Artikel 75

§ 1

Op de dag van de verzending van de ontvankelijk- en volledigverklaring van het beroep of uiterlijk bij het verstrijken van de vervaltermijn, vermeld in artikel 58, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, stelt het bevoegde bestuur het beroepschrift, de bestreden beslissing en de vergunningsaanvraag ter beschikking van:
het adviserend schepencollege met het verzoek om advies te verlenen als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
de bevoegde omgevingsvergunningscommissie als die conform artikel 60 van het decreet van 25 april 2014 advies moet verlenen;
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] van dit besluit, als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is.
Als de vergunningsaanvrager of de beroepsindiener gevraagd heeft om gehoord te worden en het advies van een omgevingscommissie vereist is, bezorgt het bevoegde bestuur dat verzoek samen met de adviesaanvraag aan de commissie in kwestie.
In geval van beroepen over bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten wordt in afwijking van het eerste lid het beroepschrift niet ter beschikking gesteld van het adviserend schepencollege.

§ 2

In voorkomend geval stellen de voorzitter of de secretaris van de omgevingsvergunningscommissie binnen tien dagen na de ontvangst van de adviesvraag, vermeld in paragraaf 1, het beroepschrift, de bestreden beslissing en de vergunningsaanvraag ter beschikking van:
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3], met het verzoek om advies uit te brengen;
in voorkomend geval het adviserend schepencollege, met het verzoek om advies uit te brengen;
de overige leden van de betrokken omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 39 respectievelijk artikel 40;
de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, als het beroepschrift gebreken in de milieueffect- of veiligheidsrapportage aanvoert.

§ 3 [

Bij een eerste adviesvraag worden voor de advisering de volgende vervaltermijnen gehanteerd:
[door de afdeling RO en de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, het Agentschap Innoveren en Ondernemen en het Agentschap voor Natuur en Bos]:
a)
zestig dagen als het een advies aan de POVC of de GOVC betreft;
b)
vijftig dagen in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt a);
door het adviserende schepencollege en de overige adviesinstanties: vijftig dagen.
Alle andere adviezen dan de adviezen, vermeld in het eerste lid, worden uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen.
De vervaltermijnen, vermeld in het eerste en het tweede lid, gaan in op de dag na de ontvangst van de adviesvraag, conform paragraaf 1, van het bevoegde bestuur of de omgevingsvergunningscommissie.
]

§ 4

De voorzitter of de secretaris van de omgevingsvergunningscommissie stellen het geïntegreerde advies, in voorkomend geval met vermelding van de minderheidsstandpunten, ter beschikking van de bevoegde overheid binnen een termijn van:
negentig dagen bij een eerste adviesvraag;
vijfenveertig dagen in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt 1°.
De vervaltermijnen, vermeld in het eerste lid, gaan in op de dag na de dag van ontvangst van de adviesvraag van het bevoegde bestuur.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 3° gewijzigd bij art. 51, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 2, enig lid, 1° gewijzigd bij art. 51, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 3 vervangen bij art. 145 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 3, lid 1, 1° gewijzigd bij art. 51, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 76
Als de vergunningsaanvrager of de beroepsindiener gevraagd heeft om gehoord te worden en het advies van een omgevingsvergunningscommissie niet vereist is, organiseert het bevoegde bestuur, conform artikel 62, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, een hoorzitting van de vergunningsaanvrager of de beroepsindiener met:
[de deputatie, een bestendig afgevaardigde die de deputatie gemachtigd heeft, de provinciale omgevingsambtenaar of een ambtenaar die de provinciale omgevingsambtenaar gemachtigd heeft, als de deputatie de bevoegde overheid is;]
de Vlaamse Regering, de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, of de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, de gewestelijke omgevingsambtenaar of een door die laatste ambtenaar gemachtigde ambtenaar van niveau A als de Vlaamse Regering de bevoegde overheid is.
Als de beroepsindiener gevraagd heeft om gehoord te worden, wordt de vergunningsaanvrager altijd op die hoorzitting uitgenodigd, ook als hij niet uitdrukkelijk gevraagd heeft om gehoord te worden.
[De bevoegde overheid of de provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar kan beslissen om de hoorzitting alleen schriftelijk, via teleconferentie of via videoconferentie te houden op voorwaarde dat alle personen die gehoord wensen te worden, hiermee akkoord gaan.]
De vertegenwoordiger van het bevoegde bestuur kan afhankelijk van de agenda de spreektijd en het maximale aantal vertegenwoordigers van de vergunningsaanvrager of beroepsindiener bepalen.
Wetshistoriek
Lid 1, 1° vervangen bij art. 52 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Lid 3 ingevoegd bij art. 30 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 15 september 2020 (art. 59, lid 2).
Onderafdeling 3 Situaties die resulteren in een termijnverlenging
Artikel 77
In voorkomend geval brengt het bevoegde bestuur de vergunningsaanvrager en de beroepsindiener met een beveiligde zending op de hoogte van de termijnverlenging, vermeld in artikel 66 van het decreet van 25 april 2014.
Als de bevoegde overheid met toepassing van artikel 13 of 64 van het decreet van 25 april 2014 beslist om een nieuw openbaar onderzoek te organiseren, deelt ze dat mee aan:
de betrokken gemeente met de opdracht om het nieuwe openbaar onderzoek in te stellen conform de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5, van dit besluit, en, in voorkomend geval, met het verzoek aan het adviserend schepencollege om advies te verlenen als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
de bevoegde omgevingsvergunningscommissie als die conform artikel 60 van het decreet van 25 april 2014 advies moet verlenen;
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] van dit besluit, als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, als het beroepschrift gebreken in de milieueffect- of veiligheidsrapportage aanvoert.
In geval van een nieuw openbaar onderzoek over bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten wordt in afwijking van het eerste lid:
dat niet meegedeeld aan de betrokken gemeente, maar aan de betrokken provincie met de opdracht om een openbaar onderzoek in te stellen conform de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5, van dit besluit;
het adviserend schepencollege niet verzocht om advies te verlenen.
In voorkomend geval stelt het bevoegde bestuur de vergunningsaanvraag ter beschikking van de instanties, vermeld in het tweede of derde lid.
In voorkomend geval:
brengen de bevoegde omgevingsvergunningscommissie of de bevoegde adviesinstanties een nieuw advies uit;
brengt het adviserend schepencollege een nieuw advies uit;
beslist de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage, opnieuw over het project-MER of het OVR.
Wetshistoriek
Lid 2, 3° gewijzigd bij art. 53 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Onderafdeling 4 Beslissing over het ingestelde beroep
Artikel 78
De beslissing over een ingesteld beroep, genomen conform artikel 66 van het decreet van 25 april 2014, bevat ten minste de gegevens, vermeld in titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 1, van dit besluit.

Artikel 79
De beslissing over een ingesteld beroep wordt bekendgemaakt conform titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3.

Hoofdstuk 11 De vereenvoudigde vergunningsprocedure

Afdeling 1 De vereenvoudigde vergunningsprocedure in eerste administratieve aanleg

Onderafdeling 1 Ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek
Artikel 80
Een vergunningsaanvraag wordt ingediend conform [artikel 7, § 2, en artikel 37] van het decreet van 25 april 2014.
Het aanvraagdossier wordt ingediend:
in twee exemplaren bij indiening met een analoge zending;
met een digitale zending.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Artikel 81
Het bevoegde bestuur onderzoekt de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag.
[De vergunningsaanvraag wordt onontvankelijk bevonden als het bevoegde bestuur bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek vaststelt dat de aanvraag strijdig is met [de verplichtingen, vermeld in artikel 7, § 2,] van het decreet van 25 april 2014.]
[Het resultaat van het onderzoek over de project-m.e.r.-screening bevat in voorkomend geval:
als besloten wordt dat een project-MER moet worden opgesteld, de belangrijkste redenen waarom een project-MER moet worden opgesteld, waarbij verwezen wordt naar de relevante criteria, vermeld in bijlage II van het DABM;
als besloten wordt dat er geen project-MER hoeft te worden opgesteld, de belangrijkste redenen waarom er geen project-MER hoeft te worden opgesteld, waarbij verwezen wordt naar de relevante criteria, vermeld in bijlage II van het DABM, en, als de aanvrager die heeft voorgesteld, de kenmerken van het project of de geplande maatregelen om te vermijden of te voorkomen wat anders wellicht aanzienlijke nadelige milieueffecten zouden zijn geweest.
Het bevoegde bestuur houdt, als dat relevant is, bij de beslissing, vermeld in het derde lid, rekening met de resultaten van de voorafgaande controles die zijn verricht, of met de beoordelingen van de effecten op het milieu die zijn gemaakt met toepassing van titel IV van het DABM of met toepassing van andere gewestelijke of federale regelgeving.]
Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek wordt conform artikel 40 van het decreet van 25 april 2014 meegedeeld.
Wetshistoriek
Lid 2 vervangen bij art. 54 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°) en gewijzigd bij art. 32 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Leden 3 en 4 ingevoegd bij art. 27 B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017).
Onderafdeling 2 Onderzoek van het project
Artikel 82

§ 1

Op de dag van de verzending van de ontvankelijk- en volledigverklaring van de vergunningsaanvraag of uiterlijk bij het verstrijken van de vervaltermijn, vermeld in artikel 40, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, stelt het bevoegde bestuur de vergunningsaanvraag ter beschikking van:
in voorkomend geval, het adviserend schepencollege;
de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] van dit besluit;
de instantie die door de federale overheid is belast met het opstellen van het externe noodplan als de vergunningsaanvraag een project betreft dat betrekking heeft op inrichtingen of activiteiten die zijn ingedeeld op basis van indelingsrubriek 2.3.11.

§ 2

De adviesinstanties, vermeld in het eerste lid, 2°, en, in voorkomend geval, het adviserend schepencollege brengen advies uit binnen een vervaltermijn van dertig dagen.
De vervaltermijn, vermeld in het eerste lid, gaat in op de dag na de dag van ontvangst van de adviesvraag van het bevoegde bestuur.
Wetshistoriek
§ 1, enig lid, 2° gewijzigd bij art. 55 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 83
Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de oprichting, uitbreiding of afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom, vraagt het bevoegde bestuur met een beveiligde zending het standpunt van de eigenaars van de aanpalende percelen[...]. Die eigenaars bezorgen hun standpunt binnen een vervaltermijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de dag van ontvangst van het verzoek om een standpunt van het bevoegde bestuur, aan het bevoegde bestuur dat erom gevraagd heeft.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 56 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).
Onderafdeling 3 Beslissing over de vergunningsaanvraag
Artikel 84
De beslissing over de vergunningsaanvraag, genomen conform artikel 46 van het decreet van 25 april 2014, bevat ten minste de gegevens, vermeld in titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 1, van dit besluit.
[Als de bevoegde overheid tijdens de vereenvoudigde vergunningsprocedure vaststelt dat de gewone vergunningsprocedure van toepassing is, wordt de procedure stopgezet. Tegen de stopzetting van de procedure is geen administratief beroep mogelijk. De vergunningsaanvrager wordt van de stopzetting op de hoogte gebracht en is er toe gehouden een vergunningsaanvraag in te dienen conform de gewone vergunningsprocedure.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 146 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 85
De beslissing over de vergunningsaanvraag wordt bekendgemaakt conform titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3.

Afdeling 2 De vereenvoudigde vergunningsprocedure in laatste administratieve aanleg

Onderafdeling 1 Ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek
Artikel 86
Een beroep tegen een uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing wordt conform artikel 56 van het decreet van 25 april 2014 ingediend.

Artikel 87

§ 1

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
[minstens een van de volgende elementen als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:]
a)
een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b)
het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van de vergunningsvoorwaarden;
de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending. [Als het beroep via het omgevingsloket wordt ingediend, is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, voldaan.]
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

§ 2

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk [veertien] dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift, vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 3°, inleidende bepaling vervangen bij art. 147, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 1, lid 4 gewijzigd bij art. 33 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
§ 2 gewijzigd bij art. 147, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 88
De overheid die de bestreden beslissing in eerste administratieve aanleg heeft genomen, stelt het vergunningsdossier ter beschikking van de overheid die in laatste administratieve aanleg bevoegd is voor het beroep tegen de bestreden beslissing, onmiddellijk na de ontvangst van het afschrift van het beroepschrift, conform artikel 56, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Onderafdeling 2 Onderzoek van het beroep
Artikel 89

§ 1

Op de dag van de verzending van de ontvankelijk- en volledigverklaring van het beroep of uiterlijk bij het verstrijken van de vervaltermijn, vermeld in artikel 58, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, stelt het bevoegde bestuur het beroepschrift, de bestreden beslissing en de vergunningsaanvraag ter beschikking van:
de bevoegde adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] van dit besluit;
het adviserend schepencollege.

§ 2

De adviesinstanties, vermeld in het eerste lid, en het adviserend schepencollege brengen advies uit binnen een vervaltermijn van dertig dagen.
De vervaltermijn van dertig dagen, vermeld in het eerste lid, gaat in op de dag na de dag van ontvangst van de adviesvraag van het bevoegde bestuur.
Wetshistoriek
§ 1, enig lid, 1° gewijzigd bij art. 57 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 90
Als de vergunningsaanvrager of de beroepsindiener gevraagd heeft om gehoord te worden, organiseert het bevoegde bestuur, conform artikel 62, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, een hoorzitting van de vergunningsaanvrager of de beroepsindiener met:
[de deputatie, een bestendig afgevaardigde die de deputatie gemachtigd heeft, de provinciale omgevingsambtenaar of een ambtenaar die de provinciale omgevingsambtenaar gemachtigd heeft, als de deputatie de bevoegde overheid is;]
de Vlaamse Regering, de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening of de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, de gewestelijke omgevingsambtenaar of een door die laatste ambtenaar gemachtigde ambtenaar van niveau A als de Vlaamse Regering de bevoegde overheid is.
Als de beroepsindiener gevraagd heeft om gehoord te worden, wordt de vergunningsaanvrager altijd op die hoorzitting uitgenodigd, ook als hij niet uitdrukkelijk gevraagd heeft om gehoord te worden.
[De bevoegde overheid of de provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar kan beslissen om de hoorzitting alleen schriftelijk, via teleconferentie of via videoconferentie te houden op voorwaarde dat alle personen die gehoord wensen te worden, hiermee akkoord gaan.]
De vertegenwoordiger van het bevoegde bestuur kan afhankelijk van de agenda de spreektijd en het maximale aantal vertegenwoordigers van de vergunningsaanvrager of beroepsindiener bepalen.
Wetshistoriek
Lid 1, 1° vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Lid 3 ingevoegd bij art. 34 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 15 september 2020 (art. 59, lid 2).
Onderafdeling 3 Situaties die resulteren in een termijnverlenging
Artikel 91
Als de bevoegde overheid beslist om met toepassing van artikel 13 van het decreet van 25 april 2014 het advies van de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 of 38/3] van dit besluit, of het adviserend schepencollege alsnog dan wel een tweede keer in te winnen, brengt het bevoegde bestuur de vergunningsaanvrager en de beroepsindiener met een beveiligde zending op de hoogte van de termijnverlenging, vermeld in artikel 66 van het decreet van 25 april 2014.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 59 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Onderafdeling 4 Beslissing over het ingestelde beroep
Artikel 92
De beslissing over een ingesteld beroep, genomen conform artikel 66 van het decreet van 25 april 2014, bevat ten minste de gegevens, vermeld in titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 1, van dit besluit.

Artikel 93
De beslissing over een ingesteld beroep wordt bekendgemaakt conform titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3.

Hoofdstuk 12 De omgevingsvergunning op proef

Artikel 94

Als een omgevingsvergunning op proef verleend is, neemt de vergunningverlenende overheid zonder verdere formaliteiten een definitieve beslissing over de verdere exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit voor de proefperiode verstreken is.
In het eerste lid wordt verstaan onder vergunningverlenende overheid: de overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014.
In afwijking van het tweede lid wordt de overheid, vermeld in artikel 52 van het decreet van 25 april 2014, als de vergunningverlenende overheid beschouwd als ze in laatste administratieve aanleg over de vergunningsaanvraag een beslissing heeft genomen waarbij ze de omgevingsvergunning op proef vooreerst zelf heeft verleend of de beslissing uit eerste administratieve aanleg niet ongewijzigd heeft bevestigd.

Artikel 95

§ 1

Een beslissing over de verdere exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit na de omgevingsvergunning op proef wordt genomen conform de procedure, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4.

§ 2

Ten minste vier maanden voor het verstrijken van de omgevingsvergunning op proef vraagt het bevoegde bestuur advies aan:
de POVC of de GOVC als ze bij of krachtens artikel 25 of artikel 60 van het decreet van 25 april 2014 zijn aangewezen om advies te verlenen in de procedure die tot de beslissing heeft geleid waaraan de overheid haar bevoegdheid ontleent om definitief uitspraak te doen over de vergunning na de omgevingsvergunning op proef;
als de POVC of de GOVC geen adviesbevoegdheid heeft:
a)
het adviserend schepencollege, als het is aangewezen om advies te verlenen in de procedure die tot de beslissing heeft geleid waaraan de overheid haar bevoegdheid ontleent om definitief uitspraak te doen over de vergunningsaanvraag na de omgevingsvergunning op proef;
b)
de adviesinstanties, vermeld in artikel 37 van dit besluit, die zijn aangewezen om advies te verlenen in de procedure die tot de beslissing heeft geleid waaraan de overheid haar bevoegdheid ontleent om definitief uitspraak te doen over de vergunningsaanvraag na de omgevingsvergunning op proef;
de toezichthouder die conform titel XVI van het DABM bevoegd is.
Als de POVC respectievelijk de GOVC adviesbevoegdheid heeft, worden de adviezen van het adviserend schepencollege en van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, door de betrokken commissie gevraagd als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 2°, a), respectievelijk b).
Het advies over de verdere exploitatie na de omgevingsvergunning op proef wordt gegeven binnen een vervaltermijn van:
dertig dagen voor de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, en het adviserend schepencollege;
zestig dagen voor de POVC of de GOVC.
Als er geen advies is binnen de gestelde vervaltermijnen, wordt aangenomen dat akkoord wordt gegaan met de verdere exploitatie na de omgevingsvergunning op proef van de ingedeelde inrichting of activiteit.
[Het advies van de toezichthouder, vermeld in het eerste lid, 3°, bestaat uit een evaluatie van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit tijdens de proefperiode en wordt gegeven binnen een termijn van dertig dagen.]

§ 3

Voor het verstrijken van de vergunning op proef doet de bevoegde overheid overeenkomstig titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 1, uitspraak over de verdere exploitatie na de proefvergunning van de ingedeelde inrichting of activiteit.

§ 4

De beslissing wordt bekendgemaakt overeenkomstig titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3.
Wetshistoriek
§ 2, lid 5 ingevoegd bij art. 148 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 22 februari 2017 (art. 176, 2°).

Artikel 96

Tenzij de beslissing is genomen door de overheid die conform artikel 52 van het decreet van 25 april 2014 bevoegd is, staat tegen de verdere exploitatie na de omgevingsvergunning op proef het administratieve beroep, vermeld in artikel 52 van het decreet van 25 april 2014, open.

Hoofdstuk 13 Actualisatie van de gecoördineerde omgevingsvergunning

Afdeling 1 Actualisatie als gevolg van overdracht

Artikel 97

§ 1

De [...] overdracht van een omgevingsvergunning wat betreft de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, vermeld in artikel 79 van het decreet van 25 april 2014, wordt door de exploitant aan wie de omgevingsvergunning wordt overgedragen, voorafgaand aan de overdracht met een beveiligde zending gemeld aan de overheid die bevoegd is voor het project vóór de overdracht conform artikel 15 van het decreet van 25 april 2014.
De exploitant gebruikt hiertoe:
het formulier, opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd;
de in het formulier aangewezen addenda uit de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
De melding omvat de gegevens die als verplicht in te vullen of bij te voegen voorgeschreven zijn in het formulier en de desbetreffende addenda.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn gemachtigd gezamenlijk het formulier en de addenda-bibliotheek, vermeld in het tweede lid, en de dossiersamenstelling te wijzigen, waarbij minstens de volgende gegevens worden gevraagd:
het voorwerp van de overdracht, met inbegrip van de gecoördineerde toestand van de vergunde inrichting of activiteit, zoals deze na overdracht geldt;
de identificatiegegevens van de betrokken exploitanten.

§ 2

[...]
Wetshistoriek
§ 1, lid 1 gewijzigd bij art. 60, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).
§ 2 opgeheven bij art. 35 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
§ 2, leden 2 tot 3 opgeheven bij art. 60, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).

Afdeling 2 Actualisatie als gevolg van de stopzetting of het verval van de exploitatie

Artikel 98
De exploitant van een ingedeelde inrichting of activiteit meldt met een beveiligde zending binnen twee maanden nadat een van de volgende gebeurtenissen zich heeft voorgedaan, aan de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014:
het verval van de vergunning [die de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit tot voorwerp heeft], vermeld in artikel 99 van het decreet van 25 april 2014;
de vrijwillige gedeeltelijke of gehele definitieve stopzetting van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit.
De bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, zal als gevolg van de melding, vermeld in het eerste lid, het vergunningsbesluit actualiseren.
[De persoon die de melding verricht, gebruikt daarvoor:
het formulier, opgenomen in bijlage 20, die bij dit besluit is gevoegd;
de in het formulier, vermeld in punt 1°, aangewezen addenda uit de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn gemachtigd gezamenlijk het formulier en de addenda-bibliotheek, vermeld in het vorige lid, te wijzigen.]
Wetshistoriek
Lid 1, 1° gewijzigd bij art. 149, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Leden 3 en 4 ingevoegd bij art. 149, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 3 Actualisatie als gevolg van een vergunning, verleend voor de verandering van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit

Artikel 99
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 150 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Titel 4 Het bijstellen van de omgevingsvergunning

Hoofdstuk 1 De bijstelling van de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 6, afdeling 1, van het decreet van 25 april 2014, in eerste administratieve aanleg

Wetshistoriek
Opschrift hoofdstuk 1 gewijzigd bij art. 36 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 1 De indiening van het verzoek en ambtshalve initiatief

Artikel 100
[De volgende gemotiveerde verzoeken worden met een beveiligde zending ingediend bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014:
het verzoek tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning opgelegde bijzondere milieuvoorwaarden, vermeld in artikel 82 van het decreet van 25 april 2014;
het verzoek van de vergunninghouder of exploitant tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning opgelegde voorwaarden, vermeld in artikel 82/1 van het decreet van 25 april 2014.
]
De verzoeker gebruikt hiertoe:
het formulier, opgenomen in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd;
de in het formulier aangewezen addenda uit de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Het gemotiveerde verzoek omvat de gegevens die als verplicht in te vullen of bij te voegen voorgeschreven zijn in het formulier en de desbetreffende addenda.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn gemachtigd gezamenlijk het formulier en de addenda-bibliotheek, vermeld in het tweede lid, en de dossiersamenstelling te wijzigen, waarbij minstens de volgende gegevens worden gevraagd:
het voorwerp van het verzoek;
de identificatiegegevens van [de plaats waarop het verzoek betrekking heeft];
de identificatiegegevens van de verzoeker.
Wetshistoriek
Lid 1 vervangen bij art. 37, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Lid 4, 2° gewijzigd bij art. 37, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Artikel 101
Als de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, een initiatief tot ambtshalve bijstelling van de in de omgevingsvergunning opgelegde bijzondere milieuvoorwaarden neemt, zal haar besluit daarvoor de gegevens, vermeld in artikel 100 van dit besluit, omvatten.

