Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Onderafdeling 3 Vertegenwoordiging en beheer
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 83 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Artikel 499
Deze onderafdeling is van toepassing ingeval de vrederechter een rechterlijke beschermingsmaatregel van vertegenwoordiging heeft bevolen overeenkomstig artikel 492/1.
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 2 (art. 19) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)) en opnieuw opgenomen bij maart 2013, art. 84 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/1

§ 1

De bewindvoerder over de persoon vertegenwoordigt de beschermde persoon bij het verrichten van een rechtshandeling of proceshandeling met betrekking tot de persoon, voor zover deze handeling valt onder de rechterlijke beschermingsmaatregel bedoeld in artikel 492/1, § 1.

§ 2

De bewindvoerder over de goederen beheert de goederen van de beschermde persoon zoals een goede huisvader en vertegenwoordigt de beschermde persoon bij het verrichten van een rechtshandeling of proceshandeling met betrekking tot deze goederen, voor zover deze handeling valt onder de rechterlijke beschermingsmaatregel bedoeld in artikel 492/1, § 2.

§ 3

De bewindvoerder neemt bij de uitoefening van zijn opdracht zoveel mogelijk de beginselen in acht waarvoor de beschermde persoon overeenkomstig artikel 496, tweede lid, heeft gekozen. De vrederechter kan de bewindvoerder evenwel ontslaan van de verplichting welbepaalde beginselen in acht te nemen ingeval de omstandigheden sedertdien dermate gewijzigd zijn dat er ernstige twijfels rijzen bij de bedoeling van de beschermde persoon om deze beginselen in acht te laten nemen.
De bewindvoerder betrekt de beschermde persoon zoveel mogelijk en in verhouding tot diens begripsvermogen bij de uitoefening van zijn opdracht. Hij pleegt bij de uitvoering van zijn opdracht op regelmatige tijdstippen [en ten minste één maal per jaar] overleg met de beschermde persoon of diens vertrouwenspersoon.
De bewindvoerder brengt de beschermde persoon op de hoogte van de handelingen die hij verricht. In bijzondere omstandigheden kan de vrederechter hem vrijstelling verlenen van deze verplichting. Bij ontstentenis van een bewindvoerder over de persoon of over de goederen of van een vertrouwenspersoon kan de vrederechter een andere persoon of instelling aanwijzen die door de bewindvoerder op de hoogte moet worden gebracht.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 85 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
§ 3 gewijzigd bij art. 25 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 96 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018).

Artikel 499/2
De bewindvoerder over de goederen besteedt de inkomsten van de beschermde persoon aan diens onderhoud, verzorging en welzijn, en vordert de toepassing van de sociale wetgeving in het belang van de beschermde persoon.
Hij stelt de beschermde persoon, na daarover met hem en diens vertrouwenspersoon en bewindvoerder over de persoon te hebben overlegd, de nodige sommen ter beschikking.
Een en ander geldt onverminderd hetgeen bij wet en verordening bepaald is omtrent de vergoeding van de kosten van onderhoud van de zieken, gehandicapten en bejaarden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 86 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/3
De gelden en de goederen van de beschermde persoon worden volledig en duidelijk afgescheiden van het persoonlijk vermogen van de bewindvoerder.
De banktegoeden van de beschermde persoon worden op zijn naam ingeschreven.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 87 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/4
De vrederechter bepaalt, in zijn beschikking bedoeld in artikel 492/1, § 2, het bedrag van de gelden geplaatst op een rekening van de beschermde persoon dat de bewindvoerder mag afhalen of overschrijven zonder voorafgaande machtiging binnen de periode die hij bepaalt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 88 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/5
De bewindvoerder kan zich in zijn beheer laten bijstaan door een of meer personen die onder zijn verantwoordelijkheid optreden.
De vrederechter kan een door de Nationale Bank van België, overeenkomstig de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling de opdracht toevertrouwen om bij haar gedeponeerde en aan de beschermde persoon toebehorende kapitalen, effecten en waardepapieren te beheren. De vrederechter bepaalt de voor dit beheer geldende voorwaarden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 89 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/6
De bewindvoerder over de persoon [deelt uiterlijk zes weken na de kennisgeving van de beslissing waarbij een maatregel ter bescherming van de persoon bevolen is een verslag over de leefsituatie van de beschermde persoon mee] aan de vrederechter, aan de beschermde persoon en aan diens vertrouwenspersoon. De vrederechter kan hem ervan ontslaan dit verslag aan de beschermde persoon over te zenden, voor zover deze niet in staat is ervan kennis te nemen.
Uiterlijk [zes weken na de kennisgeving van de beslissing waarbij een maatregel ter bescherming van de persoon bevolen werd] stelt de bewindvoerder over de goederen een verslag op met betrekking tot de vermogenstoestand en de inkomstenbronnen van de beschermde persoon en [deelt hij dit verslag mee] aan de vrederechter, aan de beschermde persoon en aan diens vertrouwenspersoon. De vrederechter kan hem ervan ontslaan dit verslag aan de beschermde persoon over te zenden, voor zover deze niet in staat is ervan kennis te nemen.
De vrederechter kan de bewindvoerder, gelet op de omvang van zijn opdracht, evenwel van de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting ontslaan.
Het verslag wordt gevoegd bij het administratief dossier bedoeld in artikel 1253 van het Gerechtelijk Wetboek.
De Koning bepaalt een model van schriftelijk verslag.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 90 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), en gewijzigd bij art. 26, 1° en 2° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 96 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018).

