Meer info
     

01/06/1995 Vlarem II
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (titel II van het VLAREM)

Artikel 5.4.3.2.3

§ 1

Elektrische of andere gereedschappen die stofemissies kunnen veroorzaken moeten voorzien zijn van afzuiging naar stoffilters. Waar abrasieve straalapparatuur wordt toegepast, moet het extract van zulke installaties worden afgevoerd naar stoffilters.

§ 2

Het mengen van de bedekkingsmiddelen en het reinigen van de apparatuur moet steeds in een ruimte gebeuren, voorzien van een afzuiging naar stoffilters.

§ 3

[De volgende emissiegrenswaarden voor totaal stof zijn van toepassing op de geloosde afgassen:
 –  spuiten
10 mg/Nm3
 –  reinigen apparatuur
10 mg/Nm3
 –  reinigen apparatuur
10 mg/Nm3
 –  abrasief stralen
50 mg/Nm3
 –  andere bronnen
50 mg/Nm3]

§ 4

[In afwijking van de algemene bepalingen inzake meetstrategie zijn periodieke meetverplichtingen voor het spuiten niet vereist als de exploitant een verslag ter beschikking van de toezichthouder houdt, waarin aangetoond wordt dat aan de emissiegrenswaarde van 10 mg/Nm3 voor het spuiten, vermeld in paragraaf 3, voldaan is.] Dit verslag wordt opgesteld door een [erkend laboratorium in de discipline lucht als vermeld in artikel 6, 5°, b), van het VLAREL] en bevat minstens de volgende elementen:
het verslag van een meting waaruit blijkt dat de emissiegrenswaarde gehaald wordt;
een beschrijving van de voorwaarden die bij de exploitatie nageleefd moeten worden zodat de emissiegrenswaarde te allen tijde gerespecteerd kan worden.
De exploitant bezorgt een afschrift van dit verslag aan de toezichthoudende overheid als die daarom verzoekt.
In plaats van dit verslag kan ook een verslag aanvaard worden van een identieke spuitcabine. In dat geval moet de exploitant een attest toevoegen van de leverancier waarin die bevestigt dat de spuitcabine identiek is aan de cabine waarover het verslag werd opgesteld.

§ 5

[...]

§ 6

Bij de exploitatie van de spuitcabines worden de voorwaarden nageleefd die beschreven zijn in het verslag, vermeld in § 4.

§ 7

De spuitcabine mag niet onder een positieve druk staan die groter is dan 267 Pa. Elke spuitcabine is daarom uitgerust met een drukmeter die telkens aan het begin van een spuitcyclus wordt gecontroleerd. Er moet tevens een geluidsalarm in de spuitinstallatie aanwezig zijn, dat een signaal geeft in geval van een te grote overdruk[, tenzij anders vermeld in de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]].

§ 8

Alle droge, stofferige materialen moeten in gesloten recipiënten worden bewaard.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 B. Vl. Reg. 23 april 2004 (B.S., 30 juni 2004 (eerste uitg.), err., B.S., 15 oktober 2004 (tweede uitg.)), met ingang van 30 juni 2004 (art. 21).
Wetshistoriek
§ 3 vervangen bij art. 153, 1° B.Vl.Reg. 16 mei 2014 (BS 24 september 2014 (ed. 1)).
§ 4 gewijzigd bij art. 153, 2° B.Vl.Reg. 16 mei 2014 (BS 24 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 88 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 306).
§ 5 opgeheven bij art. 153, 3° B.Vl.Reg. 16 mei 2014 (BS 24 september 2014 (ed. 1)).
§ 7 gewijzigd bij art. 70 B.Vl.Reg. 23 december 2011 (BS 21 maart 2012 (ed. 2)) en bij art. 329 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).