Afdeling 2 Het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek

Artikel 102
Het bevoegde bestuur onderzoekt de ontvankelijkheid en volledigheid van het verzoek tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden].
Bij het onderzoek naar de ontvankelijkheid en volledigheid wordt nagegaan of voldaan is aan de bepalingen van artikel 100 van dit besluit, [artikel 82, eerste en tweede lid, en artikel 82/1] van het decreet van 25 april 2014.
Het resultaat van het onderzoek naar de ontvankelijkheid en volledigheid van het verzoek tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden] wordt met een beveiligde zending meegedeeld aan de verzoeker binnen een termijn van vijftig dagen vanaf de dag na de datum waarop het verzoek is ingediend.
Op dezelfde dag van de mededeling, vermeld in het derde lid, brengt het bevoegde bestuur de exploitant van de ingedeelde inrichting of activiteit met een beveiligde zending op de hoogte van een ontvankelijk en volledig bevonden verzoek dat niet door hem is ingediend.
Het besluit, vermeld in artikel 101, wordt door het bevoegde bestuur met een beveiligde zending meegedeeld aan de exploitant van de ingedeelde inrichting of activiteit binnen een termijn van vijftig dagen vanaf de dag na de datum waarop het is vastgesteld.
Als het verzoek tot bijstelling van in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden] onontvankelijk of onvolledig wordt bevonden, wordt de procedure definitief stopgezet.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 38, 1° en 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 3 Het openbaar onderzoek

Artikel 103
Tenzij het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden] betrekking heeft op een project dat uitsluitend een tijdelijke inrichting of activiteit omvat, stelt het bevoegde bestuur uiterlijk de dag dat de beslissingstermijn, vermeld in artikel 89, § 3, van het decreet van 25 april 2014, ingaat, het ontvankelijk en volledig bevonden verzoek of het ambtshalve initiatief tot bijstelling ter beschikking van de betrokken gemeente, met de opdracht om een openbaar onderzoek te organiseren.
Als het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden] uitsluitend betrekking heeft op bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten, wordt in afwijking van het eerste lid het verzoek of ambtshalve initiatief niet ter beschikking gesteld van de betrokken gemeente, maar van de betrokken provincie, met de opdracht om een openbaar onderzoek te organiseren.
[Voor de organisatie van het openbaar onderzoek zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
de vergunningsaanvraag gelezen moet worden als het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling;
de vergunningsaanvrager, aanvrager of exploitant gelezen moet worden als de verzoeker of de overheid die het ambtshalve initiatief heeft genomen;
in afwijking van artikel 16, tweede lid, de vervaltermijn, vermeld in artikel 16, tweede lid, begint te lopen de zestigste dag na de datum van de indiening van het verzoek;
in afwijking van artikel 17, eerste lid, 1°, er in de mededeling op de website gemeld wordt dat een verzoek tot bijstelling is ingediend dan wel een ambtshalve initiatief tot bijstelling is genomen;
in afwijking van artikel 20, § 1, het opschrift van de affiche “BEKENDMAKING OPENBAAR ONDERZOEK OVER EEN VERZOEK TOT BIJSTELLING VAN DE VOORWAARDEN” of “BEKENDMAKING OPENBAAR ONDERZOEK OVER EEN AMBTSHALVE INITIATIEF TOT BIJSTELLING VAN DE VOORWAARDEN” luidt.
]
Wetshistoriek
Leden 1 en 2 gewijzigd bij art. 39, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Lid 3 vervangen bij art. 39, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 4 Adviesverlening

Artikel 104

§ 1

Het bevoegde bestuur zal uiterlijk de dag dat de beslissingstermijn, vermeld in artikel 89, § 3, van het decreet van 25 april 2014, ingaat, het ontvankelijk en volledig bevonden verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden] voor advies ter beschikking stellen van:
het adviserend schepencollege als:
a)
het betrokken college van burgemeester en schepenen niet de bevoegde overheid is conform artikel 15 van het decreet van 25 april 2014;
b)
het betrokken college van burgemeester en schepenen of de gemeentelijke omgevingsambtenaar niet het verzoek tot bijstelling heeft ingediend;
c)
het advies van een omgevingsvergunningscommissie niet vereist is;
d)
het verzoek tot bijstelling geen betrekking heeft op bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten;
[de bevoegde omgevingsvergunningscommissie als deze over de vergunningsaanvraag in eerste aanleg een advies geeft;]
als de POVC of de GOVC geen adviesbevoegdheid heeft, de adviesinstanties, [vermeld in artikel 35, 37, 38/1 en 38/3], als die adviesinstanties:
a)
over de vergunningsaanvraag in eerste administratieve aanleg een advies geven;
b)
niet zelf een verzoek tot bijstelling van de milieuvoorwaarden hebben ingediend of de exploitant zijn.
Als de omgevingsvergunningscommissie om advies wordt gevraagd, stelt ze binnen tien dagen nadat haar het verzoek of ambtshalve initiatief ter beschikking is gesteld, dat op haar beurt ter beschikking van:
het adviserend schepencollege met het verzoek om advies uit te brengen, behalve als:
a)
het betrokken college van burgemeester en schepenen of de gemeentelijke omgevingsambtenaar het verzoek tot bijstelling heeft ingediend;
b)
het verzoek tot bijstelling betrekking heeft op bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten;
de adviesinstanties die zijn aangewezen in het eerste lid, 3°, met het verzoek om advies uit te brengen;
de overige leden van de betrokken omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 39, respectievelijk artikel 40.

§ 2

[De volgende vervaltermijnen worden gehanteerd voor de advisering:
[door de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning en de afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning:]
door het adviserende schepencollege en de overige adviesinstanties: vijftig dagen.
]
De bevoegde omgevingsvergunningscommissie brengt een advies uit binnen een termijn van negentig dagen.
De termijnen, vermeld in het eerste en het tweede lid, vangen aan de dag nadat het verzoek of ambtshalve initiatief ter beschikking is gesteld.
Als geen advies wordt uitgebracht binnen de termijn, vermeld in het eerste of tweede lid, wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de gevraagde bijstelling [...].

§ 3

De personen en instanties die een verzoek tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden] hebben ingediend, of de exploitant als die niet zelf de indiener van verzoek is, worden op hun verzoek gehoord door:
de bevoegde omgevingsvergunningscommissie, als een advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar, als een advies van een omgevingsvergunningscommissie niet vereist is.
Het verzoek om gehoord te worden, wordt, op straffe van onontvankelijkheid ervan, gesteld in het verzoek tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden], of, voor de exploitant, als hij niet zelf het verzoek indient, binnen veertien dagen na de dag dat hem het ontvankelijk en volledig bevonden verzoek of ambtshalve initiatief, conform artikel 102, vierde respectievelijk vijfde lid, wordt meegedeeld.

§ 4

[...]

§ 5

Artikel 29 van het decreet van 25 april 2014 is van overeenkomstige toepassing op de bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden].
Wetshistoriek
§ 1, lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 40, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°);
2° vervangen bij art. 151, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
3° gewijzigd bij art. 40, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 2, lid 1 vervangen bij art. 151, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 2, lid 1, 1° vervangen bij art. 40, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 2, lid 4 gewijzigd bij art. 40, 4° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 3 gewijzigd bij art. 40, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 4 opgeheven bij art. 40, 5° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 5 gewijzigd bij art. 40, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 5 Situaties die resulteren in een termijnverlenging

Artikel 105
De termijnen om een beslissing te nemen, vermeld in artikel 89, § 1, van het decreet van 25 april 2014, worden uitsluitend verlengd met zestig dagen als toepassing wordt gemaakt van de administratieve lus, vermeld in artikel 13 van het decreet van 25 april 2014.
In voorkomend geval brengt het bevoegde bestuur met een beveiligde zending de exploitant en de verzoeker, als die niet dezelfde persoon als exploitant is, voor het verstrijken van de normale beslissingstermijn op de hoogte van de termijnverlenging.
Als de bevoegde overheid met toepassing van artikel 13 van het decreet van 25 april 2014 beslist om een tweede openbaar onderzoek te organiseren, geeft ze daarvoor de opdracht aan de betrokken gemeente of, in geval van een bovengemeentelijk mobiel of verplaatsbaar project, aan de betrokken provincie.
In geval van een tweede openbaar onderzoek en in alle gevallen waarin de bevoegde overheid dat noodzakelijk acht, worden overeenkomstig artikel 104 van dit besluit, de adviezen opnieuw ingewonnen en uitgebracht, waarbij [de adviestermijn van zestig en vijftig dagen] wordt herleid tot dertig dagen en die van negentig dagen tot vijfenveertig dagen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 152 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 6 De beslissing

Artikel 106
Voor de beslissing over het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden] zijn de bepalingen van artikel 89 van het decreet van 25 april 2014 van toepassing.
De beslissing over het verzoek of ambtshalve initiatief omvat:
de datum van het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van [de voorwaarden];
de naam of de hoedanigheid van de verzoeker of van de overheid die het ambtshalve initiatief heeft genomen;
[in voorkomend geval, de naam en het ondernemingsnummer van de exploitant;]
de identificatie van de ingedeelde inrichting of activiteit [of de omgevingsvergunning] die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot bijstelling;
in voorkomend geval, een verwijzing naar de aard van de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek in de aanleg in kwestie en de wijze waarop daarmee is omgegaan;
een motivering van de beslissing, onder meer rekening houdend met de bepalingen van artikel 73 en 74 van het decreet van 25 april 2014, en artikel 3.3.0.1 tot en met 3.3.0.3, van titel II van het VLAREM;
als de bijzondere milieuvoorwaarden worden gewijzigd of aangevuld, een opsomming van de bijzondere milieuvoorwaarden die worden opgelegd en, in voorkomend geval, van de bijzondere milieuvoorwaarden die van toepassing blijven;
de mogelijkheid en de modaliteiten van het beroep tegen de genomen beslissing.
Als de wijziging of aanvulling van de in de omgevingsvergunning opgelegde bijzondere milieuvoorwaarden betrekking heeft op een GBPV-installatie, zijn de bepalingen van artikel 52, eerste lid, 2°, van dit besluit en van artikel 1.8 en 1.9 van titel III van het VLAREM ook van toepassing.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 41, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Lid 2:
1° gewijzigd bij art. 41, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°);
3° vervangen bij art. 41, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°);
4° gewijzigd bij art. 41, 4° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 7 Bekendmaking van de beslissing

Artikel 107
Voor de bekendmaking van de beslissing zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3, van overeenkomstige toepassing.
Als de verzoeker niet dezelfde persoon is als de exploitant, wordt die laatste met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing.

Hoofdstuk 2 De bijstelling van de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 6, afdeling 1, van het decreet van 25 april 2014, in laatste administratieve aanleg

Wetshistoriek
Opschrift hoofdstuk 2 gewijzigd bij art. 42 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 1 Het instellen van het beroep

Artikel 108
Conform artikel 90 van het decreet van 25 april 2014 kan door het betrokken publiek, de personen en instanties, vermeld in artikel 53 van het decreet van 25 april 2014, en door de toezichthouder, vermeld in artikel 82, eerste lid, 2°, d), van het voormelde decreet, tegen de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing over de bijstelling van de in de omgevingsvergunning [opgelegde voorwaarden] beroep worden ingesteld bij:
de deputatie, bevoegd voor het ambtsgebied, als het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg de bevoegde overheid was;
de Vlaamse Regering als de deputatie in eerste administratieve aanleg de bevoegde overheid was.
Voor het instellen van het beroep zijn artikel 54 en 56 van het decreet van 25 april 2014, en de bepalingen ter uitvoering daarvan, van overeenkomstige toepassing.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 43 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Artikel 109
Het beroepschrift omvat:
de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
[minstens een van de volgende elementen als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek]:
a)
een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b)
het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de bijstelling van de vergunningsvoorwaarden;
de redenen waarom het beroep wordt ingesteld;
[in voorkomend geval], het verzoek om door de bevoegde omgevingsvergunningscommissie gehoord te worden.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending. [Als het beroep via het omgevingsloket wordt ingediend, is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, voldaan.]
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, [de exploitant, de vergunninghouder of de overheid] die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare en relevante informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
Wetshistoriek
Lid 1:
3°, inleidende bepaling vervangen bij art. 153, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
5° gewijzigd bij art. 153, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Lid 3 gewijzigd bij art. 44, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Lid 4 gewijzigd bij art. 44, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 2 Het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek

Artikel 110
De ontvankelijkheid en volledigheid van het beroep worden onderzocht en het resultaat daarvan wordt meegedeeld conform artikel 57 respectievelijk artikel 58 van het decreet van 25 april 2014 en de bepalingen ter uitvoering daarvan.
Bij het onderzoek naar de ontvankelijkheid en volledigheid wordt nagegaan of voldaan is aan de decretale en reglementaire verplichtingen, vermeld in artikel 108 en 109 van dit besluit.

Afdeling 3 Adviesverlening

Artikel 111

§ 1

[Op de dag van de verzending van de ontvankelijk- en volledigverklaring van het beroep of uiterlijk als de vervaltermijn, vermeld in artikel 58, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, verstreken is, stelt het bevoegde bestuur het beroepsdossier voor advies ter beschikking van:
het adviserend schepencollege met het verzoek om advies te verlenen als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
de bevoegde omgevingsvergunningscommissie als het een bijstelling van de opgelegde milieuvoorwaarden betreft;
de adviesinstanties, vermeld in artikel 35, 37, 38/1 of 38/3 van dit besluit, als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is.
In voorkomend geval stelt de voorzitter of de secretaris van de omgevingsvergunningscommissie binnen tien dagen nadat het beroepsdossier ter beschikking van de commissie is gesteld, dat dossier ter beschikking van:
het adviserend schepencollege, met het verzoek advies uit te brengen, tenzij het betrokken college van burgemeester en schepenen:
a)
het verzoek tot bijstelling heeft ingediend;
b)
het beroep heeft ingesteld;
c)
de exploitant is;
de adviesinstanties, vermeld in artikel 35, 37, 38/1 en 38/3, met het verzoek om advies uit te brengen, als die adviesinstanties:
a)
over de vergunningsaanvraag in laatste administratieve aanleg een advies geven;
b)
niet zelf een verzoek tot bijstelling van de voorwaarden hebben ingediend of het beroep hebben ingesteld;
c)
niet zelf de vergunninghouder of exploitant zijn;
de overige leden van de betrokken omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 39 of artikel 40.
]

§ 2

[De volgende vervaltermijnen worden gehanteerd voor de advisering:
[door de afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning: zestig dagen;]
door het adviserende schepencollege en de overige adviesinstanties: vijftig dagen.
]
[In voorkomend geval brengt de bevoegde omgevingsvergunningscommissie] een advies uit binnen een termijn van negentig dagen.
De termijnen, vermeld in het eerste en het tweede lid, vangen aan de dag nadat het beroepsdossier ter beschikking is gesteld.
Als geen advies wordt uitgebracht binnen de termijn, vermeld in het eerste of tweede lid, wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de gevraagde bijstelling van [de voorwaarden].

§ 3

[De beroepsindiener, de vergunninghouder of de exploitant], als hij niet zelf het beroep instelt, worden op hun verzoek gehoord door de bevoegde omgevingsvergunningscommissie.
De vraag om gehoord te worden, wordt, op straffe van onontvankelijkheid ervan, gesteld in het beroepschrift of, voor [de vergunninghouder of de exploitant], als hij niet zelf het beroep instelt, met een beveiligde zending binnen veertien dagen na de dag dat hem, conform artikel 56, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, het beroep wordt meegedeeld.

§ 4

[...]
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 45, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 2, lid 1 vervangen bij art. 154 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
§ 2, lid 1, 1° vervangen bij art. 45, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 2, lid 2 gewijzigd bij art. 45, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 2, lid 4 gewijzigd bij art. 45, 4° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 3 gewijzigd bij art. 45, 5° en 6° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
§ 4 opgeheven bij art. 45, 7° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 4 Situaties die resulteren in een termijnverlenging

Artikel 112
In geval van een termijnverlenging brengt het bevoegde bestuur met een beveiligde zending [de vergunninghouder, de exploitant] en de beroepsindiener voor het verstrijken van de normale beslissingstermijn op de hoogte van de termijnverlenging.
Als de bevoegde overheid met toepassing van artikel 13 van het decreet van 25 april 2014 beslist om een tweede openbaar onderzoek te organiseren, geeft ze daarvoor de opdracht aan de betrokken gemeente of, in geval van een bovengemeentelijk mobiel of verplaatsbaar project, aan de betrokken provincie.
In geval van een tweede openbaar onderzoek en in alle gevallen waarin de bevoegde overheid dat noodzakelijk acht, worden overeenkomstig artikel 111 van dit besluit de adviezen opnieuw ingewonnen en uitgebracht, waarbij [de adviestermijn van zestig en vijftig dagen] wordt herleid tot dertig dagen en die van negentig dagen tot vijfenveertig dagen.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 46 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Lid 3 gewijzigd bij art. 155 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 5 De beslissing

Artikel 113
De beslissing in laatste administratieve aanleg over de bijstelling van [de voorwaarden] wordt genomen binnen de vastgestelde of, in voorkomend geval, verlengde termijn, vermeld in artikel 66, van het decreet van 25 april 2014.
De beslissing omvat:
de datum van het beroep en de naam of de hoedanigheid van de beroepsindiener;
de datum en de aard van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld;
de datum van het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van [de voorwaarden], en de naam of de hoedanigheid van de verzoeker of van de overheid die het ambtshalve initiatief heeft genomen;
[in voorkomend geval, de naam en het ondernemingsnummer van de exploitant;]
de identificatie van de ingedeelde inrichting of activiteit [of de omgevingsvergunning] die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot bijstelling;
in voorkomend geval, een verwijzing naar de aard van de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek in de aanleg in kwestie, en de wijze waarop daarmee is omgegaan;
een motivering van de beslissing, onder meer rekening houdend met de bepalingen van artikel 73 en 74 van het decreet van 25 april 2014, en artikel 3.3.0.1 tot en met 3.3.0.3 van titel II van het VLAREM;
als de bijzondere milieuvoorwaarden worden gewijzigd of aangevuld, een opsomming van de bijzondere milieuvoorwaarden die worden opgelegd en, in voorkomend geval, van de bijzondere milieuvoorwaarden die van toepassing blijven;
de mogelijkheid en de modaliteiten van het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tegen de genomen beslissing.
Als de wijziging of aanvulling van de bijzondere milieuvoorwaarden betrekking heeft op een GBPV-installatie, zijn de bepalingen van artikel 52, eerste lid, 2°, van dit besluit en van artikel 1.8 en 1.9 van titel III van het VLAREM ook van toepassing.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 47, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Lid 2:
3° gewijzigd bij art. 47, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°);
4° vervangen bij art. 47, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°);
5° gewijzigd bij art. 47, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 6 Bekendmaking van de beslissing

Artikel 114
Voor de bekendmaking van de beslissing zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3, van overeenkomstige toepassing.
Als de beroepsindiener niet dezelfde persoon is als [de vergunninghouder of de exploitant, worden die] met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 48 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Hoofdstuk 3 De bijstelling van het voorwerp en de duur van de omgevingsvergunning wat betreft de exploitatie van een ingedeelde inrichting, vermeld in hoofdstuk 6, afdeling 2, van het decreet van 25 april 2014, in eerste administratieve aanleg

Afdeling 1 Bekendmaking van de inspraakprocedure

Artikel 115
De bekendmaking van het verstrijken van elke geldigheidsperiode van twintig jaar van een omgevingsvergunning van onbepaalde duur bestaat uit:
een openbaar onderzoek;
de individuele kennisgeving aan de leidend ambtenaar van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, die in eerste administratieve aanleg over een vergunningsaanvraag voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit advies geven.
Conform artikel 83, § 1, derde lid, van het decreet van 25 april 2014, gebeurt de bekendmaking op initiatief van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, binnen een termijn van zes maanden voor het verstrijken van elke geldigheidsperiode van twintig jaar.

Artikel 116
Het bevoegde bestuur verzoekt de betrokken gemeente om een openbaar onderzoek te organiseren.
Als de bekendmaking uitsluitend betrekking heeft op bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten, wordt in afwijking van het eerste lid de betrokken provincie verzocht om een openbaar onderzoek te organiseren.
Voor de organisatie van het openbaar onderzoek zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5, van overeenkomstige toepassing.
[De gemeente stelt de tekst ter beschikking die gebruikt wordt voor de bekendmaking.]
De tekst, vermeld in het vierde lid, bevat minstens de volgende gegevens:
de naam van de vergunninghouder of exploitant;
[de vermelding dat het gaat over een verzoek tot bijstelling van het voorwerp en de duur van de omgevingsvergunning;]
[de ingedeelde inrichting of activiteit waarop het verzoek betrekking heeft en de ligging daarvan;]
nadere gegevens over de bevoegde overheid voor de bijstelling;
nadere gegevens over de overheid waarbij relevante informatie kan worden verkregen;
de begin- en einddatum van de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning;
de plaats waar de vergunning tijdens de bekendmaking ter inzage ligt;
de begin- en einddatum en de voorwaarden waaronder een gemotiveerd verzoek tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning wat betreft de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten kan worden ingediend.
Het bevoegde bestuur zal op de dag van het verzoek om een openbaar onderzoek te organiseren, vermeld in het eerste of tweede lid, met een digitale zending de individuele kennisgeving, vermeld in artikel 115, eerste lid, 2°, versturen.
Wetshistoriek
Lid 4 vervangen bij art. 156, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Lid 5, 2° en 3° vervangen bij art. 156, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 2 De indiening van het verzoek en ambtshalve initiatief

Artikel 117
Het gemotiveerde verzoek tot bijstelling van het voorwerp en de duur van de omgevingsvergunning wat betreft de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten wordt ingediend bij de overheid die conform artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 bevoegd is voor het project, binnen een termijn van dertig dagen die aanvangt:
voor het betrokken publiek: de dag na de eerste dag van de aanplakking van de affiche, vermeld in artikel 59 van dit besluit;
voor de adviesinstanties: de eerste dag na de dag van de individuele inkennisstelling, vermeld in artikel 116, zesde lid, van dit besluit.

Artikel 118
Het gemotiveerde verzoek bevat op straffe van onontvankelijkheid de volgende gegevens:
de naam, de hoedanigheid en het adres van de verzoeker;
de identificatie van de ingedeelde inrichting of activiteit die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot bijstelling;
een omschrijving van de gevraagde bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning;
de redenen waarom het verzoek wordt ingesteld.

Artikel 119
De bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, kan een initiatief tot ambtshalve bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning wat betreft de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten nemen binnen een termijn van dertig dagen vanaf de eerste dag na de dag waarop het bevoegde bestuur de betrokken gemeente of provincie verzocht heeft om een openbaar onderzoek te organiseren als vermeld in artikel 116, eerste of tweede lid, van dit besluit.
Het besluit van de bevoegde overheid omvat op straffe van onontvankelijkheid de gegevens, vermeld in artikel 118 van dit besluit.

Afdeling 3 Het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek en het onderzoek van de kennelijke ongegrondheid van de aangevoerde motieven

Artikel 120

§ 1

Het bevoegde bestuur onderzoekt de ontvankelijkheid en volledigheid van het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning.
Bij het onderzoek naar de ontvankelijkheid en volledigheid wordt nagegaan of voldaan is aan de bepalingen van artikel 117, 118 of 119 van dit besluit, en artikel 83, § 1, eerste en tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
In de gevallen, vermeld in artikel 87, § 1, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, stelt de bevoegde overheid het verzoek of initiatief tot ambtshalve bijstelling ter beschikking van de bevoegde omgevingsvergunningscommissie, en vraagt het de kennelijke ongegrondheid van de aangevoerde motieven te onderzoeken.
Binnen een termijn van vijf dagen nadat de bevoegde omgevingsvergunningscommissie de vraag tot onderzoek, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, vraagt de omgevingsvergunningscommissie het standpunt van:
het adviserend schepencollege, als:
a)
het betrokken college van burgemeester en schepenen niet het ambtshalve initiatief heeft genomen;
b)
het verzoek tot bijstelling geen betrekking heeft op bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten;
de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, die over de vergunningsaanvraag in eerste administratieve aanleg een advies geven als ze niet zelf een verzoek tot bijstelling van het voorwerp en de duur hebben ingediend of de exploitant zijn.

§ 2

De adviesinstanties en het adviserend schepencollege, vermeld in paragraaf 1, vierde lid, stellen hun standpunt ter beschikking van de omgevingsvergunningscommissie binnen een vervaltermijn van vijftien dagen die ingaat op de dag na de dag van ontvangst van de adviesvraag.
Als een adviesinstantie of het adviserend schepencollege geen standpunt ter beschikking heeft gesteld binnen de gestelde vervaltermijn, wordt aangenomen dat die van oordeel zijn dat de aangevoerde motieven van een initiatief tot ambtshalve bijstelling of een verzoek ertoe als vermeld in artikel 83, § 1, eerste lid, 1°, respectievelijk artikel 83, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, kennelijk ongegrond zijn.

§ 3

De omgevingsvergunningscommissie deelt het resultaat van haar onderzoek mee binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag van ontvangst door de commissie van het verzoek of initiatief tot ambtshalve bijstelling.