Artikel 499/7

§ 1

Onverminderd de bepalingen opgenomen in bijzondere wetten moet de vrederechter de bewindvoerder over de persoon bijzondere machtiging verlenen om:
de verblijfplaats van de beschermde persoon te wijzigen;
[...];
de beschermde persoon in rechte te vertegenwoordigen als eiser bij rechtsplegingen en handelingen.
[In het geval bedoeld in het eerste lid, 1°, kan de vrederechter de plaatsing van de persoon in een buitenlandse instelling of een buitenlandse plaats waar bescherming kan worden geboden overeenkomstig artikel 33 van het Verdrag van ’s-Gravenhage van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen in overweging nemen na advies van de buitenlandse Centrale Autoriteit of van de bevoegde buitenlandse autoriteit van de Staat waar de persoon zal worden opgevangen.
De rechter moet, in het geval van deze plaatsing in het buitenland, aan die autoriteit zijn behoorlijk gemotiveerd voorstel tot plaatsing en een rapport over de betrokkene meedelen, vergezeld van een vertaling ervan in de officiële taal of één van de officiële talen waar de persoon opgevangen zal worden.
De in het derde lid bedoelde vertaalde documenten worden, samen met de stukken die de rechter relevant acht, aan hem overgezonden via de Centrale Autoriteit bedoeld in artikel 1252/9 van het Gerechtelijk Wetboek. Deze beschermingsmaatregel kan niet worden bevolen indien de buitenlandse Centrale Autoriteit of de bevoegde buitenlandse autoriteit binnen een redelijke termijn blijk geeft van enig bezwaar.
De kosten van de vertaling van de documenten bedoeld in het derde en vierde lid zijn ten laste van de persoon waarvan de plaatsing in het buitenland wordt overwogen.]