§ 4

Het bevoegde bestuur deelt het resultaat van het onderzoek naar de ontvankelijkheid, volledigheid of de kennelijke ongegrondheid van het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling met een beveiligde zending mee aan de verzoeker of, in geval van een ambtshalve initiatief, aan de bevoegde overheid binnen een termijn van vijftig dagen vanaf de dag na de datum waarop het verzoek is ingediend.
Op dezelfde dag van de mededeling, vermeld in het eerste lid, brengt het bevoegde bestuur de exploitant van de ingedeelde inrichting of activiteit met een beveiligde zending op de hoogte van een ontvankelijk, volledig en niet kennelijk ongegrond bevonden ambtshalve initiatief of verzoek.
Als het verzoek tot bijstelling van het voorwerp en de duur van de omgevingsvergunning onontvankelijk, onvolledig of kennelijk ongegrond wordt bevonden, wordt de procedure definitief stopgezet.

Afdeling 4 Het openbaar onderzoek

Artikel 121
Het bevoegde bestuur stelt uiterlijk de dag waarop de beslissingstermijn, vermeld in artikel 89, § 3, van het decreet van 25 april 2014, ingaat, het ontvankelijk en volledig bevonden verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning ter beschikking van de betrokken gemeente, met de opdracht om een openbaar onderzoek te organiseren.
Als het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten, wordt in afwijking van het eerste lid het verzoek of ambtshalve initiatief niet ter beschikking gesteld van de betrokken gemeente, maar van de betrokken provincie, met de opdracht om een openbaar onderzoek te organiseren.
Voor de organisatie van het openbaar onderzoek zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5, met uitzondering van artikel 16, tweede lid, van toepassing.

Afdeling 5 Adviesverlening

Artikel 122

§ 1

Het bevoegde bestuur zal uiterlijk de dag waarop de beslissingstermijn, vermeld in artikel 89, § 3, van het decreet van 25 april 2014, ingaat, het ontvankelijk en volledig bevonden verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning voor advies ter beschikking stellen van de bevoegde omgevingsvergunningscommissie.
De omgevingsvergunningscommissie stelt binnen tien dagen nadat haar het verzoek of ambtshalve initiatief ter beschikking is gesteld, op haar beurt het verzoek of ambtshalve initiatief ter beschikking van:
het adviserend schepencollege, als het betrokken college van burgemeester en schepenen niet het ambtshalve initiatief heeft genomen, met het verzoek om advies uit te brengen;
de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, als die adviesinstanties:
a)
over de vergunningsaanvraag in eerste administratieve aanleg een advies geven;
b)
niet zelf een verzoek tot bijstelling van het voorwerp en de duur hebben ingediend of exploitant zijn, met het verzoek om advies uit te brengen;
de overige leden van de betrokken omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 39 respectievelijk artikel 40.

§ 2

[De volgende vervaltermijnen worden gehanteerd voor de advisering:
door de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning:
a)
zestig dagen als het een advies aan de POVC of de GOVC betreft;
b)
vijftig dagen in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt a);
door het adviserende schepencollege en de overige adviesinstanties: vijftig dagen.
]
De bevoegde omgevingsvergunningscommissie brengt een advies uit binnen een termijn van negentig dagen.
De termijnen, vermeld in het eerste en het tweede lid, vangen aan de dag nadat het verzoek of ambtshalve initiatief ter beschikking is gesteld.
Als geen advies wordt uitgebracht binnen de termijn, vermeld in het eerste of tweede lid, wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de gevraagde bijstelling van het voorwerp en de duur van de omgevingsvergunning.

§ 3

De personen en instanties die een verzoek tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning hebben ingediend, of de exploitant, worden op hun verzoek gehoord door de provinciale of de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie.
Het verzoek om gehoord te worden, wordt op straffe van onontvankelijkheid, gesteld in het verzoek tot bijstelling van het voorwerp en de duur van de omgevingsvergunning of, voor de exploitant, binnen veertien dagen na de dag waarop hem het ontvankelijk en volledig bevonden verzoek of ambtshalve initiatief conform artikel 120, § 4, tweede lid, wordt meegedeeld.

§ 4

De adviezen, vermeld in paragraaf 2, bevatten een gemotiveerde beoordeling van de noodzaak tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning voor de aspecten waarvoor het adviserend schepencollege en de adviesinstanties krachtens artikel 34 of 38 adviesbevoegdheid hebben.

§ 5

Artikel 29 van het decreet van 25 april 2014 is van overeenkomstige toepassing op de bijstelling van het voorwerp en de duur van de omgevingsvergunning.
Wetshistoriek
§ 2, lid 1 vervangen bij art. 157 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 6 Situaties die resulteren in een termijnverlenging

Artikel 123
De termijn om een beslissing te nemen, vermeld in artikel 89, § 1, 2°, van het decreet van 25 april 2014, wordt uitsluitend verlengd met zestig dagen als toepassing wordt gemaakt van de administratieve lus, vermeld in artikel 13 van het decreet van 25 april 2014.
In voorkomend geval brengt het bevoegde bestuur met een beveiligde zending de exploitant en de aanvrager voor het verstrijken van de normale beslissingstermijn op de hoogte van de termijnverlenging.
Als de bevoegde overheid met toepassing van artikel 13 van het decreet van 25 april 2014 beslist om een tweede openbaar onderzoek te organiseren, geeft ze daarvoor de opdracht aan de betrokken gemeente of, in geval van bovengemeentelijke mobiele of verplaatsbare projecten, aan de betrokken provincie.
In geval van een tweede openbaar onderzoek en in alle gevallen waarin de bevoegde overheid dat noodzakelijk acht, worden conform artikel 122 van dit besluit de adviezen opnieuw ingewonnen en uitgebracht, waarbij de adviestermijn van zestig dagen wordt herleid tot dertig dagen en die van negentig dagen tot vijfenveertig dagen.

Afdeling 7 De beslissing

Artikel 124
De beslissing over het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning wordt genomen conform artikel 89 van het decreet van 25 april 2014.
De beslissing over het verzoek of ambtshalve initiatief omvat:
de datum van het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van het voorwerp of de duur;
de naam of de hoedanigheid van de verzoeker of van de overheid die het ambtshalve initiatief heeft genomen;
de naam en, in voorkomend geval, het ondernemersnummer van de exploitant of van de beroepsindiener;
de identificatie van de ingedeelde inrichting of activiteit die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot bijstelling;
in voorkomend geval, een verwijzing naar de aard van de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek in de aanleg in kwestie, en de wijze waarop daarmee is omgegaan;
een motivering van de beslissing, in voorkomend geval onder meer rekening houdend met de bepalingen van artikel 73 en 74 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 3.3.0.1 tot en met 3.3.0.3 van titel II van het VLAREM;
in voorkomend geval, de gewijzigde duur van de vergunning of de bijzondere milieuvoorwaarden die worden opgelegd;
in voorkomend geval, de geactualiseerde vergunningssituatie, vermeld in artikel 48, § 2;
de mogelijkheid en de modaliteiten van het beroep tegen de genomen beslissing.
Als de wijziging of aanvulling van de bijzondere milieuvoorwaarden betrekking heeft op een GBPV-installatie, zijn de bepalingen van artikel 52, eerste lid, 2°, van dit besluit en artikel 1.8 en 1.9 van titel III van het VLAREM ook van toepassing.

Afdeling 8 Bekendmaking van de beslissing

Artikel 125
Voor de bekendmaking van de beslissing zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3, van overeenkomstige toepassing.
De exploitant wordt met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing.

Hoofdstuk 4 De bijstelling van het voorwerp en de duur van de omgevingsvergunning wat betreft de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, vermeld in hoofdstuk 6, afdeling 2, van het decreet van 25 april 2014, in laatste administratieve aanleg

Afdeling 1 De indiening van het beroep

Artikel 126
Conform de bepalingen van artikel 90 van het decreet van 25 april 2014 kan door het betrokken publiek, de personen en instanties, vermeld in artikel 53 van het voormelde decreet, tegen elke uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing in eerste administratieve aanleg over de bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning beroep worden ingesteld bij:
de deputatie, bevoegd voor het ambtsgebied, als het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg de bevoegde overheid was;
de Vlaamse Regering, als de deputatie in eerste administratieve aanleg de bevoegde overheid was.
Voor het indienen van het beroep zijn de bepalingen van artikel 54 en 56 van het decreet van 25 april 2014 en de bepalingen ter uitvoering daarvan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 127
Het beroepschrift omvat:
de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, en de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
a)
een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b)
het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de bijstelling van het voorwerp en de duur van een omgevingsvergunning;
de redenen waarom het beroep wordt ingesteld;
in voorkomend geval, het verzoek om door de bevoegde omgevingsvergunningscommissie gehoord te worden.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending. [Als het beroep via het omgevingsloket wordt ingediend, is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, voldaan.]
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de exploitant of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
Wetshistoriek
Lid 3 gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Afdeling 2 Het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek

Artikel 128
De ontvankelijkheid en volledigheid van het beroep worden onderzocht en het resultaat daarvan wordt meegedeeld conform artikel 57 respectievelijk artikel 58 van het decreet van 25 april 2014 en de bepalingen ter uitvoering daarvan.
Bij het onderzoek naar de ontvankelijkheid en volledigheid wordt nagegaan of voldaan is aan de decretale en reglementaire verplichtingen, vermeld in artikel 126 en 127.

Afdeling 3 Adviesverlening

Artikel 129

§ 1

Op de dag van verzending van de ontvankelijk- en volledigverklaring van het beroep of uiterlijk bij het verstrijken van de vervaltermijn, vermeld in artikel 58, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, stelt het bevoegde bestuur het beroepsdossier voor advies ter beschikking van de bevoegde omgevingsvergunningscommissie.
De omgevingsvergunningscommissie stelt binnen tien dagen nadat haar het beroepsdossier ter beschikking is gesteld, dat dossier op haar beurt ter beschikking van:
het adviserend schepencollege, als het betrokken college van burgemeester en schepenen niet zelf het beroep heeft ingesteld, met het verzoek om advies uit te brengen;
de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, als die adviesinstanties:
a)
over de vergunningsaanvraag in laatste administratieve aanleg over een vergunningsaanvraag een advies geven;
b)
niet zelf het voorwerp tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning of het beroep hebben ingediend, of exploitant zijn,
met het verzoek om advies uit te brengen;
de overige leden van de betrokken omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 39 respectievelijk artikel 40.

§ 2

[De volgende vervaltermijnen worden gehanteerd voor de advisering:
door de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning:
a)
zestig dagen als het een advies aan de POVC of de GOVC betreft;
b)
vijftig dagen in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt a);
door het adviserende schepencollege en de overige adviesinstanties: vijftig dagen.
]
De bevoegde omgevingsvergunningscommissie brengt een advies uit binnen een termijn van negentig dagen.
De termijnen, vermeld in het eerste en het tweede lid, vangen aan de dag nadat het beroepsdossier ter beschikking is gesteld.
Als geen advies wordt uitgebracht binnen de termijn, vermeld in het eerste of tweede lid, wordt het advies geacht gunstig te zijn voor de gevraagde bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning.

§ 3

De beroepsindiener of de exploitant, als hij niet zelf het beroep instelt, worden op hun verzoek gehoord door de bevoegde omgevingsvergunningscommissie.
Het verzoek om gehoord te worden, wordt, op straffe van onontvankelijkheid, gesteld in het beroepschrift of, voor de exploitant, als hij niet zelf het beroep instelt, met een beveiligde zending binnen veertien dagen na de dag waarop hem, conform artikel 56, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, het beroep wordt meegedeeld.

§ 4

De adviezen, vermeld in paragraaf 2, bevatten een gemotiveerde beoordeling van de noodzaak tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning, in voorkomend geval, voor die aspecten waarover het adviserend schepencollege en de adviesinstanties krachtens artikel 34 of 38 adviesbevoegdheid hebben.
Wetshistoriek
§ 2, lid 1 vervangen bij art. 158 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Afdeling 4 Situaties die resulteren in een termijnverlenging

Artikel 130
In het geval van een termijnverlenging brengt het bevoegde bestuur met een beveiligde zending de exploitant en de beroepsindiener voor het verstrijken van de normale beslissingstermijn op de hoogte van de termijnverlenging.
In geval van een tweede openbaar onderzoek en in alle gevallen waarin de bevoegde overheid dat noodzakelijk acht, worden overeenkomstig artikel 129 van dit besluit de adviezen opnieuw ingewonnen en uitgebracht waarbij de adviestermijn van zestig dagen wordt herleid tot dertig dagen en die van negentig dagen tot vijfenveertig dagen.

Afdeling 5 De beslissing

Artikel 131
De beslissing in laatste administratieve aanleg over de bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning wordt genomen binnen de vastgestelde of, in voorkomend geval, verlengde termijn, vermeld in artikel 66, van het decreet van 25 april 2014.
De beslissing omvat:
de datum van het beroep en de naam of de hoedanigheid van de beroepsindiener;
de datum en de aard van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld;
de datum van het verzoek of ambtshalve initiatief tot bijstelling van het voorwerp of de duur;
de naam of de hoedanigheid van de verzoeker of van de overheid die het ambtshalve initiatief heeft genomen;
de naam en, in voorkomend geval, het ondernemersnummer van de exploitant of van de beroepsindiener;
de identificatie van de ingedeelde inrichting of activiteit die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot bijstelling;
in voorkomend geval, een verwijzing naar de aard van de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek in de aanleg in kwestie, en de wijze waarop daarmee is omgegaan;
een motivering van de beslissing, in voorkomend geval onder meer rekening houdend met de bepalingen van artikel 73 en 74 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 3.3.0.1 tot en met 3.3.0.3 van titel II van het VLAREM;
in voorkomend geval, de gewijzigde duur van de vergunning of de bijzondere milieuvoorwaarden die worden opgelegd;
10°
in voorkomend geval, de geactualiseerde vergunningssituatie, vermeld in artikel 48, § 2;
11°
de mogelijkheid en de modaliteiten van het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tegen de genomen beslissing.
Als de wijziging of aanvulling van de bijzondere milieuvoorwaarden betrekking heeft op een GBPV-installatie, zijn de bepalingen van artikel 52, eerste lid, 2°, van dit besluit en artikel 1.8 en 1.9 van titel III van het VLAREM ook van toepassing.

Afdeling 6 Bekendmaking van de beslissing

Artikel 132
Voor de bekendmaking van de beslissing zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3, van overeenkomstige toepassing.
De exploitant wordt met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing.

Hoofdstuk 5 De bijstelling van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden

Artikel 133

De aanvraag tot het bijstellen van de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, vermeld in artikel 86 van het decreet van 25 april 2014, wordt met een beveiligde zending ingediend bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het voormelde decreet.
De aanvrager gebruikt hiertoe:
het formulier, opgenomen in bijlage 6 die bij dit besluit is gevoegd;
de in het formulier aangewezen addenda uit de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
De aanvraag omvat de gegevens die als verplicht in te vullen of bij te voegen voorgeschreven zijn in het formulier en de desbetreffende addenda.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn gemachtigd gezamenlijk het formulier en de addenda-bibliotheek, vermeld in het tweede lid, en de dossiersamenstelling te wijzigen, waarbij minstens de volgende gegevens worden gevraagd:
het voorwerp van de bijstelling;
de identificatiegegevens van de plaats waar de bijstelling uitgevoerd zal worden;
in voorkomend geval, plannen;
in voorkomend geval, gegevens omtrent de milieueffectrapportage of de omgevingsveiligheidsrapportage;
in voorkomend geval, gegevens omtrent de passende beoordeling;
de identificatiegegevens van de aanvrager.

Titel 5 Schorsing of opheffing van de omgevingsvergunning wat betreft de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit

Artikel 134

§ 1

Als de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, conform artikel 92 van het voormelde decreet het initiatief neemt om de omgevingsvergunning te schorsen of op te heffen wat betreft de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, brengt het bevoegde bestuur de vergunninghouder of exploitant daarvan met een beveiligde zending op de hoogte.
De vergunninghouder of exploitant wordt gehoord op zijn verzoek.

§ 2

Op dezelfde dag als de verzending van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, vraagt het bevoegde bestuur het advies van het adviserend schepencollege en de toezichthouder die conform titel XVI van het DABM bevoegd is, over het voornemen om de omgevingsvergunning volledig of gedeeltelijk te schorsen of op te heffen wat betreft de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit.
In afwijking van het eerste lid wordt het adviserend schepencollege niet om advies gevraagd als het betrokken college van burgemeester en schepenen conform artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 de bevoegde overheid is.
Het adviserend schepencollege en de toezichthouder, vermeld in het eerste lid, verlenen hun advies over het voornemen om de omgevingsvergunning volledig of gedeeltelijk te schorsen of op te heffen binnen een vervaltermijn van zestig dagen, samen met een eensluidend verklaard afschrift van de processen-verbaal van vaststelling van de overtredingen die door hen of in hun opdracht zijn opgesteld.
Artikel 29 van het decreet van 25 april 2014 is van overeenkomstige toepassing.

§ 3

De bevoegde overheid neemt binnen honderdtwintig dagen na de verzending van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, een beslissing over de al dan niet volledige of gedeeltelijke opheffing of schorsing van de omgevingsvergunning.

§ 4

Het bevoegde bestuur brengt met een beveiligde zending uiterlijk tien dagen na de datum waarop de beslissing is genomen, de volgende personen en instanties op de hoogte van de beslissing:
de vergunninghouder of exploitant;
de toezichthouder, vermeld in paragraaf 2, eerste lid;
het betrokken college van burgemeester en schepenen, tenzij het zelf de beslissing heeft genomen.

Artikel 135

§ 1

Tenzij de beslissing tot schorsing of opheffing van de omgevingsvergunning door de Vlaamse Regering is genomen, kan de vergunninghouder of exploitant tegen de beslissing beroep instellen bij de Vlaamse Regering.
Het beroep schorst de beslissing.

§ 2

Het beroep, vermeld in paragraaf 1, wordt met een beveiligde zending bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, ingediend binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag van kennisgeving, vermeld in artikel 134, § 4.

§ 3

Voor de behandeling, de beslissing en de bekendmaking van de beslissing over het beroep zijn de bepalingen van artikel 110 tot en met artikel 114 van overeenkomstige toepassing.

Titel 6 De melding

Hoofdstuk 1 De samenstelling van een meldingsdossier en de meldingsprocedure

Artikel 136

§ 1

Conform artikel 109 van het decreet van 25 april 2014 wordt de melding met een beveiligde zending ingediend bij de bevoegde overheid vermeld in artikel 107 van het voormelde decreet.
De persoon die de melding verricht, gebruikt hiertoe:
het formulier, opgenomen in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd;
de in het formulier aangewezen addenda uit de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
De melding omvat de gegevens die als verplicht in te vullen of bij te voegen voorgeschreven zijn in het formulier en de desbetreffende addenda.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn gemachtigd gezamenlijk het formulier en de addenda-bibliotheek, vermeld in het tweede lid, en de dossiersamenstelling te wijzigen, waarbij minstens de volgende gegevens worden gevraagd:
het voorwerp van de melding;
de identificatiegegevens van de plaats waar het voorwerp van de melding uitgevoerd zal worden;
plannen;
de identificatiegegevens van de persoon die de melding verricht of de exploitant;
de identificatiegegevens van de architect als diens medewerking vereist is.

§ 2

Als de Vlaamse Regering de bevoegde overheid voor de melding is, is de gewestelijke omgevingsambtenaar bevoegd voor de aktename, vermeld in artikel 107, tweede lid, van het voormelde decreet, behalve als de gewestelijke omgevingsambtenaar geen delegatie heeft om zich over het vergunningsplichtige onderdeel van het project uit te spreken.

Artikel 137

De melding van een meldingsplichtige exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die onlosmakelijk verbonden is met de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk voor bewoning wordt gebruikt, wordt verricht door de eigenaar van het onroerend goed. In geval van mede-eigendom verricht de persoon die door de mede-eigenaars als beheerder is belast met het beheer van het goed, de melding.

Hoofdstuk 2 Bekendmaking

Artikel 138

§ 1

De meldingsakte wordt bekendgemaakt door:
de aanplakking van een affiche op de plaats waar het voorwerp van de melding uitgevoerd zal worden, conform artikel 139;
de publicatie op de website, waarbij artikel 60, van overeenkomstige toepassing is;
de individuele kennisgeving conform artikel 140;
de analoge of digitale terinzagelegging van de meldingsakte in het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de melding uitgevoerd zal worden, waarbij artikel 63, van overeenkomstige toepassing is.

§ 2

Het omgevingsloket stelt de tekst ter beschikking die gebruikt wordt voor de bekendmaking, vermeld in paragraaf 1, 1°.
De tekst, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende gegevens:
op welke meldingsplichten, vermeld in artikel 5, 2° van het decreet van 25 april 2014, de melding betrekking heeft;
de ligging van het voorwerp van de melding;
de naam van de persoon die de melding heeft verricht. Als de melding wordt ondertekend door een natuurlijk persoon namens een rechtspersoon, wordt alleen de naam van de rechtspersoon vermeld;
de overheid die akte heeft genomen;
het feit dat de aktename ter inzage ligt bij de gemeente;
de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de aktename bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 50 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Voorgeschiedenis
Lid 1, 2° gewijzigd bij art. 159 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 139

§ 1

In de volgende gevallen wordt een affiche aangeplakt:
als er akte wordt genomen van de melding;
als de melding geacht wordt te zijn geakteerd.
De tekst van de aanplakking, vermeld in artikel 138, § 2, wordt met zwarte letters op een gele affiche van minimaal A2-formaat afgedrukt en wordt voorafgegaan door het opschrift “BEKENDMAKING MELDINGSAKTE”.

§ 2

De affiche wordt aangeplakt voor de aanvang van de al dan niet stilzwijgend geakteerde handelingen of exploitatie. De affiche blijft hangen gedurende de periode van dertig dagen, die ingaat op de dag na de eerste dag van de aanplakking. De persoon die de melding verricht, brengt de gemeente op de startdatum van de aanplakking op de hoogte van die datum en verklaart daarbij dat de affiche conform de bepalingen van dit artikel is aangeplakt en aangeplakt zal blijven tot de laatste dag van de voormelde periode van dertig dagen. De startdatum wordt in het omgevingsloket ingevoerd.
De affiche wordt aangeplakt op een plaats waar het voorwerp van de melding paalt aan een openbare weg, of als het aan verschillende openbare wegen paalt, aan elk van die openbare wegen. Als het voorwerp van de melding niet paalt aan een openbare weg, wordt de affiche aangeplakt op een plaats aan de dichtstbijzijnde openbare weg.
Als de melding betrekking heeft op het openbaar domein, wordt de affiche aangeplakt aan elke zijde waar men van op de openbare weg de grens van het voorwerp van de melding bereikt.
De persoon die de melding heeft verricht, plakt de affiche aan op een schutting, op een muur of op een bord dat aan een paal bevestigd is, op de grens tussen het terrein of de toegang tot het terrein en de openbare weg en evenwijdig met de openbare weg, met de tekst gericht naar de openbare weg en op een maximumhoogte van twee meter.
De affiche is altijd goed leesbaar vanaf de openbare weg.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 51 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Artikel 140

[Het bevoegde bestuur stelt zijn beslissing over de melding met een beveiligde zending ter beschikking van de persoon die de melding heeft verricht, binnen de termijn, vermeld in artikel 111, tweede en derde lid, van het decreet van 25 april 2014. Als de melding wordt geacht te zijn geakteerd, genereert het omgevingsloket na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 111, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, een tekst die bevestigt dat er niet tijdig een beslissing genomen is of ter kennis gebracht is aan de persoon die de melding heeft verricht, met de gegevens, vermeld in artikel 138, § 2, tweede lid.]
[Uiterlijk tien dagen na de datum van de aktename of na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 111, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, stelt het bevoegde bestuur] de meldingsakte met een digitale zending ter beschikking van:
[de afdeling van de VMM bevoegd voor grondwater als de melding betrekking heeft op indelingsrubriek 52 tot en met 56;]
de nv Aquafin als de melding betrekking heeft op de indelingsrubrieken 3, 53.1 tot en met 53.5, 53.9 en 53.11;
de VLM als de melding betrekking heeft op de exploitatie van een inrichting of activiteit die ingedeeld is in een of meer van de indelingsrubrieken 9.3 tot en met 9.8 of 28.2;
[de afdeling van de VMM, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, als de melding betrekking heeft op indelingsrubriek 3.]
[...]
[...]
Wetshistoriek
Lid 1 vervangen bij art. 52, 1° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Lid 2:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 52, 2° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°);
1° vervangen bij art. 52, 3° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°);
4° ingevoegd bij art. 82 B.Vl.Reg. 24 juni 2022 (BS 16 november 2022 (ed. 1)).
Lid 3 ingevoegd bij art. 160, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en opgeheven bij art. 52, 4° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Lid 4 ingevoegd bij art. 61 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018) en opgeheven bij art. 52, 4° B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).
Voorgeschiedenis
Lid 2:
1° vervangen bij art. 160, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Hoofdstuk 3 Bijstelling van de meldingsakte voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit

Wetshistoriek
Hoofdstuk 3 (art. 140/1) ingevoegd bij art. 62 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).

Artikel 140/1

De bijzondere milieuvoorwaarden die in de meldingsakte van een ingedeelde inrichting of activiteit van de derde klasse zijn opgelegd, kunnen worden bijgesteld. De bijzondere milieuvoorwaarden kunnen van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden afwijken als die mogelijkheid in de algemene en sectorale milieuvoorwaarden uitdrukkelijk is vermeld voor vergunningsplichtige ingedeelde inrichtingen of activiteiten rekening houdend met artikel 113, § 2, van het decreet van 25 april 2014.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 62 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).

Titel 7 De omgevingsambtenaren

Hoofdstuk 1 De gewestelijke omgevingsambtenaren

Artikel 141

§ 1

De volgende personen vervullen altijd de functie van gewestelijke omgevingsambtenaar:
de leidend ambtenaren van:
a)
het departement;
b)
het Agentschap Innoveren en Ondernemen;
c)
het Agentschap voor Natuur en Bos;
de afdelingshoofden van:
a)
de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning;
b)
de afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning.

§ 2

De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor economie, kunnen elk bijkomende gewestelijke omgevingsambtenaren aanwijzen. Alleen ambtenaren van niveau A uit de afdelingen RO of Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, het Agentschap Innoveren en Ondernemen of het Agentschap voor Natuur en Bos kunnen worden voorgedragen en aangewezen. De ambtenaren die van rechtswege aangewezen zijn en de ambtenaren die bijkomend aangewezen worden, beschikken conform artikel 10 van het decreet van 25 april 2014 samen over voldoende kennis van zowel de ruimtelijke ordening als het milieu als vermeld in hoofdstuk 3 van deze titel.
Het aanwijzingsbesluit vermeldt een termijn van maximaal zes jaar. De aanwijzing is hernieuwbaar. Ze kan op elk ogenblik worden beëindigd, hetzij bij ministerieel besluit, na advies van de leidend ambtenaren, hetzij op verzoek van de betrokkene.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 63 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Voorgeschiedenis
§ 1, enig lid, 1° vervangen bij art. 245 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).

Artikel 142

Behoudens de taken die zijn toegewezen aan de GOVC en onverminderd artikel 10 is de gewestelijke omgevingsambtenaar gemachtigd om te beslissen over de ontvankelijkheid en volledigheid van vergunningsaanvragen, verzoeken en ambtshalve initiatieven tot bijstelling van de omgevingsvergunning, mededelingen met de vraag tot omzetting van een milieuvergunning van bepaalde duur naar een vergunning van onbepaalde duur en beroepen waarvoor de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar bevoegd zijn.
[De volgende personeelsleden worden ertoe gemachtigd om taken te vervullen ter voorbereiding of bekendmaking van beslissingen, waarvoor de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar bevoegd is. Personeelsleden van:
de afdeling RO, bevoegd voor de omgevingsvergunning;
de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning;
het Agentschap Innoveren en Ondernemen;
het Agentschap voor Natuur en Bos.
]
Wetshistoriek
Lid 2 vervangen bij art. 64 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Hoofdstuk 1/1 De provinciale omgevingsambtenaren

Wetshistoriek
Hoofdstuk 1/1 (art. 142/1 - art. 142/2) ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 voor wat artikel 142/2 betreft (art. 80, 5°).

Artikel 142/1

Om te kunnen worden aangewezen als provinciale omgevingsambtenaar, moet een persoon voldoen aan elk van de volgende voorwaarden:
houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A;
beschikken over een relevante aantoonbare beroepservaring van minstens twee jaar.
De aangewezen personeelsleden beschikken conform artikel 9/1 van het decreet van 25 april 2014 samen over voldoende kennis van zowel de ruimtelijke ordening als het milieu als vermeld in hoofdstuk 3 van deze titel.
Het aanwijzingsbesluit vermeldt een termijn van maximaal zes jaar. De aanwijzing is hernieuwbaar. Ze kan op elk ogenblik worden beëindigd, hetzij bij besluit van de deputatie, na advies van de gouverneur, hetzij op verzoek van de betrokkene.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).

Artikel 142/2

Met uitzondering van de taken die zijn toegewezen aan de POVC is de provinciale omgevingsambtenaar gemachtigd om te beslissen over de ontvankelijkheid en volledigheid van vergunningsaanvragen, verzoeken en ambtshalve initiatieven tot bijstelling van de omgevingsvergunning, mededelingen met de vraag tot omzetting van een milieuvergunning van bepaalde duur in een vergunning van onbepaalde duur en beroepen waarvoor de deputatie bevoegd is.
Personeelsleden van de provinciale administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning, worden ertoe gemachtigd om taken te vervullen ter voorbereiding of bekendmaking van beslissingen, waarvoor de deputatie bevoegd is.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 5°).

Hoofdstuk 2 De gemeentelijke omgevingsambtenaren

Afdeling 1 Aanwijzing van de gemeentelijke omgevingsambtenaren

Artikel 143

§ 1

Om te kunnen worden aangewezen als gemeentelijke omgevingsambtenaar, moet een persoon voldoen aan elk van de volgende voorwaarden:
houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A of B;
beschikken over een relevante aantoonbare beroepservaring van minstens twee jaar.

§ 2

Onverminderd hoofdstuk 12 van het decreet van 25 april 2014 en in afwijking van paragraaf 1 kunnen personen die houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau B, als gemeentelijke omgevingsambtenaar worden aangewezen op voorwaarde dat op de datum van goedkeuring van dit besluit de administratieve behandeling van aanvragen tot milieuvergunning, stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning een van hun hoofdtaken was.

§ 3

Onverminderd hoofdstuk 12 van het decreet van 25 april 2014 en in afwijking van paragraaf 1 kunnen personen die houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau C als gemeentelijke omgevingsambtenaar worden aangewezen op voorwaarde dat op de datum van goedkeuring van dit besluit de administratieve behandeling van aanvragen tot milieuvergunning, stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning gedurende minstens vijf jaar een van hun hoofdtaken was.

Afdeling 2 Onverenigbaarheden

Artikel 144
Onverminderd artikel 9, § 3, van het decreet van 25 april 2014 is het ambt van gemeentelijke omgevingsambtenaar onverenigbaar met het ambt van secretaris of van financieel beheerder, vermeld in de wetgeving op de gemeentelijke instellingen.

Afdeling 3 Aanwijzingsvoorwaarden van waarnemend gemeentelijk omgevingsambtenaar

Artikel 145
De [algemeen directeur] kan alleen personen als waarnemende gemeentelijke omgevingsambtenaar aanwijzen die houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A of B.
Daarnaast kan de [algemeen directeur] ook personen die houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau C, als waarnemende gemeentelijke omgevingsambtenaar aanwijzen. Deze personen moeten op het ogenblik van hun aanwijzing wel betrokken zijn bij de uitvoering van de gemeentelijke taken inzake ruimtelijke ordening of leefmilieu.
Een aanwijzing als waarnemend gemeentelijk omgevingsambtenaar kan maximaal achttien maanden duren.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 53 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)).

Hoofdstuk 3 Kwaliteitseisen

Artikel 146

De kwaliteitseisen waaruit voldoende kennis van de ruimtelijke ordening blijkt en waarover de aangestelde omgevingsambtenaar of omgevingsambtenaren gezamenlijk moeten beschikken, zijn:
cursussen stedenbouw, ruimtelijke ordening of ruimtelijke planning gevolgd hebben, wat aangetoond wordt met het betrokken master- of bachelordiploma, of;
een relevante beroepservaring inzake ruimtelijke ordening hebben van minstens twee jaar.
De kwaliteitseisen waaruit voldoende kennis van het milieu blijkt en waarover de aangestelde omgevingsambtenaar of omgevingsambtenaren gezamenlijk moeten beschikken, zijn:
cursussen milieu gevolgd hebben, wat aangetoond wordt met het betrokken master- of bachelordiploma, of;
een relevante beroepservaring inzake milieu hebben van minstens twee jaar.

Titel 8 Digitalisering

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 147

De Vlaamse overheid stelt het uitwisselingsplatform ter beschikking waarop de stukken en gegevens over de procedures, vermeld in het tweede lid, die conform dit besluit worden gestart, elektronisch uitgewisseld worden.
De procedures, vermeld in het eerste lid, betreffen:
[...]
de vergunningsprocedure, in eerste en laatste administratieve aanleg, vermeld in hoofdstuk 2 en 3 van het voormelde decreet;
de meldingsprocedure, vermeld in hoofdstuk 10 van het voormelde decreet;
de procedure tot bijstelling van de omgevingsvergunning in eerste en laatste aanleg, vermeld in [artikel 82, 83, 85 en 86] van het voormelde decreet;
de procedure tot afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden, vermeld in titel V, hoofdstuk IV, afdeling 3, van het DABM;
de procedure tot omzetting van de milieuvergunning van bepaalde duur in een omgevingsvergunning van onbepaalde duur, vermeld in artikel 390 van het decreet van 25 april 2014;
de meldingsprocedure, vermeld in artikel [97 en 98];
[de procedure tot schorsing en opheffing van de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, vermeld in artikel 134 en 135]
De Vlaamse overheid stelt het omgevingsloket ter beschikking dat toegang geeft tot het uitwisselingsplatform.
Wetshistoriek
Lid 2:
1° opgeheven bij art. 161, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
4° gewijzigd bij art. 161, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
7° gewijzigd bij art. 161, 3° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
8° ingevoegd bij art. 161, 4° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 148

De Vlaamse overheid stelt een omgevingsvergunningenregister ter beschikking waarin het digitale dossier wordt opgeslagen.
Het omgevingsvergunningenregister, vermeld in het eerste lid, omvat de databank van de omgevingsvergunningen die toelating verlenen voor de exploitatie van ingedeelde inrichtingen en activiteiten, vermeld in artikel 5.2.2 van het DABM.

Artikel 149

De verplichting tot opslaan, vermeld in dit hoofdstuk, gebeurt conform de technische richtlijnen die [het departement ter beschikking stelt].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 246 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).

Hoofdstuk 2 Uitwisselingsplatform en omgevingsloket

Afdeling 1 Toegang

Artikel 150
Het omgevingsloket en het uitwisselingsplatform zijn toegankelijk via een webtoepassing van de Vlaamse overheid, de provincie of de gemeente.
De toegang tot het omgevingsloket en het uitwisselingsplatform is alleen mogelijk met:
[elke aanmeldingswijze die door het Gebruikersbeheer van de Vlaamse Overheid ondersteund wordt;]
[...]
[...]
een certificaat dat getekend is door het certificatenbeheerplatform van de Vlaamse overheid;
een andere authenticatie die aanvaard is door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu.
Wetshistoriek
Lid 2:
1° vervangen bij art. 162, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
2° en 3° opgeheven bij art. 162, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 151
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, bepalen samen:
de stukken en gegevens die het uitwisselingsplatform minstens bevat;
de personen en instanties die toegang hebben tot de stukken en de gegevens, vermeld in punt 1°;
de voorwaarden van toegang tot de stukken en de gegevens, vermeld in punt 1°. Ze kunnen daarbij in differentiatie voorzien voor de stukken, vermeld in punt 1°, waartoe de personen en instanties, vermeld in punt 2°, toegang hebben, het tijdstip waarop en de duur waarbinnen ze toegang hebben.

Artikel 152
De elektronische gegevensuitwisseling via het omgevingsloket of het uitwisselingsplatform wordt beschouwd als een beveiligde zending als vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, c), van het decreet van 25 april 2014, op voorwaarde dat de gegevensuitwisseling verloopt conform deze titel.
[Het departement kan] de toegelaten formaten en de vereisten van de tekstdocumenten, bestanden, foto's en plannen bepalen.
Wetshistoriek
Lid 2 gewijzigd bij art. 247 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).

Artikel 153
Het bevoegde bestuur, de betrokken gemeente of provincie, de adviesinstanties, vermeld in [artikel 35, 37, 38/1 en 38/3], de POVC of de GOVC kunnen geen analoge afdrukken eisen van de tekstdocumenten, bestanden, foto's of plannen die op het uitwisselingsplatform voor hen beschikbaar zijn.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 66 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).

Artikel 153/1
Met toepassing van artikel 14/1, vijfde lid, en in afwijking van artikel 14/1, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, worden meldingen digitaal ingediend.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°) en vervangen bij art. 54 B.Vl.Reg. 11 september 2020 (BS 13 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 59, lid 1, 2°).

Afdeling 2 Digitale indiening, behandeling en beslissing

Onderafdeling 1 Digitale indiening
Artikel 154
Een aanvraag, verzoek, melding of beroep in het kader van de procedures, vermeld in artikel 147, kan digitaal ingediend worden via het omgevingsloket.
Op straffe van onvolledigheid van de aanvraag, het verzoek, de melding of het beroepschrift voldoen alle bestanden die verzonden worden, aan de vormelijke en technische vereisten, bepaald door [het departement].
De statusvermelding op het omgevingsloket, met vermelding van datum en uur, geldt in voorkomend geval als:
de datum van indiening en ontvangst van de aanvragen, verzoeken of meldingen;
de datum van mededeling en ontvangst van de beslissing over aanvragen of verzoeken, vermeld in punt 1°;
de datum van mededeling en ontvangst van de meldingsakte;
de datum van indiening van het administratieve beroep tegen beslissingen, vermeld in punt 2°;
de datum van mededeling en ontvangst van de beslissing over beroepen, vermeld in punt 4°.
Wetshistoriek
Lid 2 gewijzigd bij art. 248 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).

Artikel 155
Als de vergunningsaanvraag of de melding digitaal wordt ingediend en de medewerking van een architect verplicht is, meldt de architect die verantwoordelijk is voor de plannen bij de aanvraag of melding, zich aan in het omgevingsloket in de hoedanigheid van architect en ondertekent hij mee de aanvraag of melding in het omgevingsloket. De architect in kwestie is ingeschreven bij de Orde van Architecten en is als zodanig opgenomen in hun databank van ingeschreven architecten.
De aanvragen of meldingen die conform het eerste lid digitaal worden medeondertekend, zijn vrijgesteld van het visum van de Orde van Architecten.
[Als de architect de aanvraag digitaal ondertekent, is de medeondertekening door de aanvrager niet vereist.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 163 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Onderafdeling 2 Digitale behandeling
Artikel 156

§ 1 [

Met behoud van de toepassing van artikel 153/1, laadt het bevoegde bestuur analoog ingediende, ontvankelijke en volledige vergunningsaanvragen en analoog ingediende beroepschriften in het uitwisselingsplatform op uiterlijk op de dag van de beslissing over de ontvankelijkheid en de volledigheid.
Het bevoegde bestuur dat akte heeft genomen van een melding, laadt de melding en de meldingsakte in het uitwisselingsplatform op uiterlijk de tiende dag na de meldingsakte.
]

§ 2

Het bevoegde bestuur voert telkens de gestructureerde data in die door het omgevingsloket gevraagd worden.

§ 3

Aan de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, wordt voldaan conform de technische richtlijnen die [het departement ter beschikking stelt].
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 68 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
§ 3 gewijzigd bij art. 249 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 164, 1° en 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 157
De adviezen, vermeld in dit besluit, worden via het uitwisselingsplatform aangevraagd en uitgebracht.

Artikel 158
De instanties, vermeld in artikel 153, communiceren op analoge wijze met de persoon die een procedure, vermeld in artikel 147, tweede lid, op analoge wijze instelt en die niet verzoekt om communicatie op digitale wijze.

Artikel 159

§ 1

Gedurende het openbaar onderzoek kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn standpunten, opmerkingen en bezwaren indienen via het omgevingsloket aan de overheid, vermeld in artikel 26.
De statusvermelding op het omgevingsloket, met vermelding van datum en uur, geldt in voorkomend geval als de datum van indiening en ontvangst van het standpunt, de opmerking of het bezwaar.

§ 2 [

Het bevoegde bestuur laadt documenten die analoog zijn ingediend na de dag van de ontvankelijk- en volledigverklaring, in het uitwisselingsplatform op binnen tien dagen na de ontvangst ervan.
In afwijking van het eerste lid, laadt de gemeente de standpunten, opmerkingen en bezwaren die analoog zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek, in het uitwisselingsplatform op binnen tien dagen na de afsluiting van het openbaar onderzoek.
]
Wetshistoriek
§ 2 vervangen bij art. 69 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018).
Onderafdeling 3 Digitale beslissing
Artikel 160
De bevoegde overheid neemt rechtsgeldig een digitale beslissing.
De bevoegde overheid ondertekent een digitale beslissing rechtsgeldig [...] conform de technische richtlijnen die [het departement ter beschikking stelt].
Wetshistoriek
Lid 2 gewijzigd bij art. 165 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 250 B.Vl.Reg. 24 februari 2017 (BS 28 maart 2017), met ingang van 1 april 2017 (art. 262).

Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunningenregister

Artikel 161

Het omgevingsvergunningenregister is toegankelijk via een webtoepassing van de Vlaamse overheid, de provincie of de gemeente.

Artikel 162

De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, bepalen samen:
de stukken en de gegevens die het omgevingsvergunningenregister minstens bevat;
de personen en instanties die toegang hebben tot de stukken en de gegevens, vermeld in punt 1°;
de voorwaarden van toegang tot de stukken en de gegevens, vermeld in punt 1°. Ze kunnen daarbij in differentiatie voorzien.

Hoofdstuk 4 Regeling bij technische storingen

Wetshistoriek
Hoofdstuk 4 (art. 162/1 - art. 162/5) ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Wetshistoriek
Afdeling 1 (art. 162/1 - art. 162/2) ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).
Artikel 162/1
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder algemene technische storing: een door het departement vastgestelde storing van het omgevingsloket, vermeld in artikel 147, derde lid, of het uitwisselingsplatform, vermeld in artikel 147, eerste lid, waardoor dat loket of dat uitwisselingsplatform niet of onvoldoende beschikbaar is gedurende meer dan vier uur van de dag.
De dag of de dagen van de algemene technische storing wordt of worden geacht aan te vangen om middernacht voorafgaand aan het begin van de algemene technische storing en wordt of worden geacht te eindigen om middernacht na het einde van de algemene technische storing.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).

Artikel 162/2
Het departement houdt een lijst bij van de dagen waarop zich een algemene technische storing voordoet.
Het departement publiceert onmiddellijk en uiterlijk de eerste werkdag nadat de storing zich voordoet de geactualiseerde lijst op zijn website en stelt de lijst ter beschikking op eenvoudig verzoek.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).

Afdeling 2 Technische storingen van korte duur

Wetshistoriek
Afdeling 2 (art. 162/3 - art. 162/4) ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).
Artikel 162/3
In geval van een algemene technische storing tijdens een termijn van veertien dagen voor het begin van de volgende termijnen, worden die termijnen van twaalf respectievelijk zesendertig maanden verminderd met het aantal dagen van de algemene technische storing:
de termijn van twaalf maanden, vermeld in artikel 70, § 1, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014;
de termijn van zesendertig maanden, vermeld in artikel 390, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 25 april 2014.
Als in de veertien dagen voor het indienen van een verplicht digitaal in te dienen aanvraag, verzoek of melding zich gedurende een of meer al dan niet opeenvolgende dagen een algemene technische storing heeft voorgedaan en de indieningsdatum relevant is voor de bepaling van de toepasselijke regelgeving, wordt de aanvraag, het verzoek of de melding voor die regelgeving geacht te zijn ingediend op de dag die berekend is door van de dag van indiening het aantal dagen van de algemene technische storing af te trekken.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).

Artikel 162/4
Als zich tijdens het behandelen van een aanvraag, een verzoek, een melding of een beroep gedurende een of meer dagen een algemene technische storing heeft voorgedaan, worden alle advies- en beslissingstermijnen, vermeld in het decreet van 25 april 2014 en dit besluit, opgeschort op de dag of de dagen van de algemene technische storing.
De termijn van het openbaar onderzoek wordt ook opgeschort op de dag of de dagen van de algemene technische storing.
De termijn voor het indienen van beroepen wordt niet opgeschort.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).

Afdeling 3 Langdurige technische storingen

Wetshistoriek
Afdeling 3 (art. 162/5) ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).
Artikel 162/5
Als het departement vaststelt of op basis van technische indicaties verwacht dat een algemene technische storing minimaal veertien dagen de digitale indiening of behandeling van aanvragen, verzoeken, meldingen of beroepen in het gedrang brengt of zal brengen, brengt het de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, daarvan op de hoogte.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, worden gemachtigd om, na daarvan op de hoogte te zijn gebracht, tijdelijk de analoge indiening of indiening per digitale drager en analoge behandeling toe te laten of te verplichten. De voormelde ministers kunnen daarbij een onderscheid maken tussen de soorten aanvragen, verzoeken of ambtshalve initiatieven of meldingen, vermeld in artikel 14/1, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014, de verschillende vergunningsplichten, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet, en het feit of het een aanvraag, een verzoek of een melding betreft. De voormelde ministers bepalen in één of meerdere beslissingen het begin en het einde van de langdurige technische storing.
Het bevoegd bestuur bepaalt in het geval van een tijdelijk toegelaten of verplichte analoge indiening of behandeling het aantal benodigde exemplaren van de aanvraag, het verzoek of de melding.
De beslissingstermijnen van de met toepassing van dit artikel met een analoge zending ingediende aanvragen, verzoeken of meldingen worden met veertien dagen verlengd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 mei 2017 (BS 30 mei 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 2).

Titel 9 Wijzigingsbepalingen

Hoofdstuk 1

Wetshistoriek
Opschrift opgeheven bij art. 167, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 163

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Hoofdstuk 2 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Artikel 164

In artikel 1.1.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne wordt na de zinsnede “art. 20 van het decreet betreffende de milieuvergunning” de zinsnede “of artikel 5.4.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid” toegevoegd.

Artikel 165

In artikel 1.1.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de zin “De begrippen en definities vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende het algemeen reglement voor de milieuvergunning, hierna Titel I van het VLAREM genoemd, zijn ook van toepassing op dit besluit.” wordt vervangen door de zin “Tenzij het in dit besluit andersluidend is bepaald, zijn de definities, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering [van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning], ook van toepassing in dit besluit.”;
in “DEFINITIES ALGEMEEN” worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a)
de definitie “decreet betreffende de milieuvergunning” wordt vervangen door de definitie “decreet van 25 april 2014: het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;”;
b)
de definities “bijlage 2B” en “bijlage 2C” worden opgeheven;
c)
de definitie “ingedeelde inrichting” wordt opgeheven;
d)
de subtitel “bestaande inrichting” wordt vervangen door de subtitel “bestaande ingedeelde inrichting”;
e)
de subtitel “nieuwe inrichting” wordt vervangen door de subtitel “nieuwe ingedeelde inrichting”;
f)
de volgende definities worden toegevoegd:
(...)
tussen “DEFINITIES ALGEMEEN” en “DEFINITIES BEDRIJFSINTERNE MILIEUZORG” worden de volgende definities ingevoegd:
(...)
tussen “DEFINITIES BEDRIJFSINTERNE MILIEUZORG” en “DEFINITIES RISICOBEHEERSING” worden de volgende definities ingevoegd:
(...)
in “DEFINITIES AFVALSTOFFENVERWERKING (Hoofdstuk 5.2.)” wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
aan “DEFINITIES AFVALSTOFFENVERWERKING (Hoofdstuk 5.2.) ALGEMEEN” worden de volgende definities toegevoegd:
(...)
in “DEFINITIES AFVALSTOFFENVERWERKING (hoofdstuk 5.2)” wordt aan subtitel “Decontaminatie van infectieus afval (subafdeling 5.2.2.13)” een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
tussen “DEFINITIES BEDEKKINGSMIDDELEN” en “DEFINITIES PESTICIDEN” worden de volgende definities ingevoegd:
(...)
in “DEFINITIES DIEREN/OPSLAG MEST (hoofdstukken 5.9. en 5.28)” worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a)
tussen de definitie “zeug” en de definitie “inheemse grote zoogdieren” wordt de volgende definitie ingevoegd:
(...)
b)
de volgende definitie wordt toegevoegd:
(...)
10°
tussen “DEFINITIES DIEREN/OPSLAG MEST (hoofdstukken 5.9 en 5.28)” en “DEFINITIES EMISSIEJAARVERSLAG (hoofdstuk 4.1 en bijlage 4.1.8)” worden de volgende definities ingevoegd:
(...)
11°
aan “DEFINITIES BEHANDELEN VAN GASSEN (Hoofdstuk 5.16)” worden de volgende definities toegevoegd:
(...)
12°
tussen “DEFINITIES BEHANDELEN VAN GASSEN (Hoofdstuk 5.16)” en “DEFINITIES GELUID (Hoofdstukken 2.2., 4.5., 5.32 en 6.7)” worden de volgende definities ingevoegd:
(...)
13°
in Beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (afdeling 2.2.4), “omgevingslawaai”, wordt de zinsnede “zoals omschreven in artikel 1,16° van titel I van het VLAREM” opgeheven;
14°
aan “DEFINITIES GENETISCH GEMODIFICEERDE EN/OF PATHOGENE ORGANISMEN” worden de volgende definities toegevoegd:
(...)
15°
in “DEFINITIES GEVAARLIJKE PRODUCTEN EN BRANDBARE VLOEISTOFFEN (Hoofdstukken 4.1, 5.17 en 6.5 en afdelingen 5.6.2 en 5.6.3)” worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a)
het woord “milieuvergunning” wordt telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
b)
[...]
16°
in “DEFINITIES LUCHTVERONTREINIGING (delen 3, 4, 5 en 6) worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a)
in subtitel “STOOKINSTALLATIES” wordt in de definitie “bedrijfsuren” het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
b)
aan de subtitel “STOOKINSTALLATIES” worden de volgende definities toegevoegd:
(...)
17°
in “DEFINITIES ONTSPANNINGSINRICHTINGEN (Hoofdstuk 5.32.)” worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a)
in “ZWEMBADEN (afdeling 5.32.9)” wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
b)
er wordt een subtitel “Hippotherapie” toegevoegd, die luidt als volgt:
(...)
18°
in “DEFINITIES OPPERVLAKTEWATER- EN GRONDWATERBESCHERMING (INTEGRAAL WATERBELEID) (Hoofdstukken 2.3., 4.2., 5.3. en 6.2. (oppervlaktewater) en 2.4., 4.3., 5.52., 5.53., 5.54., 5.55 en 6.9 (grondwater))”, worden aan subtitel “ALGEMEEN” de volgende definities toegevoegd:
(...)
19°
tussen “DEFINITIES OPPERVLAKTEWATER- EN GRONDWATERBESCHERMING (INTEGRAAL WATERBELEID) (Hoofdstukken 2.3., 4.2., 5.3. en 6.2. (oppervlaktewater) en 2.4., 4.3., 5.52., 5.53., 5.54., 5.55 en 6.9 (grondwater))” en “DEFINITIES VLIEGVELDEN (Hoofdstuk 5.57)” worden de volgende definities ingevoegd:
(...)
20°
de “DEFINITIES EMISSIES VAN BROEIKASGASSEN (hoofdstuk 4.10)” worden vervangen door wat volgt:
(...)
21°
in “DEFINITIES WINDTURBINES” wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit”.
Wetshistoriek
Enig lid:
1° gewijzigd bij art. 166 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
15°, b) opgeheven bij art. 167, 3° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 166

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, wordt een hoofdstuk 1.1.BIS ingevoegd, dat bestaat uit artikel 1.1bis/1, dat luidt als volgt:
(...)

Artikel 167

In artikel 1.2.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
in paragraaf 4 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 168

In artikel 1.2.2.1bis, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “leefmilieu” vervangen door het woord “milieu”.

Artikel 169

Artikel 1.2.2.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en 16 mei 2014, wordt opgeheven.

Artikel 170

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
afdeling 1.2.2ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt vervangen door wat volgt:
(...)
artikel 1.2.2ter.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt opgeheven.

Artikel 171

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, wordt afdeling 1.2.3, die bestaat uit artikel 1.2.3.1, opgeheven.

Artikel 172

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, wordt afdeling 1.2.4, die bestaat uit artikel 1.2.4.1, opgeheven.

Artikel 173

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, wordt een hoofdstuk 1.4, dat bestaat uit artikel 1.4.1.1 tot en met 1.4.6.1, ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)

Artikel 174

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, wordt een hoofdstuk 1.5, dat bestaat uit artikel 1.5.1.1 tot en met 1.5.4.1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)

Artikel 175

In het opschrift van afdeling 2.4.3 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunningsaanvragen” vervangen door de woorden “aanvragen van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 176

In artikel 2.4.3.4, inleidende zin, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 177

In artikel 2.4.3.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 1° wordt het woord “milieuvergunningen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in punt 2° wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in punt 3°, b), wordt het woord “milieuvergunningen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 178

In artikel 2.5.7.1, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt de zinsnede “zoals gedefinieerd in artikel 1, 29°, van titel I van het VLAREM” opgeheven.

Artikel 179

In artikel 2.7.2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt de zinsnede “zoals vermeld in artikel 33bis van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “die zijn vergund onder rubriek 2.3.4.1 of rubriek 2.3.4.2 van de indelingslijst, met uitzondering van inrichtingen die onder rubriek 2.3.4.1, a, en 2.3.4.2, a, zijn ingedeeld”.

Artikel 180

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 4° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 181

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 4° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 182

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 4° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 183

In artikel 2.8.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt de zinsnede “artikel 20 van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “artikel 37 van het besluit van de Vlaamse Regering [van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning]”.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 166 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 184

In artikel 2.8bis.0.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006, wordt de zinsnede “het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning” vervangen door de zinsnede “titel V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 185

Aan artikel 2.9.0.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001, wordt de zinsnede “of artikel 5.4.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid” toegevoegd.

Artikel 186

In artikel 2.9.0.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001, wordt de zinsnede “artikel 20 van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “artikel 37 van het besluit van de Vlaamse Regering [van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning]”.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 166 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 187

In artikel 2.12.0.1, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008, wordt de zinsnede “in een op basis van titel I, subrubriek 2.3.11, van het VLAREM verleende vergunning” vervangen door de zinsnede “in een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die de indelingsruriek 2.3.11 omvat” en worden de woorden “van titel II van het VLAREM” opgeheven.

Artikel 188

In artikel 3.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 wordt de zinsnede “in uitvoering van het decreet betreffende de milieuvergunning en van Titel 3 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid” vervangen door de zinsnede “ter uitvoering van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, titel III of titel V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”;
in paragraaf 1 wordt de zinsnede “op alle ingedeelde inrichtingen zoals bedoeld in art. 2.1° van het decreet betreffende de milieuvergunning” vervangen door de zinsnede “op alle ingedeelde inrichtingen of activiteiten, vermeld in artikel 5.1.1, 8°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”;
in paragraaf 5, tweede lid, wordt de zinsnede “de lijst van bijlage 1 van titel I van het VLAREM” vervangen door de woorden “de indelingslijst”.

Artikel 189

In artikel 3.2.1.2, § 1, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning(en)” vervangen door de woorden “omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 190

In artikel 3.2.2.2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt de zinsnede “de lijst van bijlage 1 van titel I van het VLAREM” vervangen door de woorden “de indelingslijst”.

Artikel 191

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 5° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 192

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, wordt hoofdstuk 3.3, dat bestaat uit artikel 3.3.0.1 en 3.3.0.2, vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 193

In artikel 4.1.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 wordt de zinsnede “van bijlage 18 van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “van bijlage 3.3”;
in paragraaf 2 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 194

In artikel 4.1.4.1, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 195

In artikel 4.1.4.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 196

Aan artikel 4.1.5.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en 16 mei 2014, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
(...)

Artikel 197

In artikel 4.1.5.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt tussen de woorden “dit besluit” en de woorden “moeten bezorgd” de volgende zinsnede ingevoegd “en van het besluit van de Vlaamse Regering [van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning] wat betreft de exploitatie van ingedeelde inrichtingen en activiteiten”.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 166 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 198

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 februari 2015, worden een artikel 4.1.5.4 en een artikel 4.1.5.5 ingevoegd, die luiden als volgt:
(...)

Artikel 199

In artikel 4.1.6.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 200

In artikel 4.1.6.2, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door de woorden “voorwaarden met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 201

In artikel 4.1.6.3 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door de woorden “bijzondere milieuvoorwaarden”.

Artikel 202

In artikel 4.1.7.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 203

In artikel 4.1.8.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden “decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid zoals aangevuld door het decreet van 19 april 1995” vervangen door de zinsnede “decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”;
in paragraaf 1, tweede lid, wordt punt 1° opgeheven;
in paragraaf 1, tweede lid, 2°, wordt de zinsnede “onder 1° of 2°” opgeheven;
in paragraaf 5, tweede lid, 1°, wordt de zinsnede “§ 1, 1°, 2°, 4° en 5°” vervangen door de zinsnede “§ 1, 2°, 4° en 5°”.

Artikel 204

In artikel 4.1.8.3, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 205

In artikel 4.1.9.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het eerste lid wordt de zinsnede “decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid zoals aangevuld door het decreet van 19 april 1995” vervangen door de zinsnede “decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”;
in het tweede lid wordt de zinsnede “de inrichtingen die in de lijst van bijlage 1 bij titel I van het VLAREM zijn ingedeeld in de eerste of tweede klasse” vervangen door de woorden “de inrichtingen die in de indelingslijst zijn ingedeeld in de eerste of tweede klasse”.

Artikel 206

In artikel 4.1.9.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 wordt de zinsnede “die in de indelingslijst als bijlage I bij titel I van het VLAREM is ingedeeld in de eerste klasse” vervangen door de zinsnede “die in de indelingslijst is ingedeeld in de eerste of tweede klasse en in de vijfde kolom van de indelingslijst is aangeduid met de letter A of B”;
in paragraaf 2 wordt de zinsnede “die in de indelingslijst als bijlage I bij titel I van het VLAREM onder de 5de kolom met de letter “N” zijn aangeduid” vervangen door de zinsnede “die in de indelingslijst in de vijfde kolom met de letter “N” zijn aangeduid”;
in paragraaf 4, 5, 6, 8, 9, 10 en 11 wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” telkens vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 207

In artikel 4.1.9.1.2. van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 19 september 2008 en 19 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2, eerste lid, 1°, b), inleidende zin wordt de zinsnede “de inrichtingen die in de lijst van bijlage 1 bij titel I van het VLAREM onder de 5de kolom met de letter “A” zijn aangeduid” vervangen door de zinsnede “de inrichtingen die in de vijfde kolom van de indelingslijst met de letter “A” zijn aangeduid”;
in paragraaf 2, eerste lid, 1°, c), inleidende zin, wordt de zinsnede “de inrichtingen die in de lijst van bijlage 1 bij titel I van het VLAREM onder de 5de kolom met de letter “B” zijn aangeduid” vervangen door de zinsnede “de inrichtingen die in vijfde kolom van de indelingslijst met de letter “B” zijn aangeduid”;
[...]
in paragraaf 3, eerste lid, 1°, wordt de zinsnede “inrichtingen die in de lijst van bijlage 1 bij titel I van het VLAREM onder de vijfde kolom met de letter “A” zijn aangeduid” vervangen door de zinsnede “de inrichtingen die in de vijfde kolom van de indelingslijst met de letter “A” zijn aangeduid;
in paragraaf 3, eerste lid, 2°, wordt de zinsnede “inrichtingen die in de lijst van bijlage 1 bij titel I van het VLAREM onder de vijfde kolom met de letter “B” zijn aangeduid” vervangen door de zinsnede “de inrichtingen die in de vijfde kolom van de indelingslijst met de letter “B” zijn aangeduid”;
[...]
Wetshistoriek
Enig lid, 3° en 6° opgeheven bij art. 167, 6° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 208

In artikel 4.1.9.1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 7 maart 2008, 19 september 2008, 23 december 2011 en 16 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, 2°, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 3, derde lid, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 209

In artikel 4.1.9.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 7 maart 2008 en 19 september 2008, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” telkens vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning” en worden de woorden “afdeling bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 210

In artikel 4.1.9.2.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, eerste lid, inleidende zin, wordt de zinsnede “decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid zoals aangevuld door het decreet van 19 april 1995” vervangen door het woord “decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”;
in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt de zinsnede “de VR-plichtige inrichtingen, vermeld in rubriek 17.2.2 van de indelingslijst in bijlage 1 bij titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “vermeld in rubriek 17.2.2 van de indelingslijst”;
in paragraaf 1, eerste lid, 3°, wordt de zinsnede “de inrichtingen die in de indelingslijst in bijlage 1 bij titel I van het VLAREM onder de 6de kolom met de letter “P” zijn aangeduid” vervangen door de zinsnede “de inrichtingen die in zesde kolom van de indelingslijst met de letter “P” zijn aangeduid”;
in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede “decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid zoals aangevuld door het decreet van 19 april 1995” vervangen door de zinsnede “decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid” en wordt de zinsnede “de inrichtingen die in de indelingslijst in bijlage 1 bij titel I van het VLAREM onder de 6de kolom met de letter “E” zijn aangeduid” vervangen door de zinsnede “de inrichtingen die in de zesde kolom van de indelingslijst met de letter “E” zijn aangeduid”.

Artikel 211

In artikel 4.1.9.2.6, § 1, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en 7 juni 2013, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 212

In artikel 4.1.9.3.1, § 1, 3°, b), van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 213

In artikel 4.2.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 214

In artikel 4.2.1.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 9 mei 2008 en 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 3, en paragraaf 4, eerste lid, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 5, eerste lid, wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door de woorden “bijzondere milieuvoorwaarden in de omgevingsvergunning”.

Artikel 215

In artikel 4.2.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 12 mei 2006, 21 mei 2010 en 16 juni 2014, wordt de zinsnede “van titel II van het Vlarem” opgeheven”.

Artikel 216

In artikel 4.2.3.1, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de zinsnede “van titel II van het Vlarem” wordt opgeheven;
het woord “milieuvergunning” wordt telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 217

In artikel 4.2.4.1, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en 16 mei 2014, worden de woorden “afdeling bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 218

In artikel 4.2.5.1.1, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 219

In artikel 4.2.5.1.2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 220

In artikel 4.2.5.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 4 wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 221

In artikel 4.2.5.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 4 wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 222

In artikel 4.2.5.4.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 20 november 2009 en 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 223

In artikel 4.2.8.1.1, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 224

In artikel 4.3.2.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in de inleidende zin en punt 4° wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in punt 5° wordt de zinsnede “van titel I van het VLAREM” opgeheven.

Artikel 225

In artikel 4.3.2.2, § 2, tweede lid, en § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 226

In artikel 4.3.2.3, § 1, 1°, d) en 2°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 227

In artikel 4.3.3.1, inleidende zin, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 228

In artikel 4.4.2.2, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het tweede lid wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in het vijfde lid wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 229

In artikel 4.4.2.3, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 230

In artikel 4.4.3.1, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 231

In artikel 4.4.3.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 232

In artikel 4.4.3.3, § 2, vierde lid, en § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 233

In artikel 4.4.4.1, § 2, tweede lid en § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 234

In artikel 4.4.4.2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2, eerste lid, 5°, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”;
in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 4, eerste en derde lid, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 6 wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 235

In artikel 4.4.4.4, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 236

In artikel 4.4.4.5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in de inleidende zin wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in punt 1° wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in punt 2° wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 237

In artikel 4.4.7.2.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 januari 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 238

In artikel 4.4.7.2.10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
[...]
in paragraaf 1, tweede lid wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit” en wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”;
in paragraaf 2 wordt de zinsnede “vermeld in punt “F15” van bijlage 4.B van titel I van het Vlarem” vervangen door de zinsnede “als vermeld in addendum E4, 10, van de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering [van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning]”.
Wetshistoriek
Enig lid:
1° opgeheven bij art. 167, 7° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
3° gewijzigd bij art. 166 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 239

In artikel 4.5.4.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 3 wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” telkens vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”;
in paragraaf 4, derde lid, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 240

In artikel 4.5.6.1, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
het woord “milieuvergunning” wordt vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” wordt telkens vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 241

In artikel 4.9.1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, wordt de zinsnede “, vermeld in artikel 5, § 8, van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “die bij de vergunningsaanvraag wordt gevoegd met toepassing van addendum C6, 10 en 11, van het aanvraagformulier vastgesteld in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering [van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning]”.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 166 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 242

Aan artikel 4.10.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 3° wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)

Artikel 243

In artikel 4.10.1.2, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 244

In artikel 4.10.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
[...]
in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede “aan de milieuvergunning, voegt de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging overeenkomstig artikel 45 van titel I van het VLAREM het actuele monitoringplan bij de milieuvergunning” vervangen door de zinsnede “bezorgt de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging, het monitoringplan aan de bevoegde overheid die het bij de omgevingsvergunning voegt”;
in paragraaf 3 wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit”.
Wetshistoriek
Enig lid, 1° opgeheven bij art. 167, 8° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 245

In artikel 4.10.1.5, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 246

In artikel 5.2.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001, 5 december 2003 en 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 247

In artikel 5.2.1.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 248

In artikel 5.2.1.6, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 249

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 9° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 250

In artikel 5.2.1.7, § 1 en § 4, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 251

In artikel 5.2.1.8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, 13 juli 2001 en 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door het woord “milieuvoorwaarden”;
in paragraaf 3 wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 252

In artikel 5.2.1.9, § 4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 253

In artikel 5.2.2.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 28 november 2003 en 12 mei 2006, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 254

In artikel 5.2.2.1.3, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 255

In artikel 5.2.2.2.1, § 1bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 256

In artikel 5.2.2.3.7, 2° en 3°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 257

In artikel 5.2.2.3.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 258

In artikel 5.2.2.3.9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 259

In artikel 5.2.2.4.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 260

In artikel 5.2.2.4.2, § 4, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 261

In artikel 5.2.2.5.1 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 262

In artikel 5.2.2.5.2, § 3 en § 4, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 263

In artikel 5.2.2.6.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 en 9 februari 2007, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 264

In artikel 5.2.2.6.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en 19 juni 2009, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 265

In artikel 5.2.2.7.1 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 266

In artikel 5.2.2.7.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 en 19 juni 2009, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 267

In artikel 5.2.2.8.1, § 1 en § 2, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 268

In artikel 5.2.2.9.2, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 wordt de zin “Onder recipiënten worden zowel vaten, tanks, tankwagens, spoorwegwagons, bulkwagens als schepen bedoeld.” vervangen door de zin “Recipiënten zijn verpakkingen, containers, laadkisten voor vervoer, vaten, tanks, tankwagens, bulkwagens, spoorwagons en scheepsruimen, exclusief kratten en rolcontainers voor niet-gevaarlijke afvalstoffen, huisvuilwagens en veegmachines.”;
in paragraaf 1, 2 en 3 wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 269

In artikel 5.2.2.10.2, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 270

In deel 5, hoofdstuk 5.2, afdeling 5.2.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 oktober 2014, wordt het opschrift van subafdeling 5.2.2.13 vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 271

In artikel 5.2.2.13.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 272

In artikel 5.2.3bis.1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 273

In artikel 5.2.3bis.1.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 274

In artikel 5.2.3bis.1.8, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 275

In artikel 5.2.3bis.1.9, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 276

In artikel 5.2.3bis.1.11, § 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 277

In artikel 5.2.3bis.1.12, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 278

In artikel 5.2.3bis.1.13, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 279

In artikel 5.2.3bis.1.14, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 280

In artikel 5.2.3bis.1.15 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 281

In artikel 5.2.3bis.1.16, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 282

In artikel 5.2.3bis.1.19, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 283

In artikel 5.2.3bis.1.20, § 1, derde lid, en § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2013 en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 284

In artikel 5.2.3bis.1.23, § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 285

In artikel 5.2.3bis.1.26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003, 12 mei 2006 en 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 7, 8 en 9 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 7, 8 en 9 wordt het woord “milieuvergunningsaanvraag” vervangen door de woorden “aanvraag van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 286

In artikel 5.2.3bis.1.36, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 287

In artikel 5.2.3bis.2.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 288

In artikel 5.2.3bis.3.6, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 289

In artikel 5.2.3bis.4.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 290

In artikel 5.2.3bis.4.7, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 291

In artikel 5.2.3bis.4.10, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 292

In artikel 5.2.4.1.2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 17 februari 2012, 7 juni 2013 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 293

In artikel 5.2.4.1.7, § 2 en § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 294

In artikel 5.2.4.1.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, 17 februari 2012, 16 mei 2014 en 23 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 295

In artikel 5.2.4.1.9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 en 23 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 296

In artikel 5.2.4.1.10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, 17 februari 2012, 16 mei 2014 en 23 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 297

In artikel 5.2.4.3.3, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 en gewijzigd bij de besluiten van 12 mei 2006 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 298

In artikel 5.2.4.4.1, § 1 tot en met § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 299

In artikel 5.2.4.4.2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 300

In artikel 5.2.4.4.5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 301

In artikel 5.2.4.4.6, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, 7 maart 2008 en 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 302

In artikel 5.2.4.5.1, § 2, 4, en § 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 303

In artikel 5.2.4.5.2, § 5 en § 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 304

In artikel 5.2.4.5.3, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 305

In artikel 5.2.4.6.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 306

In artikel 5.2.4.7.1, § 9, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 307

In artikel 5.2.5.1.1 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 308

In artikel 5.2.5.3.2 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 309

In artikel 5.2.5.3.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 310

In artikel 5.2.5.5.1 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 311

In artikel 5.2.5.5.2 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 312

In artikel 5.2.5.5.3 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 313

In artikel 5.2.5.5.4 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 314

In artikel 5.2.5.5.5, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 315

In artikel 5.2.5.7.1, § 9, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 316

In artikel 5.2.6.2.1, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 317

In artikel 5.2.6.6.1, § 4, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 318

In artikel 5.2.6.7.1, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 319

In artikel 5.3.1.3, § 4, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 320

In artikel 5.3.2.4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 321

In artikel 5.4.1.3, § 2, 2°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 322

In artikel 5.4.1.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 323

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 10° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 324

In artikel 5.4.2.3bis, § 2, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 325

In artikel 5.4.3.1.1, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 326

In artikel 5.4.3.1.2 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 327

In artikel 5.4.3.1.3, § 3, 4°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 328

In artikel 5.4.3.1.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, 7 maart 2008, 19 september 2008, 24 april 2009, 23 december 2011 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 329

In artikel 5.4.3.2.3, § 7, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 330

In artikel 5.4.4.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 331

In artikel 5.5.1.2, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 332

In artikel 5.5.1.3, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 333

In artikel 5.5.1.4, § 2 en § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 334

In artikel 5.5.1.5, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 335

In artikel 5.5.1.6, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 336

In artikel 5.6.1.1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 337

In artikel 5.6.1.1.3, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 338

In artikel 5.6.1.1.4, § 5 en § 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 339

In artikel 5.6.1.2.4, § 1, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 340

In artikel 5.6.1.2.5, § 1, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 341

In artikel 5.6.1.2.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2, 5°, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”;
in paragraaf 3 wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning,”.

Artikel 342

In artikel 5.6.1.2.11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 343

In artikel 5.6.1.3.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 344

In artikel 5.6.1.3.11, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 345

In artikel 5.6.1.3.14, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning,”.

Artikel 346

In artikel 5.6.1.3.17 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 347

In artikel 5.6.1.3.18, § 3, § 4 en § 7, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 348

Aan artikel 5.6.2.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt:
(...)

Artikel 349

In artikel 5.6.2.3.8, § 1, en § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” telkens vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 350

In artikel 5.7.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 19 september 2008 en 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 351

In artikel 5.7.1.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 7 juni 2013 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 352

In artikel 5.7.1.4, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 353

In artikel 5.7.10.1, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 354

In artikel 5.7.15.2, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 355

In artikel 5.9.2.1bis, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 356

In artikel 5.9.2.2, § 5, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 357

In artikel 5.9.2.3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 358

In artikel 5.9.4.1, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “het milieuvergunningsdossier” vervangen door de woorden “de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 359

In artikel 5.9.5.1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunningsdossier” vervangen door de woorden “dossier voor een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 360

In artikel 5.9.6.1, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en 16 mei 2014, worden de woorden “voorwaarden die in de milieuvergunning” vervangen door de woorden “milieuvoorwaarden die in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 361

In artikel 5.9.8.4, § 5, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 362

In artikel 5.9.10.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 363

In artikel 5.9.12.2, vijfde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 364

In artikel 5.10.0.5 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 365

In artikel 5.11.0.2, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 366

In artikel 5.11.0.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, 19 juni 2009 en 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2 en 5 wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 2ter worden de woorden “afdeling Milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 367

In artikel 5.13.0.2, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 368

In artikel 5.13.0.5, § 4, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 369

In artikel 5.14.0.1, § 5, tweede lid, en § 7, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 370

In artikel 5.15.0.6, § 1, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 371

In artikel 5.15.0.7, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 372

In artikel 5.16.1.8, § 1, 4°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 373

In artikel 5.16.2.1.1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 374

In artikel 5.16.2.2.2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 375

In artikel 5.16.2.2.5, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 376

In artikel 5.16.2.2.6, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 377

In artikel 5.16.3.3, § 3, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 378

In artikel 5.16.4.1.3, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 379

In artikel 5.16.4.4.0, 6°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 380

In artikel 5.16.4.4.10, § 2, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 381

In artikel 5.16.4.4.11, § 1, vierde lid, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunningsaanvraag” vervangen door “aanvraag van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 382

In artikel 5.16.8.1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 383

In artikel 5.16.8.2, § 5, 6°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 384

In artikel 5.16.8.4, § 6, 5°, c), van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 385

In artikel 5.16.8.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 3 en 6 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 7 wordt het woord “milieuvergunningsaanvraag” vervangen door de woorden “aanvraag van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 386

In artikel 5.17.1.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 4 wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 387

Artikel 5.17.1.3 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
(...)

Artikel 388

In artikel 5.17.2.4, § 5, van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 389

In artikel 5.17.3.1.8, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 390

In artikel 5.17.3.3.3, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 391

In artikel 5.17.3.3.9, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 392

In artikel 5.17.3.3.12, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 393

In artikel 5.17.3.3.16, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 394

In artikel 5.17.3.3.17, 2°, a), van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 395

In artikel 5.17.4.1.3, § 1, § 3 en § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 396

In artikel 5.17.4.1.4, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 397

In artikel 5.17.4.1.6, § 3 en § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 398

In artikel 5.17.4.1.9, § 3 en § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 399

In artikel 5.17.4.1.12, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 400

In artikel 5.17.4.1.15, § 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 401

In artikel 5.17.4.1.18, § 2, 3°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 402

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 11° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 403

In artikel 5.17.4.2.8, § 2, 5° en § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 404

In artikel 5.17.4.2.11, § 1, tweede lid, § 2, eerste en tweede lid, en § 5, inleidende zin, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 405

In artikel 5.17.4.2.12, § 5 en § 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 406

In artikel 5.17.4.3.1, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 407

In artikel 5.17.4.3.8, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 408

In artikel 5.17.4.3.12, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 409

In artikel 5.17.4.3.16, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 410

In artikel 5.17.4.3.19 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, tweede lid, en paragraaf 2, wordt de zin “Die houders blijven bestaande houders, ook bij hernieuwing van de milieuvergunning.” vervangen door de zin “Die houders blijven bestaande houders, ook bij hernieuwing van de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.”;
in paragraaf 5 worden de woorden “bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd in de milieuvergunning” vervangen door de woorden “bijzondere milieuvoorwaarden die zijn opgelegd in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 411

In artikel 5.17.4.3.20, § 3, § 4 en § 7, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 412

In artikel 5.17.4.4.1.3, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 413

In artikel 5.18.1.1, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen” en wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 414

In artikel 5.18.1.2, § 1, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 415

In artikel 5.18.2.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 416

In artikel 5.18.2.6.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 417

In artikel 5.18.2.6.2, § 1, eerste en tweede lid, en § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 418

In artikel 5.18.2.7.2, § 1 en § 2, eerste en derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 419

In artikel 5.18.2.8.1, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 420

In artikel 5.18.2.8.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 421

In artikel 5.18.2.9.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 422

In artikel 5.18.2.13.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 423

In artikel 5.18.2.14.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 424

In artikel 5.19.1.2, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 425

In artikel 5.19.1.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 426

In artikel 5.19.1.4, § 2, § 3 en § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 427

In artikel 5.19.2.1.1, § 11, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 428

In artikel 5.19.2.3.3, 7°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 429

In artikel 5.20.2.8, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 430

In artikel 5.20.5.1, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 431

In artikel 5.20.6.1.1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, worden de woorden “van titel II van het VLAREM” opgeheven.

Artikel 432

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 12° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 433

In artikel 5.20.6.4.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 434

In artikel 5.23.1.1, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 435

In artikel 5.28.2.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, 7 maart 2008, 7 juni 2013 en 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2, b), wordt de zinsnede “Afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning” en wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 9 wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 436

In artikel 5.28.3.2.1, § 2 en § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 437

In artikel 5.28.3.2.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, 23 december 2011 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 438

In artikel 5.28.3.3.1, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2003 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 439

In artikel 5.28.3.4.1, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, 23 december 2011 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 440

In artikel 5.28.3.4.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, 12 december 2003, 23 december 2011 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 441

In artikel 5.29.0.6, § 1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 442

In artikel 5.29.0.9, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 443

In artikel 5.29.0.9bis, 3°, b), van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunningsaanvraag” vervangen door de woorden “aanvraag van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 444

In artikel 5.29.0.11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 445

In artikel 5.30.0.1, § 2, 1° en 2°, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede “die niet onder toepassing van Titel I van het VLAREM vallen” vervangen door de zinsnede “die niet in de indelingslijst zijn ingedeeld”.

Artikel 446

In artikel 5.30.2.6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 447

In artikel 5.30.4.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 448

In artikel 5.32.7.1.1, § 3, 5°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 449

In artikel 5.32.7.3.3, § 2, 5°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, wordt de zinsnede “Afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 450

In artikel 5.32.7.4.3, § 2, 5°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, wordt de zinsnede “Afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 451

In artikel 5.32.7.5.4, § 3, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 452

In artikel 5.32.8.2.7, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 453

In artikel 5.32.8.2.8, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 454

In artikel 5.32.9.1.2, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 455

In artikel 5.32.9.1.4, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en 7 juni 2013, worden de woorden “in titel I van het VLAREM” vervangen door de woorden “in het besluit van de Vlaamse Regering [van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning]”.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 166 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 456

In artikel 5.32.9.2.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 457

In artikel 5.32.9.2.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 458

In artikel 5.32.9.3.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 459

In artikel 5.32.9.3.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 460

In artikel 5.32.9.4.2, § 8, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 461

In artikel 5.32.9.7.1, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 462

In artikel 5.32.9.7.2, § 5, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 463

In artikel 5.32.9.7.3, § 3, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 464

In artikel 5.32.9.8.5, § 6bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 465

In artikel 5.32.10.1, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 466

In artikel 5.32.10.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 15 juni 1999 en 19 september 2008, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 467

In artikel 5.32.10.3 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 468

In artikel 5.32.10.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 469

In artikel 5.32.10.7, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 470

In artikel 5.33.0.4 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 471

In artikel 5.41.1.4 van hetzelfde besluit, vernummerd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 472

In artikel 5.41.2.2, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 473

In artikel 5.43.2.5 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunningsaanvraag” vervangen door de woorden “aanvraag van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 474

In artikel 5.43.2.19, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 475

In artikel 5.43.2.21 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 476

In artikel 5.43.2.22 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 477

In artikel 5.43.2.24, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 478

In artikel 5.43.2.25, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 479

In artikel 5.43.2.34, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 480

In artikel 5.43.3.16, § 1, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 481

In artikel 5.43.3.18, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 482

In artikel 5.43.3.19, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit” en wordt het woord “wijziging” vervangen door het woord “bijstelling”.

Artikel 483

Artikel 5.43.3.20 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 484

In artikel 5.43.3.24, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 485

In artikel 5.43.3.25, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 486

In artikel 5.43.3.26, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 487

In artikel 5.43.3.37, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 488

In artikel 5.43.4.3, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 489

In artikel 5.45.2.1, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 490

In artikel 5.45.2.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 491

In artikel 5.46.0.3 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 492

In artikel 5.49.0.4, § 1, eerste lid, en § 2, 2°, d), van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 493

In artikel 5.51.4.2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, 1°, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 3 wordt de zinsnede “Hoofdstuk XIVbis van titel I van het Vlarem” vervangen door de zinsnede “hoofdstuk 1.5”.

Artikel 494

In artikel 5.53.2.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 495

In artikel 5.53.4.1, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 496

In artikel 5.53.4.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 497

In artikel 5.53.4.5, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 498

In artikel 5.53.4.6, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 499

In artikel 5.53.6.2.7, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 500

In artikel 5.53.6.3.1, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 501

In artikel 5.53.6.4.5, § 1, § 2 en § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 502

In artikel 5.55.2.4, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 503

In artikel 5.55.2.7, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 504

In artikel 5.57.1.1, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 505

In artikel 5.57.1.2, § 2 en § 5, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 506

In artikel 5.57.2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 507

In artikel 5.57.2.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 en 3 wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 2, tweede lid, 1°, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 508

In artikel 5.59.1.2, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001, wordt de zinsnede “hoofdstuk IIIbis van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “het decreet van 25 april 2014”.

Artikel 509

In artikel 5.59.2.1, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 510

In artikel 5.60.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 511

In artikel 5.60.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 512

In artikel 5.60.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 513

In artikel 5.61.2, § 2 tot en met § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 514

In artikel 5.62.2.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 515

In artikel 5.62.3.2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 516

In artikel 5bis.0.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006, wordt de zinsnede “artikel 20 van het Milieuvergunningsdecreet” vervangen door de zinsnede “artikel 5.4.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 517

In artikel 5bis.0.2, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006, wordt het woord “verkavelingsvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden”.

Artikel 518

In artikel 5bis.15.5.4.3.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door de woorden “voorwaarden met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 4 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 519

In artikel 5bis.15.5.4.3.6, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 520

In artikel 5bis.15.5.4.8.5, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 521

In artikel 5bis.19.8.4.2.4, § 9, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 522

In artikel 5bis.19.8.4.5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door de woorden “voorwaarden met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 4 wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 523

In artikel 5bis.19.8.4.5.6, § 4, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2011, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 524

In artikel 5bis.19.8.4.11.5, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 525

In artikel 6.1.0.1. van hetzelfde besluit wordt de zin “Ze zijn evenwel niet van toepassing op de ingedeelde inrichtingen zoals bedoeld in art. 2 van het decreet houdende de milieuvergunning.” opgeheven.

Artikel 526

In artikel 6.2.2.1.2, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door de woorden “bijzondere milieuvoorwaarden”.

Artikel 527

In artikel 6.2.2.4.1, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 528

In artikel 6.5.5.2, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt de zinsnede “afdeling bevoegd voor milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning,”.

Artikel 529

In artikel 6.5.5.3, § 1, eerste lid, 7°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, wordt de zinsnede “afdeling bevoegd voor milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 530

In artikel 2, § 1, van bijlage 4.2.5.2 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 531

In artikel 4, § 2, eerste lid, 5°, van bijlage 4.2.5.2 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 532

In artikel 3, § 1, eerste lid, van bijlage 4.2.5.4 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 533

In artikel 2 van bijlage 4.5.2 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” telkens vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning,”.

Artikel 534

In artikel 2, tweede lid, van bijlage 4.5.3 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning,”.

Artikel 535

In bijlage 5.2.2.13.B bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de tekst:
T = A + B / (lnP +C) met
T = temperatuur (K)
 
P = druk (MPa)
 
A = 42,6776 K
 
B = -3.892,7 K
 
C = -9,48654
wordt vervangen door wat volgt:
T = A + B / (ln (P/10) + C) met
T = temperatuur (K)
 
P = druk (bar)
 
A = 42,6776 K
 
B = -3.892,7 K
 
C = -9,48654
in de grafiek worden de woorden “druk (bar)” vervangen door de woorden “absolute druk (bar)”.

Artikel 536

In bijlage 5.2.2.13.C, punt 1.1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, wordt de zinsnede “verkleinen tot minstens 90 % of een deeltjesgrootte van max 5mm” vervangen door de zinsnede “verkleinen zodat ten minste 90 gew. % van de deeltjes een maximale grootte hebben van 5 mm”.

Artikel 537

In bijlage 5.3.1.a bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 538

In bijlage 5.3.1.b bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 539

In punt 21 van bijlage 5.3.2 bij hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 540

In punt 24bis, c), van bijlage 5.3.2 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 541

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 13° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 542

In hoofdstuk VII van bijlage 5.9 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “zoals bedoeld in rubriek 28.2. van de lijst en indeling van de als hinderlijk beschouwde inrichtingen (bijlage 1 van VLAREM I)” vervangen door de zinsnede “zoals vermeld in rubriek 28.2 van de indelingslijst”.

Artikel 543

In artikel 1 van bijlage 5.32.2.2bis bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 544

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de bijlagen 1, 1.5.1.1, 1.5.1.2, 1.5.1.3, 2, 2bis, 2ter, 2quinquies, 3.3, 5 en 5bis ingevoegd, die bij dit besluit zijn gevoegd als respectievelijk bijlage 8 tot en met 18.

Hoofdstuk 3 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten

Artikel 545

In artikel 1, 4°, b) van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 1) worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in punt 2) wordt de zinsnede “de werkzaamheden gemeld zijn, overeenkomstig artikel 4.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening” vervangen door de zinsnede “de handelingen, vermeld in artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gemeld zijn, conform hoofdstuk 10 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”;
in punt 3) worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 546

In artikel 2, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006 en 17 januari 2014, worden tussen de woorden “stedenbouwkundige vergunning” en de woorden “werd gegeven” de woorden “of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen” ingevoegd.

Artikel 547

In artikel 23, eerste lid, 1°/1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning voor de saneringswerkzaamheden” vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor de saneringswerkzaamheden” en wordt de zinsnede “overeenkomstig artikel 4.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening” vervangen door de zinsnede “conform hoofdstuk 10 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”.

Artikel 548

In artikel 26, § 1, 1°/1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning voor de saneringswerkzaamheden” vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor de saneringswerkzaamheden” en wordt de zinsnede “overeenkomstig artikel 4.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening” vervangen door de zinsnede “conform hoofdstuk 10 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”.

Hoofdstuk 4 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de wijziging van waterkeringen, overstromingsbekkens, wachtbekkens en toegangswegen

Artikel 549

In artikel 2, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de wijziging van waterkeringen, overstromingsbekkens, wachtbekkens en toegangswegen, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, worden de woorden “een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsaanvraag” vervangen door de woorden “een aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden”.

Hoofdstuk 5 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

Artikel 550

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt punt 15° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 551

In artikel 2, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 of van andere uitvoeringsplannen in het kader van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening” vervangen door de zinsnede “toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening of van andere uitvoeringsplannen in het kader van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening”.

Artikel 552

In artikel 9, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009, worden de woorden “regelmatige stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 553

In artikel 39, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 554

In artikel 40 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2, tweede lid, 2°, wordt de zinsnede “de bouw- en de milieuvergunning” vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen en de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 3 wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
(...)

Hoofdstuk 6 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden

Artikel 555

In artikel 22, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen” en worden de woorden “de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de aanvraag van die vergunning”.

Hoofdstuk 7 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen

Artikel 556

In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de woorden “stedenbouwkundige vergunning” worden telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
aan paragraaf 3, 4°, worden de woorden “of omgevingsvergunningen voor het verkavelen van gronden” toegevoegd.

Hoofdstuk 8 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2000 tot bepaling van de categorieën van bedrijven waarvoor en de gebieden waarbinnen artikel 5.6.7, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening niet kan worden toegepast

Artikel 557

In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2000 tot bepaling van de categorieën van bedrijven waarvoor en de gebieden waarbinnen artikel 5.6.7, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening niet kan worden toegepast, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, wordt de zinsnede “artikel 5.6.7, § 2, eerste lid” vervangen door de zinsnede “artikel 5.6.7, § 1, eerste lid”.

Artikel 558

Artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 559

Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Hoofdstuk 9 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester

Artikel 560

In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester worden de woorden “en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester” opgeheven.

Artikel 561

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 5 B.Vl.Reg. 25 november 2016 (BS 21 december 2016).

Artikel 562

In artikel 1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 1° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
in punt 3° wordt punt a) vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 563

In artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden “Het vergunningverlenende bestuursorgaan” vervangen door de zinsnede “De bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 en 52 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning,”;
in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden “het vergunningverlenende bestuursorgaan” vervangen door de zinsnede “de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 en 52 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning,”;
in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden “Dat bestuursorgaan” vervangen door de zinsnede “Die bevoegde overheid, vermeld in het eerste lid,”;
in paragraaf 3, vierde lid, worden de woorden “Het vergunningverlenende bestuursorgaan” vervangen door de zinsnede “De bevoegde overheid, vermeld in het eerste lid,”.

Artikel 564

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt hoofdstuk III/1, dat bestaat uit artikel 3/1, opgeheven.

Artikel 565

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikel 4, opgeheven.

Artikel 566

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt hoofdstuk IV/bis, dat bestaat uit artikel 4bis, opgeheven.

Hoofdstuk 10 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van nadere regels voor de samenstelling, de organisatie en de werkwijze van de provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening

Artikel 567

In artikel 5, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van nadere regels voor de samenstelling, de organisatie en de werkwijze van de provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, wordt de zin “De voorzitter van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening dient deze commissie ook bijeen te roepen binnen vijftien dagen die volgen op een verzoek om advies over een vergunningsaanvraag, dat wordt voorgelegd door de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar overeenkomstig artikel 4.7.16, § 3, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.” opgeheven.

Hoofdstuk 11 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 mei 2000 ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen

Artikel 568

In artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 mei 2000 ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 12 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing

Artikel 569

In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het eerste lid worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning tot ontbossing”;
in het tweede lid wordt het woord “verkavelingsvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden”.

Artikel 570

In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning tot ontbossing”.

Artikel 571

In artikel 4, vierde lid, 2° en 3°, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 572

In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning tot ontbossing”.

Artikel 573

In artikel 8, vijfde lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning tot ontbossen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning tot ontbossen” en de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 574

In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 575

In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning tot ontbossing”.

Artikel 576

In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 577

In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord “verkavelingsvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden”.

Artikel 578

In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning tot ontbossing”.

Artikel 579

In artikel 17, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning tot ontbossing”.

Hoofdstuk 13 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens

Artikel 580

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006, wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 581

In artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 582

In artikel 9, § 9, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 14 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2002 tot uitvoering van het Hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en Hoofdstuk IVbis van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer

Artikel 583

In artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2002 tot uitvoering van het Hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en Hoofdstuk IVbis van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 1°, a), wordt de zinsnede “lozings- of milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in punt 3°, a), wordt de zinsnede “lozings- of milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in punt 4°, a), wordt de zinsnede “lozings- of milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 584

In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 wordt de zinsnede “lozings- of milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede “lozings- respectievelijk milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning respectievelijk omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 15 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2002 houdende de nadere bepaling van de regels en bevoegdheden voor de uitvoering van het decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen op de onbevaarbare waterlopen

Artikel 585

In artikel 6, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2002 houdende de nadere bepaling van de regels en bevoegdheden voor de uitvoering van het decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen op de onbevaarbare waterlopen, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, worden de woorden “aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsaanvraag” vervangen door de woorden “aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden”.

Hoofdstuk 16 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2003 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van rundvee

Artikel 586

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2003 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van rundvee, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006, wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 587

In artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 588

In artikel 9, § 9, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 17 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid

Artikel 589

In artikel 21, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013, wordt de zinsnede “het decreet van 18 juni 1985 betreffende de milieuvergunning” vervangen door de zinsnede “het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”.

Hoofdstuk 18 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 ter uitvoering van de bepalingen over de oprichting en de organisatie van het Garantiefonds voor Huisvesting in het kader van PPS-projecten sociale huisvesting

Artikel 590

In artikel I.4 van de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 ter uitvoering van de bepalingen over de oprichting en de organisatie van het Garantiefonds voor Huisvesting in het kader van PPS-projecten sociale huisvesting worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 591

In artikel II.8.1, tweede lid, van de bijlage bij hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 592

Artikel II.8.2 van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 593

In artikel II.13 van de bijlage bij hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunningen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 19 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van ?Toerisme voor Allen?

Artikel 594

In artikel 10, tweede lid, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van “Toerisme voor Allen”, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008, wordt de zinsnede “stedenbouwkundige vergunning, afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 595

In artikel 22 van hetzelfde besluit wordt het woord “bouwvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 596

In artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008, wordt het woord “bouwvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 20 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 houdende het toekennen van een gewestbijdrage aan grijswaterleveranciers voor de uitbouw van grijswatercircuits ter bescherming van de kwetsbare watervoerende lagen

Artikel 597

In artikel 1, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 houdende het toekennen van een gewestbijdrage aan grijswaterleveranciers voor de uitbouw van grijswatercircuits ter bescherming van de kwetsbare watervoerende lagen, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2010, wordt de zinsnede “als vermeld in bijlage 1, rubriek 53, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning” vervangen door de zinsnede “als vermeld in rubriek 53 van de indelingslijst, als vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Hoofdstuk 21 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage

Artikel 598

In artikel 3, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 599

In bijlage II, 11, b), bij hetzelfde besluit wordt de zinsnede “rubriek 17.3, bijlage I, titel I van Vlarem” vervangen door de zinsnede “rubriek 17.3 van de indelingslijst zoals vermeld in artikel 5.2.1, § 1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Hoofdstuk 22 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode

Artikel 600

In artikel 5, eerste lid, 3°, van bijlage VI bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 601

In artikel 6, eerste lid, 3°, van bijlage VI bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 23 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 inzake de minimale weguitrusting

Artikel 602

In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 inzake de minimale weguitrusting, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 24 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden

Artikel 603

In artikel 15, derde lid, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 25 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging

Artikel 604

In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging worden de volgende wijzigingen aangebracht
in paragraaf 1, a), wordt de zinsnede “lozings- en milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning en omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 3, a), en paragraaf 4, a), wordt de zinsnede “lozings- of milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning en omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 605

In artikel 3, § 1 en § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “lozings-respectievelijk milieuvergunning” telkens vervangen door de zinsnede “lozingsvergunning, respectievelijk omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 26 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging

Artikel 606

In artikel 2, § 1, 1°, a), § 1, 3°, a), en § 1, 4°, a), van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007, wordt de zinsnede “lozings- of milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 607

In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1 wordt de zinsnede “lozings- of milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit” en wordt de zinsnede “lozings- respectievelijk milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning respectievelijk omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede “lozings- respectievelijk milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning respectievelijk omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 27 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 betreffende de toewijzing, het gebruik en de overname van de nutriëntenemissierechten en betreffende de bedrijfsontwikkeling na bewezen mestverwerking

Artikel 608

In artikel 2, § 7, tweede lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 betreffende de toewijzing, het gebruik en de overname van de nutriëntenemissierechten en betreffende de bedrijfsontwikkeling na bewezen mestverwerking, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 609

In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 3, 2°, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 4, 2°, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 610

In artikel 12, tweede lid, 5°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “een als hinderlijk ingedeelde veeteeltinrichting als bedoeld onder rubriek DIEREN 9.3 tot en met 9.8 van bijlage 1 bij Vlarem I” vervangen door de zinsnede “een als hinderlijk ingedeelde veeteeltinrichting als vermeld in rubriek DIEREN 9.3 tot en met 9.8 in de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 611

In artikel 21, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “een als hinderlijk ingedeelde veeteeltinrichting als bedoeld onder rubriek DIEREN 9.3 tot en met 9.8 van bijlage 1 bij het Vlarem I vervangen door de zinsnede “een als hinderlijk ingedeelde veeteeltinrichting als vermeld in rubriek DIEREN 9.3 tot en met 9.8 in de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 612

In het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunningen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 613

In artikel 24, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden “de milieuvergunningsverlenende overheden” telkens vervangen door de woorden “de overheden die de omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit verlenen” en wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 614

In artikel 25, § 1, 2°, en § 2, 2°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunningen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 615

In artikel 28, § 6, van hetzelfde besluit worden de woorden “de milieuvergunningsverlenende overheden” telkens vervangen door de woorden “de overheden die de omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit verlenen” en wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 28 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming

Artikel 616

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en 15 maart 2013, wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 617

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 14° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 618

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 14° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 619

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 14° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 620

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 14° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 621

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 14° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 622

In artikel 81, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt het woord “Milieuvergunningsdecreet” vervangen door de woorden “decreet betreffende de omgevingsvergunning”.

Artikel 623

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 15° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 624

In artikel 102 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
[...]
punt 3° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Wetshistoriek
Enig lid, 1° opgeheven bij art. 167, 15° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 625

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 15° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 626

In artikel 122, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2012, wordt punt a) vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 627

In artikel 161, § 2, 4°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, wordt de zinsnede “volgens rubriek 60 van bijlage 1 bij Vlarem I” telkens vervangen door de zinsnede “volgens rubriek 60 van de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 628

In artikel 175, § 2, 1°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “een vergunde inrichting als vermeld in subrubriek 20.3.5 of rubriek 30 van bijlage 1 van het besluit van Vlarem I” vervangen door de zinsnede “een vergunde inrichting als vermeld in subrubriek 20.3.5 of rubriek 30 van de indelingslijst vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Hoofdstuk 29 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak, de actualisering en de financiering van het register van de onbebouwde percelen

Artikel 629

In artikel 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak, de actualisering en de financiering van het register van de onbebouwde percelen worden tussen het woord “verkavelingsvergunning” en het woord “bestaat” de woorden “of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden” ingevoegd.

Artikel 630

In artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het eerste lid worden de woorden “gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar” vervangen door de woorden “gemeentelijke omgevingsambtenaar”;
in het tweede lid worden de woorden “provinciale stedenbouwkundige ambtenaar of provinciale ambtenaar bevoegd voor het grond- en pandenbeleid” vervangen door de woorden “provinciale ambtenaar, bevoegd voor de ruimtelijke ordening of het grond- en pandenbeleid”.

Hoofdstuk 30 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 betreffende de samenstelling, organisatie en werking van de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening (VLACORO)

Artikel 631

In artikel 2, eerste lid, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 betreffende de samenstelling, organisatie en werking van de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening (VLACORO) worden de woorden “gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren” vervangen door de woorden “gemeentelijke omgevingsambtenaren met voldoende kennis van de ruimtelijke ordening”.

Hoofdstuk 31 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

Artikel 632

In artikel 13, § 3, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 32 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Artikel 633

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 11° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
punt 22° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
punt 26° wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 634

In artikel 12, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor de milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 635

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 16° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 636

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 16° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 637

In artikel 23 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 638

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 17° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 639

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 17° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 640

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 17° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 641

In artikel 28/1, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, wordt het woord “Milieuvergunningendecreet” vervangen door de woorden “decreet betreffende de omgevingsvergunning”.

Artikel 642

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 18° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 643

In artikel 30, 2°, van hetzelfde besluit wordt het woord “Milieuvergunningendecreet” vervangen door de woorden “decreet betreffende de omgevingsvergunning”.

Artikel 644

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 19° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 645

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 19° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 646

In artikel 35/6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 647

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 20° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 648

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 20° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 649

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 20° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 650

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 20° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 651

In bijlage VIII van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, wordt de zinsnede “vermeld in de lijst van hinderlijke inrichtingen, opgenomen als bijlage I bij titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “vermeld in de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Hoofdstuk 33 Wijzigingen van het Soortenbesluit van 15 mei 2009

Artikel 652

In artikel 23, tweede lid, van het Soortenbesluit van 15 mei 2009, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 8° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
punt 9° wordt opgeheven.

Hoofdstuk 34 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies

Artikel 653

In artikel 1, 19°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2012, worden de woorden “of een stedenbouwkundig uittreksel” vervangen door de zinsnede “, een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of een uittreksel uit het plannen- en vergunningenregister”.

Hoofdstuk 35 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende sommige aspecten van de planbatenheffing

Artikel 654

In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende sommige aspecten van de planbatenheffing worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het derde lid wordt het woord “verkavelingsvergunning” telkens vervangen door de woorden “verkavelingsvergunning of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden”;
in het vierde lid worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 36 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen

Artikel 655

In artikel 7, § 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 37 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers

Artikel 656

In artikel 47 van bijlage XII bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers worden tussen de woorden “stedenbouwkundige vergunning” en de woorden “voor de geplande bouwwerkzaamheden” de woorden “of omgevingsvergunning” ingevoegd.

Hoofdstuk 38 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010 betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen

Artikel 657

In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010 betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen wordt de zinsnede “, projectvergaderingen” opgeheven.

Artikel 658

In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 659

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt hoofdstuk 2, dat bestaat uit artikel 5 tot en met 9, opgeheven.

Hoofdstuk 39 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

Artikel 660

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 21° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 661

In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 en 16 mei 2014, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 662

Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014, wordt opgeheven.

Hoofdstuk 40 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is

Artikel 663

In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is worden de volgende wijzigingen aangebracht:
tussen de woorden “tot bepaling van” en het woord “handelingen” wordt het woord “stedenbouwkundige” ingevoegd;
de woorden “stedenbouwkundige vergunning” worden vervangen door het woord “omgevingsvergunning”.

Artikel 664

In artikel 1.3 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunningen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 665

In artikel 1.4 van hetzelfde besluit worden de woorden “of verkavelingsvergunningen” vervangen door de zinsnede “, verkavelingsvergunningen of omgevingsvergunningen voor het verkavelen van gronden”.

Artikel 666

In artikel 2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014, worden de woorden “Een stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 667

In artikel 3.1 van hetzelfde besluit worden de woorden “Een stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 668

In artikel 4.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in de inleidende zin worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in punt 6° wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “milieuvergunning of de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 669

In artikel 5.1 van hetzelfde besluit, vervangen en vernummerd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 670

In artikel 5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 671

In artikel 6.1 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 672

In artikel 6.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 673

In artikel 7.1 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 674

In artikel 7.2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 675

In artikel 7.3 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 676

In artikel 7.4 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 677

In artikel 8.1 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 678

In artikel 8.2, 8°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 679

In artikel 8.3 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 680

In artikel 8.4, eerste lid, en artikel 8.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 681

In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 682

In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 november 2010, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 683

In artikel 11.1, 11.2, 11.3, 11.4, 11.5, 11.6, 11.7, 11.8, 12.1, 12.2, 12.3 en 13.1 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 684

In artikel 13.2 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 41 Wijziging van het VLAREL van 19 november 2010

Artikel 685

In artikel 4, § 1, van het VLAREL van 19 november 2010, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en 16 mei 2014, worden punt 6° en 7° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 686

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 22° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 687

In artikel 18 wordt de zinsnede “vastgesteld in bijlage 1 van titel I van het VLAREM” telkens vervangen door de zinsnede “vastgesteld in de indelingslijst vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 688

In artikel 19, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt de zinsnede “afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 689

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 23° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 690

In artikel 32, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” telkens vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 691

In artikel 42 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 4° wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” telkens vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”;
in punt 5° wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”;
in punt 6° wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” telkens vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”;
in punt 7° wordt de zinsnede “de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen” vervangen door de zinsnede “de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning”.

Artikel 692

In bijlage 2 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
het woord “Milieuvergunningsprocedures” wordt vervangen door de woorden “Procedures inzake de omgevingsvergunningen voor de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten”;
de woorden “stedenbouwkundige vergunning” worden vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de uitvoering van stedenbouwkundige handelingen”;
het woord “milieuvergunningsaanvraag” wordt vervangen door de woorden “aanvraag tot het bekomen van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 693

In bijlage 17 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt de zinsnede “bijlage 1 van titel 1 van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Hoofdstuk 42 Wijzigingen van het Energiebesluit van 19 november 2010

Artikel 694

In artikel 1.1.1, § 2, van het Energiebesluit van 19 november 2010, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 2° wordt de zinsnede “de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009” vervangen door de zinsnede “de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals dat artikel gold voor de wijziging ervan bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”;
punt 19° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
er wordt een punt 73/1° ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
in punt 98° wordt de zinsnede “de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009” vervangen door de zinsnede “de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals dat artikel gold voor de wijziging ervan bij het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”.

Artikel 695

In artikel 6.1.16, § 1, eerste lid, 7°, a), van hetzelfde besluit worden de woorden “de stedenbouwkundige aanvraag en de milieuvergunningsaanvraag” vervangen door de zinsnede “de stedenbouwkundige aanvraag, de milieuvergunningsaanvraag of de omgevingsvergunningsaanvraag”.

Artikel 696

In artikel 6.2/1.7, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het eerste lid, 1°, worden de woorden “milieuvergunning of een stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de zinsnede “milieuvergunning, een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning”;
in het eerste lid, 2°, worden de woorden “milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen” vervangen door de zinsnede “milieuvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen of omgevingsvergunningen”;
in het vierde lid worden de woorden “geen milieu- of stedenbouwkundige vergunningen” vervangen door de zinsnede “geen milieuvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen of omgevingsvergunningen”.

Artikel 697

In artikel 6.4.1/1/1, zesde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 698

In artikel 6.4.1/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het eerste lid, inleidende zin, worden de woorden “de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning of van de omgevingsvergunning”;
in het eerste lid, 1° en 2°, worden de woorden “verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 699

In artikel 6.5.5, § 7, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de woorden “gewestelijke milieuvergunningscommissie” worden telkens vervangen door de woorden “gewestelijke omgevingsvergunningscommissie”;
in het tweede lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 700

In artikel 7.4.2, § 1, zevende lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “milieuvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 701

In artikel 7.4.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 4, eerste lid, 1°, worden de woorden “aanvraag tot het bekomen van een milieuvergunning of een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de zinsnede “aanvraag tot het bekomen van een milieuvergunning, een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning”;
in paragraaf 4, eerste lid, 2°, worden de woorden “milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen” vervangen door de zinsnede “milieuvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen of omgevingsvergunningen”;
in paragraaf 5, eerste lid, wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 702

In artikel 7.5.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 4, eerste lid, 1°, worden de woorden “aanvraag tot het bekomen van een milieuvergunning of een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de zinsnede “aanvraag tot het bekomen van een milieuvergunning, een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning”;
in paragraaf 4, eerste lid, 2°, worden de woorden “milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen” vervangen door de zinsnede “milieuvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen of omgevingsvergunningen”;
in paragraaf 5, eerste lid, wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 703

In artikel 7.6.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 4, eerste lid, 1°, worden de woorden “aanvraag tot het bekomen van een milieuvergunning of een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de zinsnede “aanvraag tot het bekomen van een milieuvergunning, een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning”;
in paragraaf 4, eerste lid, 2°, worden de woorden “milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen” vervangen door de zinsnede “milieuvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen of omgevingsvergunningen”;
in paragraaf 5, eerste lid, wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 704

In artikel 9.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 en 29 november 2013, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 705

In artikel 9.1.2, § 3 en § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd”.

Artikel 706

In artikel 9.1.11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 september 2012 en 29 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, 5°, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in paragraaf 1, 6° tot 8°, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in paragraaf 2, eerste lid, 4°, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in paragraaf 2, eerste lid, 5° tot 7°, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in paragraaf 2, tweede lid, 1°, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in paragraaf 2, tweede lid, 2° en 3°, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in paragraaf 4 worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd” telkens vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd”.

Artikel 707

In artikel 9.1.11/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 1° worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
in punt 2° en 3° worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 708

In artikel 9.1.12/1, § 1, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 709

In artikel 9.1.12/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 710

In artikel 9.1.12/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 711

In artikel 9.1.13, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 712

In artikel 9.1.17 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 713

In artikel 9.1.20 van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 714

In artikel 9.1.21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de zinsnede “tijdelijke vergunning, met toepassing van artikel 4.6.1, in fine, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009” wordt vervangen door de zinsnede “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor bepaalde duur, met toepassing van artikel 68, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”;
de woorden “die tijdelijke vergunning” worden vervangen door de woorden “die omgevingsvergunning van bepaalde duur”.

Artikel 715

In artikel 9.1.30, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 716

In artikel 9.1.32, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, wordt de zinsnede “een stedenbouwkundige vergunning, van de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de zinsnede “een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 43 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de procedure en de uitvoeringsmodaliteiten voor het voorbereiden, het uitvoeren en het opvolgen van de projecten in het projectgrindwinningscomité

Artikel 717

In artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de procedure en de uitvoeringsmodaliteiten voor het voorbereiden, het uitvoeren en het opvolgen van de projecten in het projectgrindwinningscomité wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:
(...)

Hoofdstuk 44 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende bepalingen van rechten en plichten van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en hun klanten met betrekking tot de levering van water bestemd voor menselijke consumptie, de uitvoering van de saneringsverplichting en het algemeen waterverkoopreglement

Artikel 718

In artikel 9, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende bepalingen van rechten en plichten van de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk en hun klanten met betrekking tot de levering van water bestemd voor menselijke consumptie, de uitvoering van de saneringsverplichting en het algemeen waterverkoopreglement wordt de zinsnede “lozings- of milieuvergunning” vervangen door de woorden “lozingsvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 45 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder investeringssubsidies kunnen worden toegekend aan toeristische logiezen

Artikel 719

In artikel 5, § 3, eerste lid, 1°, b), van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder investeringssubsidies kunnen worden toegekend aan toeristische logiezen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de zinsnede “stedenbouwkundige vergunning als vermeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009” wordt vervangen door de zinsnede “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen als vermeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening”;
de woorden “een stedenbouwkundige vergunning” worden vervangen door de woorden “een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”;
de woorden “de akteneming door het college van burgemeester en schepenen van de melding” worden vervangen door de zinsnede “de meldingsakte, vermeld in artikel 2, eerste lid, 6°, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”.

Hoofdstuk 46 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Artikel 720

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 24° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 721

In artikel 2.4.2.2, 6°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 722

In artikel 4.2.2 van hetzelfde besluit, wordt het woord “Milieuvergunningendecreet” vervangen door de woorden “Decreet betreffende de omgevingsvergunning”.

Artikel 723

In artikel 4.3.3, § 1 en § 4, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 724

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 725

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 726

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 727

In artikel 5.2.4.8, § 4, 2°, van hetzelfde besluit, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 728

In artikel 5.2.5.3 van hetzelfde besluit, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 729

In artikel 7.2.1.4, derde lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
het woord “milieuvergunning” wordt vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
het woord “Milieuvergunningendecreet” wordt vervangen door de woorden “decreet betreffende de omgevingsvergunning”.

Artikel 730

In artikel 7.3.1.2 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 731

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 26° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 732

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 167, 26° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 733

In bijlage 10.7 bij hetzelfde besluit wordt de zinsnede “vermeld in de lijst van hinderlijke inrichtingen, opgenomen als bijlage I bij titel I van het Vlarem, met de letter R in de zevende kolom” vervangen door de zinsnede “opgenomen in de indelingslijst, vermeld in artikel van 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met de letter R in de zevende kolom”.

Hoofdstuk 47 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties, luchtvaartactiviteiten en de inzet van flexibele mechanismen

Artikel 734

In artikel 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2012 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties, luchtvaartactiviteiten en de inzet van flexibele mechanismen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 6°, b), wordt de zinsnede “zoals omschreven in de indelingslijst in bijlage 1 van titel I van het VLAREM en aangeduid met de letter Y in de vierde kolom van de indelingslijst” vervangen door de zinsnede: “zoals omschreven in de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, aangeduid met de letter Y in de vierde kolom van de indelingslijst”;
in punt 13°, b), wordt het woord “milieuvergunning(en)” vervangen door het woord “omgevingsvergunning(en)”.

Artikel 735

In artikel 9, § 1, en § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 736

In artikel 11, § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 737

In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, eerste en tweede lid, wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 1, derde lid, wordt het woord “milieuvergunningssituatie” vervangen door de woorden “situatie inzake de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit” en wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door de woorden “voorwaarden met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 738

In artikel 23, eerste, tweede en vierde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 739

In artikel 36, derde lid, 4°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunningen” vervangen door de woorden “omgevingsvergunningen voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 740

In artikel 43, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, en tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 741

In bijlage 2, 5°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 742

In bijlage 3 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in hoofdstuk 2, 19°, a), en 20°, a), wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”;
in hoofdstuk 3, 3.2, negende alinea, 2°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 743

In bijlage 5, derde alinea, 4°, bij hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning(en)” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 48 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende toerismesubsidies

Artikel 744

In artikel 7, § 7, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende toerismesubsidies, wordt tussen de woorden “een stedenbouwkundige vergunning” en de woorden “of een stedenbouwkundig attest” de zinsnede “, een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen” ingevoegd.

Hoofdstuk 49 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid

Artikel 745

In artikel 4, § 2, vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen” en wordt de zinsnede “artikel 4.7.16, § 1 of artikel 4.7.26, § 4, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009” vervangen door de zinsnede “artikel 24, eerste lid, artikel 42, eerste lid, of artikel 59, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”.

Artikel 746

In artikel 43, § 2, 1°, c), van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 747

In artikel 47, § 2, 1°, c), van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 748

In artikel 55, § 3, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Artikel 749

In artikel 56, § 2, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 50 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2013 tot bepaling van de nadere regels inzake het planologisch attest

Artikel 750

In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2013 tot bepaling van de nadere regels inzake het planologisch attest, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden “gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar” vervangen door de woorden “gemeentelijke omgevingsambtenaar”;
in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden “gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar” vervangen door de woorden “gemeentelijke omgevingsambtenaar”.

Hoofdstuk 51 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen

Artikel 751

In artikel 18, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 1° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
in punt 2° worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 52 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan

Artikel 752

In artikel 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 2° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
in punt 4° worden tussen de woorden “een verkavelingsvergunning” en de woorden “van een niet vervallen” de woorden “of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden” ingevoegd.

Artikel 753

In artikel 10, vierde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 53 Wijzigingen van het Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013

Artikel 754

Aan artikel 2.1.6.0.2, 1°, van het Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 worden de woorden “of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen” toegevoegd.

Artikel 755

In artikel 2.1.6.0.3, 1°, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden “stedenbouwkundige vergunning” en de woorden “voor de renovatiewerkzaamheden” de woorden “of omgevingsvergunning” ingevoegd.

Artikel 756

In artikel 2.6.7.0.1, § 2, eerste lid, 5°, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit of voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 54 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de voorafgaande vergunning voor centra voor kortverblijf en woonzorgcentra en tot wijziging van de regels betreffende de voorafgaande vergunning en de erkenning van die centra

Artikel 757

In artikel 9, tweede lid, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de voorafgaande vergunning voor centra voor kortverblijf en woonzorgcentra en tot wijziging van de regels betreffende de voorafgaande vergunning en de erkenning van die centra worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning” telkens vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 55 Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 houdende vaststelling van de regels inzake het lozen van bedrijfsafvalwater op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie

Artikel 758

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 houdende vaststelling van de regels inzake het lozen van bedrijfsafvalwater op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt 12° wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit” en wordt de zinsnede “decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning” vervangen door de zinsnede “decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning”;
in punt 18° wordt de zinsnede “als vermeld in subrubriek 53.2 van de indelingslijst van het VLAREM I;” vervangen door de zinsnede “als vermeld in subrubriek 53.2 van de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”;
in punt 19° wordt de zinsnede “als vermeld in de rubriek 3.6.4 van bijlage 1 bij het VLAREM” vervangen door de zinsnede “als vermeld in de rubriek 3.6.4 van de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 759

In artikel 2, § 1, derde lid, 6°, van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Hoofdstuk 56 Wijzigingen van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014

Artikel 760

Artikel 6.3.1 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 761

In artikel 6.3.2, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning” vervangen door de zinsnede “het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 762

Artikel 6.3.27 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 763

In artikel 6.5.1 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning” telkens vervangen door de zinsnede “het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid”.

Artikel 764

In artikel 11.2.34, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden “de stedenbouwkundige vergunning” vervangen door de woorden “de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen”.

Hoofdstuk 57 Wijzigingen van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014

Artikel 765

In artikel 1.3 van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wordt de zinsnede “artikel 30bis, § 4, van titel I van het VLAREM kan in de milieuvergunning” vervangen door de zinsnede “artikel 3.3.0.3, 3°, van titel II van het VLAREM kan in de omgevingsvergunning”.

Artikel 766

In artikel 1.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het eerste lid wordt de zinsnede “In afwijking van artikel 30bis, § 10, van titel I van het VLAREM, en met behoud van de toepassing van artikel 30bis, § 4, van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “In afwijking van artikel 1.9, 5°, van dit besluit, en met behoud van de toepassing van artikel 3.3.0.3, 3°, van titel II van het VLAREM”, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door het woord “omgevingsvergunning” en wordt het woord “milieuvergunningsvoorwaarden” vervangen door de woorden “bijzondere milieuvoorwaarden”;
het derde en vierde lid worden vervangen door wat volgt:
(...)
er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)

Artikel 767

Artikel 1.5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 768

In artikel 1.6 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “milieuvergunning artikel 30bis, § 10, 2°, van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “omgevingsvergunning artikel 1.9, 5°, b), van dit besluit,”.

Artikel 769

In artikel 1.7 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “milieuvergunning met toepassing van artikel 30bis, § 8, van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “omgevingsvergunning met toepassing van artikel 1.9, 3°,”.

Artikel 770

In hetzelfde besluit worden een artikel 1.8 en 1.9 ingevoegd, die luiden als volgt:
(...)

Artikel 771

In artikel 2.2.2 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “titel I” vervangen door de zinsnede “titel II.

Artikel 772

In artikel 2.2.3 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “titel I” vervangen door de zinsnede “titel II.

Artikel 773

In artikel 2.3.2 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “30bis, § 10, 2°, van titel I van het VLAREM” vervangen door de zinsnede “artikel 1.9, 5°, b),”.

Artikel 774

In artikel 2.3.3 van hetzelfde besluit wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door het woord “omgevingsvergunning”.

Artikel 775

Artikel 2.3.4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Artikel 776

In artikel 3.1.1.1, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “titel I” vervangen door de zinsnede “titel II.

Artikel 777

In artikel 3.2.1.1, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “titel I” vervangen door de zinsnede “titel II.

Hoofdstuk 58 Wijzigingen van de bijlage III van titel III van het VLAREM

Artikel 778

In de bijlage III van titel III van het Vlarem, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in de regel:
2.3.3
De exploitant brengt de toezichthouder regelmatig en ten minste jaarlijks op de hoogte van de informatie die wordt verkregen op basis van de resultaten van de monitoring van emissies, die door dit besluit of de milieuvergunning werd opgelegd, en van andere vereiste gegevens aan de hand waarvan de toezichthouder de naleving van de vergunningsvoorwaarden kan toetsen.
wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door het woord “omgevingsvergunning” en wordt het woord “vergunningsvoorwaarden” vervangen door het woord “milieuvoorwaarden”.
de regel
2.3.4
De exploitant bezorgt op verzoek van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, alle gegevens die voor de toetsing van de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 41bis van titel I van het VLAREM, noodzakelijk zijn, waaronder met name de resultaten van de monitoring van emissies en andere gegevens die een vergelijking mogelijk maken van de werking van de installatie met de BBT zoals beschreven in de toepasselijke BBT-conclusies en met de BBT-GEN.
wordt opgeheven.

Hoofdstuk 59 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten

Artikel 779

In artikel 29, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten worden de punten 2° en 3° opgeheven.

Hoofdstuk 60 Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw

Artikel 780

In artikel 5, § 1, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “milieuvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 781

In artikel 9, vierde lid, 6°, van hetzelfde besluit, wordt het woord “milieuvergunning” vervangen door de woorden “milieuvergunning of omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Artikel 782

In artikel 15, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden “stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning” vervangen door de woorden “omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit”.

Titel 10 Slotbepalingen

Hoofdstuk 1 Opheffingsbepalingen

Artikel 783

De volgende regelingen worden opgeheven:
het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014;
het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 1997 houdende delegatie van de bepaling van de vorm van modelformulieren inzake ruimtelijke ordening;
het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsaanvragen en aanvragen tot verkavelingswijziging, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014;
het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014;
[...]
het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014;
het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een verkavelingsvergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014;
het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot aanwijzing van de instanties die over een vergunningsaanvraag advies verlenen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014;
het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 tot regeling van sommige onderdelen van de administratieve beroepsprocedure inzake stedenbouwkundige of verkavelingsvergunningen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012.
Wetshistoriek
Enig lid, 5° opgeheven bij art. 167, 27° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Hoofdstuk 2 Overgangsbepalingen wat betreft de rapportage over de naleving van de beslissingstermijnen

Artikel 784

De rapportage door de gemeenten, de provincies en de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 14 van het decreet van 25 april 2014, gebeurt aan de hand van de gegevens, opgenomen in het uitwisselingsplatform.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, kunnen samen de nadere modaliteiten voor die rapportage vaststellen.

Hoofdstuk 3 Overgangsbepalingen wat betreft de omzetting van een milieuvergunning van bepaalde duur in een vergunning van onbepaalde duur

Afdeling 1 Het indienen van de mededeling met de vraag tot omzetting

Artikel 785
De mededeling met de vraag tot omzetting, vermeld in artikel 390, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 25 april 2014, wordt met een beveiligde zending door de aanvrager gedaan bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2015.
De persoon die de mededeling doet, gebruikt hiertoe:
het formulier, vastgesteld in bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd;
de in het formulier aangewezen addenda uit de addenda-bibliotheek die is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
De mededeling met de vraag tot omzetting omvat de gegevens die als verplicht in te vullen of bij te voegen voorgeschreven zijn in het formulier en de desbetreffende addenda.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn gemachtigd gezamenlijk het formulier en de addenda-bibliotheek, vermeld in het tweede lid, en de dossiersamenstelling te wijzigen, waarbij minstens de volgende gegevens worden gevraagd:
het voorwerp van de mededeling;
de identificatiegegevens van de plaats waar het voorwerp van de mededeling uitgevoerd zal worden;
plannen;
de identificatiegegevens van de exploitant.

Afdeling 2 Behandeling van de mededeling met de vraag tot omzetting

Onderafdeling 1 Onderzoek naar de ontvankelijkheid en volledigheid
Artikel 786
Het bevoegde bestuur onderzoekt of de mededeling met de vraag tot omzetting:
bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, is ingediend;
tussen de achtenveertig en zesendertig maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de milieuvergunning is ingediend;
de gegevens en bijlagen, vermeld in artikel 785, omvat.
Binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de datum van de indiening van de mededeling met de vraag tot omzetting, bevestigt het bevoegde bestuur de ontvangst ervan aan de aanvrager. Bij de ontvangstbevestiging wordt de aanvrager, in voorkomend geval:
ervan op de hoogte gebracht dat de mededeling met de vraag tot omzetting niet conform het eerste lid, 2°, is ingediend waardoor ze onontvankelijk is en de procedure wordt stopgezet;
gevraagd de ontbrekende gegevens of documenten, vermeld in artikel 785, binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de datum van de verzending van de ontvangstbevestiging, aan de mededeling toe te voegen.
Als de aanvrager nalaat de ontbrekende gegevens of bijlagen, vermeld in het tweede lid, binnen de termijn van dertig dagen toe te voegen, wordt de mededeling van rechtswege als onvolledig beschouwd, de procedure stopgezet en de aanvrager daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht.
Onderafdeling 2 Onderzoek naar de vereiste van een milieueffectrapport
Artikel 787
Het bevoegde bestuur onderzoekt of de mededeling met de vraag tot omzetting een milieueffectrapport vereist.
Als met toepassing van artikel 4.3.3, § 2, van het DABM een project-MER-screeningsnota bij de mededeling is gevoegd, voert het bevoegde bestuur het onderzoek op basis van die nota en beslist of er voor de verdere exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
[Het resultaat van het onderzoek, vermeld in het eerste lid, bevat in voorkomend geval:
als besloten wordt dat een project-MER moet worden opgesteld, de belangrijkste redenen waarom een project-MER moet worden opgesteld, waarbij verwezen wordt naar de relevante criteria, vermeld in bijlage II van het DABM;
als besloten wordt dat er geen project-MER hoeft te worden opgesteld, de belangrijkste redenen waarom er geen project-MER hoeft te worden opgesteld, waarbij verwezen wordt naar de relevante criteria, vermeld in bijlage II van het DABM, en, als de aanvrager die heeft voorgesteld, de kenmerken van het project of de geplande maatregelen om te vermijden of te voorkomen wat anders wellicht aanzienlijke nadelige milieueffecten zouden zijn geweest.
Het bevoegde bestuur houdt, als dat relevant is, bij de beslissing, vermeld in het derde lid, rekening met de resultaten van de voorafgaande controles die zijn verricht, of met de beoordelingen van de effecten op het milieu die zijn gemaakt met toepassing van titel IV van het DABM of met toepassing van andere gewestelijke of federale regelgeving.]
Het resultaat van het onderzoek, vermeld in het eerste lid, en, in voorkomend geval, de beslissing, vermeld in het tweede lid, worden met een beveiligde zending aan de aanvrager meegedeeld binnen een termijn van negentig dagen vanaf de dag na de datum waarop de mededeling is ingediend hetzij na de ontvangst van de ontbrekende gegevens of documenten.
Als geen milieueffectrapport is vereist, wordt in de mededeling aan de aanvrager, vermeld in het [vijfde] lid, verwezen naar de opdracht aan de gemeente om een openbaar onderzoek in te stellen.
Wetshistoriek
Leden 3 en 4 ingevoegd bij art. 28, 1° B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017).
Lid 6 gewijzigd bij art. 28, 2° B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017).
Onderafdeling 3 Organisatie van het openbaar onderzoek
Artikel 788
Voor zover uit het onderzoek blijkt dat de ontvankelijk en volledig bevonden mededeling met de vraag tot omzetting geen milieueffectrapport vereist, stelt het bevoegde bestuur op dezelfde dag van de mededeling aan de aanvrager, vermeld in artikel 787, [vijfde] lid, het dossier ter beschikking van de gemeente waar het voorwerp van de ingedeelde inrichting of activiteit ligt, met de opdracht om een openbaar onderzoek in te stellen.
Voor de organisatie van het openbaar onderzoek zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 5, van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:
de vergunningsaanvraag of de aanvraag tot omgevingsvergunning moeten worden gelezen als de mededeling van de vraag tot omzetting van een milieuvergunning van bepaalde duur in een vergunning van onbepaalde duur;
de vergunningsaanvrager moet worden gelezen als de aanvrager;
de tekst die gebruikt wordt voor de bekendmaking altijd melding maakt van de mogelijkheid om met toepassing van artikel 390, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014 een bezwaar in te dienen;
de beslissing over de project-MER-screeningsnota in voorkomend geval deel uitmaakt van het dossier dat ter inzage wordt gelegd op het gemeentehuis.
Tijdens het openbaar onderzoek kan het betrokken publiek naast een bezwaar, een verzoek tot het uitvoeren van een passende beoordeling, vermeld in artikel 36ter, § 3, derde lid, van het Natuurdecreet, indienen.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 17 februari 2017 (BS 30 maart 2017).
Onderafdeling 4 Raadpleging van de adviesinstanties
Artikel 789

§ 1

Op de dag dat het bevoegde bestuur de gemeente de opdracht geeft om een openbaar onderzoek in te stellen, stelt het bevoegde bestuur het dossier ter beschikking van:
de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, als ze in eerste administratieve aanleg over een vergunningsaanvraag voor de exploitatie van de betrokken ingedeelde inrichting of activiteit advies geven en voor zover ze de mededeling met de vraag tot omzetting niet zelf hebben ingediend, met het verzoek om hun eventuele bezwaren tegen de omzetting mee te delen;
het adviserend schepencollege, met het bevel om mee te delen of de ingedeelde inrichting of activiteit stedenbouwkundig hoofdzakelijk is vergund als vermeld in artikel 4.1.1, 7°, a), van de VCRO.
De leidend ambtenaar van de adviesinstanties en het adviserend schepencollege delen hun eventuele bezwaren respectievelijk de informatie, vermeld in het eerste lid, 2°, mee binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop hun het dossier ter beschikking is gesteld.

§ 2

Als tijdens het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 788, het betrokken publiek een verzoek tot het uitvoeren van een passende beoordeling, vermeld in artikel 36ter, § 3, derde lid, van het Natuurdecreet, indient, stelt het bevoegde bestuur dat verzoek met een beveiligde zending ter beschikking van het Agentschap voor Natuur en Bos.
Het Agentschap voor Natuur en Bos beslist overeenkomstig artikel 36ter, § 3, derde lid, van het Natuurdecreet over de vereiste om een passende beoordeling op te stellen.
Binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de datum waarop het verzoek ter beschikking van het Agentschap voor Natuur en Bos wordt gesteld, stelt het agentschap de beslissing, vermeld in het tweede lid, met een beveiligde zending ter beschikking van het bevoegde bestuur.

Artikel 790
Het bevoegde bestuur stelt een verslag op over de toepassing van artikel 788 en 789. In voorkomend geval bevat het verslag de redenen waarom niet voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 390, § 1, eerste lid, 2°, 3° en 4°, wat betreft de passende beoordeling, van het decreet van 25 april 2014.

Afdeling 3 Aktename van de mededeling met de vraag tot omzetting

Artikel 791
Als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 390, § 1, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, is voldaan, neemt de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014, binnen een termijn van acht maanden vanaf de dag na de datum waarop de mededeling met de vraag tot omzetting op volledige wijze is ingediend, conform artikel 390, § 2, van het decreet van 25 april 2014, akte van de mededeling met opgave van de geactualiseerde vergunningssituatie op het vlak van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Artikel 792
Het bevoegde bestuur stelt de akte, vermeld in artikel 791, ter beschikking van de aanvrager met een beveiligde zending binnen een termijn van tien dagen.
Het bevoegde bestuur stelt de akte, vermeld in artikel 791, ter beschikking van de adviesinstanties en het adviserend schepencollege, vermeld in artikel 789, met een digitale zending binnen een termijn van tien dagen.

Artikel 793
Als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 390, § 1, eerste lid, 2°, 3° en 4°, wat betreft de passende beoordeling, van het decreet van 25 april 2014, niet is voldaan, zal het bevoegde bestuur de redenen daarvan aan de aanvrager meedelen met een beveiligde zending binnen een termijn van acht maanden vanaf de dag na de datum waarop de mededeling met de vraag tot omzetting op volledige wijze werd ingediend.

Afdeling 4 Behandeling van de mededeling met de vraag tot omzetting volgens de gewone vergunningsprocedure

Artikel 794
Als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 390, § 1, eerste lid, 2° of 4°, van het decreet van 25 april 2014, niet is voldaan, omvat de beveiligde zending aan de aanvrager, vermeld in artikel 787 of artikel 793, de vraag om het dossier aan te vullen met:
de overige gegevens en de bijlagen die in het formulier, vastgesteld [in bijlage 1], als verplicht in te vullen of bij te voegen zijn voorgeschreven als ze nog niet zijn bezorgd;
het milieueffectrapport of de passende beoordeling als dat vereist is;
in voorkomend geval, de beslissing tot afwijking van algemene of sectorale milieuvoorwaarden.
Na toevoeging van de gegevens, bijlagen of rapporten, vermeld in het eerste lid, brengt het bevoegde bestuur de aanvrager op de hoogte van de datum van het opstarten van de gewone vergunningsprocedure voor de omzetting van de milieuvergunning van bepaalde duur in een vergunning van onbepaalde duur.
De vraag tot omzetting wordt in dit geval behandeld conform artikel 390, § 4 van het decreet van 25 april 2014.
Wetshistoriek
Lid 1, 1° gewijzigd bij art. 168 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Hoofdstuk 4 Diverse overgangsbepalingen

Artikel 795

Voor de behandeling van en de beslissing over vergunningsaanvragen, mededelingen van een kleine verandering, meldingen[, verzoeken tot aanvulling of wijziging van de milieuvoorwaarden] of afwijkingsaanvragen van de milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen, die voor [de inwerkingtreding van artikel 6 van het decreet van 25 april 2014] krachtens het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning zijn ingediend, wordt de indelingslijst vastgesteld in bijlage 1 van titel I van het Vlaams Regelement betreffende de milieuvergunning die gold op de datum van de indiening, toegepast.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 169, 1° en 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 796

[De toetsingen en het onderzoek van de milieuvoorwaarden van vergunde inrichtingen of activiteiten uitgevoerd overeenkomstig artikel 41, 41bis, 41ter en 41quater van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, waarvan de exploitant in kennis is gesteld voor 1 januari 2018, worden behandeld op grond van de bepalingen die geldig waren op het tijdstip van de kennisgeving aan de exploitant.]
De toetsing van die milieuvoorwaarden die uitgevoerd is overeenkomstig artikel 41bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, wordt in aanmerking genomen bij het vaststellen van het tijdstip waarop een GPBV-installatie aan een algemene evaluatie als vermeld in artikel 1.4.1.1, zesde lid, van titel II van het VLAREM, wordt onderworpen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 170 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 796/1

Voor de toepassing van artikel 35, § 6, van dit besluit wordt ook na de vervanging van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen door het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, vermeld in artikel 2.1.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gebruikgemaakt van de wegenselecties, opgenomen in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zoals het tot dan toe gold.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 84 B.Vl.Reg. 30 maart 2018 (BS 25 april 2018).

Hoofdstuk 5 Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepalingen

Artikel 797

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 9 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017), met ingang van 23 februari 2017 (art. 10).

Artikel 798

Dit besluit treedt in werking op 23 februari 2017, met uitzondering van:
artikel 3, 4, 5, 39, 40, 141 tot en met 146, die uitwerking hebben vanaf 28 november 2016;
artikel 24, § 4, dat in werking treedt op 15 mei 2017;
artikel 173, dat in werking treedt op 1 januari 2018.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 171 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 799

De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 1 Aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit (IIOA), kleinhandelsactiviteiten, vegetatiewijzigingen

Bijlage 1
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 70 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Wetshistoriek
Inleidende bepaling gewijzigd bij art. 1 MB Vl.Reg. 9 augustus 2021 (BS 14 september 2021).
Onderdeel 2 vervangen bij art. 1 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10).
Vraag 2.1 gewijzigd bij art. 1, 1° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Vraag 2.2 vervangen bij art. 1, 1° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6).
Vraag 2.6 opgeheven bij art. 1, 1° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vraag 2.7 tot 2.10 vervangen bij art. 1, 1° MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7).
Vraag 2.13 vervangen bij art. 1, 1° MB Vl.Reg. 18 maart 2019 (BS 27 maart 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 april 2019 (art. 5).
Vraag 3.3 gewijzigd bij art. 1, 1° MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 7).
Vraag 3.5 gewijzigd bij art. 1, 2° tot 4° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6), bij art. 1, 2° MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7) en bij art. 1, 2° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Onderdeel 3.5 gewijzigd bij art. 293 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 306).
Onderdeel 6 vervangen bij art. 2 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 15 januari 2019 (art. 10).
Vraag 3.7 gewijzigd bij art. 1, 3° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vragen 6.2, 6.3 en 6.4 gewijzigd bij art. 1, 2° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6).
Vraag 6.5 vervangen bij art. 1, 4° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vraag 6.6 gewijzigd bij art. 1, 2° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6).
Onderdeel 7 vervangen bij art. 1, 3° MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7) en gewijzigd bij art. 1, 5° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vragen 7.2 tot 7.5 vervangen bij art. 1, 5° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Vraag 7.6 vervangen bij art. 1, 6° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vragen 7.7 tot 7.9 vervangen bij art. 1, 5° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Onderdelen 8 en 12 vervangen bij art. 1 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10).
Vraag 8.1 vervangen bij art. 1, 2° MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 7).
Vraag 8.10 opgeheven bij art. 1, 3° MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 7).
Vraag 12.1 gewijzigd bij art. 1, 2° MB Vl.Reg. 18 maart 2019 (BS 27 maart 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 april 2019 (art. 5), bij art. 1, 3° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6), bij art. 1, 4° en 5° MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7) en bij art. 1, 7° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Voorgeschiedenis
Vraag 2.6 vervangen bij art. 1, 1° MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7).
Onderdeel 7 vervangen bij art. 1 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10).

Bijlage 2 Addendabibliotheek

Bijlage 2 Addendabibliotheek: A-B, C-D, E, F-W
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 MB Vl.Reg. 16 januari 2017 (BS 3 februari 2017 (ed. 2)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2, 1° tot 44° MB Vl.Reg. 7 juni 2017 (BS 4 juli 2017), bij art. 71 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°), bij art. 3 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10), bij art. 2, 8° MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 8 februari 2021 (art. 7, 2°), bij art. 2, 1°, 2° en 4° tot 7° MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 7), bij art. 2, 3° MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2021 (art. 7, 1°), bij art. 2, 1° tot 5° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6) en bij art. 2 MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7).
Addendum B03 gewijzigd bij art. 2 en art. 3 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 en 6).
Addendum B20 vervangen bij art. 2, 1° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Addendum B24 gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 12 januari 2024 (BS 13 februari 2024 (ed. 1)), met ingang van 4 maart 2024 (art. 2).
Addendum B29 gewijzigd bij art. 84 B.Vl.Reg. 17 juli 2020 (BS 17 november 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 88).
Addendum B32 vervangen bij art. 2 MB Vl.Reg. 18 maart 2019 (BS 27 maart 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 april 2019 (art. 5).
Addendum B39 vervangen bij art. 3 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 en 6).
Addenda E3, R53 vervangen en addendum D5 ingevoegd bij art. 4, 1° en 2° MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 15 januari 2019 (art. 10).
Addendum C6 vervangen bij art. 67 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 12 december 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 28 december 2022 (BS 11 januari 2023 (ed. 2))).
Addendum D5 vervangen bij art. 2, 1° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Addenda E2, E3, E5, E9 gewijzigd bij art. 2, 2° tot 6° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Addendum E4 gewijzigd bij art. 2, 2° tot 6° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6) en art. 4 B.Vl.Reg. 19 juni 2020 (BS 5 oktober 2020), met ingang van 3 november 2020 (art. 6).
Addendum E6 vervangen bij art. 2, 2° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Addendum Q4 gewijzigd bij art. 1 MB Vl.Reg. 25 november 2022 (BS 6 december 2022).
Addendum Q6 vervangen bij art. 2, 7° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Addendum R9 gewijzigd bij art. 2, 3° en 4° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Addendum R9A gewijzigd bij art. 2, 5° tot 9° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Addendum R.20.1.6 gewijzigd bij art. 2, 8° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 januari 2020 (art. 6).
Addendum R28.3 gewijzigd bij art. 2, 10° en 11° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Addendum R43 vervangen bij art. 2, 12° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Addendum R53 gewijzigd bij art. 2 MB Vl.Reg. 25 november 2022 (BS 6 december 2022).
Addendum R60 gewijzigd bij art. 3 MB Vl.Reg. 25 november 2022 (BS 6 december 2022).
Addendum R63 ingevoegd bij art. 2, 9° MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Addendum RY gewijzigd bij art. 189 B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221), bij art. 30 B.Vl.Reg. 23 april 2021 (BS 28 mei 2021) en bij art. 108 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023), met ingang van 7 september 2023 (art. 119)..
Voorgeschiedenis
Addendum C6 vervangen bij art. 4, 1° en 2° MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 15 januari 2019 (art. 10).

Bijlage 3 Aanvraag van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden

Bijlage 3
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 5 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10).
Wetshistoriek
Inleidende bepaling gewijzigd bij art. 2 MB Vl.Reg. 9 augustus 2021 (BS 14 september 2021).
Vraag 2.11 vervangen bij art. 3, 1° MB Vl.Reg. 18 maart 2019 (BS 27 maart 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 april 2019 (art. 5).
Vraag 2.3 vervangen bij art. 3, 1° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6).
Vraag 2.5 opgeheven bij art. 3, 1° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vragen 3.1, 3.2, 3.3 gewijzigd bij art. 3, 2° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6).
Vraag 4.6 vervangen bij art. 3, 2° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vraag 7.1 gewijzigd bij art. 3, 2° MB Vl.Reg. 18 maart 2019 (BS 27 maart 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 april 2019 (art. 5), bij art. 3, 3° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6) en bij art. 3 MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7).
Vragen 4.2 tot 4.9 vervangen bij art. 3 MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Voorgeschiedenis
Vraag 4.6 gewijzigd bij art. 3 MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7).

Bijlage 4 Melding van de overdracht van een vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit

Bijlage 4
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 6 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10).
Wetshistoriek
Inleidende bepaling gewijzigd bij art. 3 MB Vl.Reg. 9 augustus 2021 (BS 14 september 2021).
Vragen 4.1 en 4.2 vervangen bij art. 4 MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).

Bijlage 5 Verzoek tot bijstelling of vraag tot afwijking van de milieuvoorwaarden die gelden voor een ingedeelde inrichting of activiteit

Bijlage 5
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 MB Vl.Reg. 16 januari 2017 (BS 3 februari 2017 (ed. 2)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 5 MB Vl.Reg. 7 juni 2017 (BS 4 juli 2017), bij art. 3 MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 7) en bij art. 4 MB Vl.Reg. 9 augustus 2021 (BS 14 september 2021).

Bijlage 6 Aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bijstellen van een verkaveling

Bijlage 6
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 7 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10).
Wetshistoriek
Inleidende bepaling gewijzigd bij art. 5 MB Vl.Reg. 9 augustus 2021 (BS 14 september 2021).
Vraag 2.16 vervangen bij art. 4, 1° MB Vl.Reg. 18 maart 2019 (BS 27 maart 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 april 2019 (art. 5).
Vragen 4.2 tot 4.5 vervangen bij art. 5 MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Vraag 4.6 vervangen bij art. 4 MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vragen 4.7 tot 4.9 vervangen bij art. 5 MB Vl.Reg. 23 augustus 2019 (BS 13 september 2019 (ed. 1)), van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 oktober 2019 (art. 6).
Vraag 7.1 gewijzigd bij art. 4, 2° MB Vl.Reg. 18 maart 2019 (BS 27 maart 2019 (ed. 2)), met ingang van 1 april 2019 (art. 5).

Bijlage 7 Melding van stedenbouwkundige handelingen of de exploitatie van een inrichting of activiteit

Bijlage 7
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 75 B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3°).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 8 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10), bij art. 4, 1° tot 3° MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 7), bij art. 4 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 en 6), bij art. 6 MB Vl.Reg. 9 augustus 2021 (BS 14 september 2021) en bij art. 4 MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7).
Vraag 2.3 vervangen bij art. 4, 1° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6).
Vraag 3.5 gewijzigd bij art. 5, 1° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vraag 4.1 vervangen bij art. 5, 2° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vraag 8.1 gewijzigd bij art. 4, 2° MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6).

Bijlage 8

Bijlage 1 Vlarem II

Bijlage 9

Bijlage 1.5.1.1 Vlarem II

Bijlage 10

Bijlage 1.5.1.2 Vlarem II

Bijlage 11

Bijlage 1.5.1.3 Vlarem II

Bijlage 12

Bijlage 2 Vlarem II

Bijlage 13

Bijlage 2bis Vlarem II

Bijlage 14

Bijlage 2ter Vlarem II

Bijlage 15

Bijlage 2quinquies Vlarem II

Bijlage 16

Bijlage 3.3 Vlarem II

Bijlage 17

Bijlage 5 Vlarem II

Bijlage 18

Bijlage 5bis Vlarem II

Bijlage 19 Mededeling met de vraag tot omzetting van een milieuvergunning, die werd verleend voor een termijn van twintig jaar, naar een omgevingsvergunning van onbepaalde duur

Bijlage 19
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 MB Vl.Reg. 16 januari 2017 (BS 3 februari 2017 (ed. 2)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 8 MB Vl.Reg. 7 juni 2017 (BS 4 juli 2017), bij art. 9 MB Vl.Reg. 5 september 2018 (BS 19 oktober 2018 (ed. 2)), met ingang van 20 oktober 2018 (art. 10), bij art. 5 MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 7), bij art. 7 MB Vl.Reg. 9 augustus 2021 (BS 14 september 2021) en bij art. 5 MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7).
Vraag 2.4 gewijzigd bij art. 6, 1° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vragen 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5 gewijzigd bij art. 5 MB Vl.Reg. 19 juli 2023 (BS 20 september 2023), met ingang van 2 oktober 2023 (art. 6).
Vraag 4.6 vervangen bij art. 6, 2° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).

Bijlage 20 Melding van de stopzetting of het verval van een vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit of van een deel ervan

Bijlage 20
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 172 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 9 MB Vl.Reg. 7 juni 2017 (BS 4 juli 2017), bij art. 6 MB Vl.Reg. 13 oktober 2020 (BS 23 oktober 2020 (ed. 1)), met ingang van 3 november 2020 (art. 7), bij art. 8 MB Vl.Reg. 9 augustus 2021 (BS 14 september 2021) en bij art. 6 MB Vl.Reg. 21 juni 2024 (BS 31 juli 2024), met ingang van 25 juni 2024 (art. 7).
Vragen 1.2 tot 1.4 vervangen bij art. 7, 1° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).
Vraag 3.4 gewijzigd bij art. 7, 2° MB Vl.Reg. 30 september 2024 (BS 11 oktober 2024 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2024 (art. 8).