§ 2

De vrederechter moet de bewindvoerder over de goederen bijzondere machtiging verlenen om:
de goederen van de beschermde persoon, met uitzondering van de vruchten en de onbruikbare voorwerpen, te vervreemden, tenzij het beheer is opgedragen aan een in artikel 499/5, tweede lid, bedoelde instelling;
een lening aan te gaan;
de goederen van de beschermde persoon te hypothekeren of in pand te geven of toestemming te geven tot doorhaling van een hypothecaire inschrijving, met ofzonder kwijting, en van de overschrijving van een bevel tot uitvoerend beslag zonder betaling en van het ontslag van ambtshalve inschrijving;
een pachtcontract, een handelshuurovereenkomst of een gewone huurovereenkomst van meer dan negen jaar te sluiten, alsook een handelshuurovereenkomst te hernieuwen;
een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat onder algemene titel te verwerpen[, onverminderd artikel [4.40, § 3, van het Burgerlijk Wetboek],] of te aanvaarden, wat slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving kan geschieden. De vrederechter kan bij een met redenen omklede beschikking machtiging verlenen om een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat [onder algemene titel] zuiver te aanvaarden, rekening houdende met de aard en de omvang van het geërfde vermogen en voor zover de baten kennelijk de lasten van het geërfde vermogen overschrijden;
een schenking of een legaat onder bijzondere titel te aanvaarden;
de beschermde persoon in rechte te vertegenwoordigen als eiser bij rechtsplegingen en handelingen, behoudens voor:
rechtsplegingen en handelingen bedoeld in de artikelen 1150,1180, 1°, 1187, tweede lid, en 1206 van het Gerechtelijk Wetboek;
burgerlijke partijstelling;
geschillen met betrekking tot huurcontracten of met betrekking tot bewoning zonder akte of bewijs en
vorderingen tot toepassing van de sociale wetgeving ten gunste van de beschermde persoon;
een overeenkomst van onverdeeldheid te sluiten;
een onroerend goed aan te kopen;
10°
een dading aan te gaan of een overeenkomst tot arbitrage te sluiten;
11°
een handelszaak voort te zetten. Het bestuur van de handelszaak mag worden opgedragen aan een bijzondere bewindvoerder onder het toezicht van de bewindvoerder voor de goederen. De bijzondere bewindvoerder wordt aangewezen door de vrederechter. De vrederechter kan zijn toestemming tot voortzetting van de handelszaak te allen tijde intrekken;
12°
souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen, zelfs als het om voorwerpen van geringe waarde gaat, te vervreemden onverminderd artikel 499/9;
13°
te berusten in een vordering betreffende onroerende rechten;
14°
de betalingsdienstaanbieders te machtigen op de betaalinstrumenten van de beschermde persoon enig onderscheidingsteken aan te brengen;
15°
[een door de wet toegelaten erfovereenkomst aan te gaan, in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de vermelde erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de beschermde persoon, de verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben.]
De afhaling en overschrijving van gelden geplaatst op een rekening van de beschermde persoon worden voor de toepassing van het eerste lid, 1°, niet beschouwd als vervreemdingen, voor zover zij voldoen aan de eisen bepaald bij artikel 499/4.

§ 3

Ingeval een rechtshandeling of proceshandeling zowel de persoon als het vermogen van de beschermde persoon betreft, kan de vrederechter [een bewindvoerder tevens machtigen] om alleen op te treden. [...] De bewindvoerder die de machtiging verkrijgt, brengt de andere bewindvoerder onverwijld op de hoogte van zijn optreden.

§ 4

De vrederechter kan de bewindvoerder over de goederen een bijzondere machtiging verlenen om te schenken ingeval de beschermde persoon daar zelf wilsonbekwaam toe is en uit de verklaring bedoeld in artikel 496, tweede lid, of uit vroegere schriftelijke of mondelinge verklaringen van de beschermde persoon, geuit op een tijdstip waarop hij wilsbekwaam was, de wil tot schenken uitdrukkelijk blijkt. De schenking moet in verhouding staan tot het vermogen van de beschermde persoon en mag bovendien de beschermde persoon of zijn onderhoudsgerechtigden niet behoeftig dreigen te maken. [...]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 91 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
§ 1 gewijzigd bij art. 27, a) Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98) en bij art. 2 Wet 10 maart 2019 (BS 22 maart 2019), met ingang van 1 januari 2021 (art. 28, zelf vervangen bij art. 78 Wet 20 december 2020 (BS 24 december 2020 (ed. 1))).
§ 2, lid 1:
5° gewijzigd bij art. 195 Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221), bij art. 80 Wet 31 juli 2020 (BS 7 augustus 2020 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2020 (art. 91) en van toepassing vanaf zijn inwerkingtreding ongeacht het tijdstip waarop de nalatenschap is opengevallen (art. 90) en bij art. 15 Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66);
15° ingevoegd bij art. 9 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 3 gewijzigd bij art. 27, b) Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
§ 4 gewijzigd bij art. 27, c) Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).

Artikel 499/8
De verkoop van de roerende en onroerende goederen van de beschermde persoon vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van het vierde deel, boek IV, hoofdstukken IV en V, van het Gerechtelijk Wetboek.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 92 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/9
Souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen kunnen niet worden vervreemd, tenzij zulks volstrekt noodzakelijk is, en worden ter beschikking van de beschermde persoon gehouden tot de beëindiging van de rechterlijke beschermingsmaatregel.
De woning van de beschermde persoon en het huisraad waarmee deze woning gestoffeerd is, moeten zo lang mogelijk te zijner beschikking blijven. Als het, in het bijzonder bij langdurige opneming of verblijf elders, noodzakelijk wordt of in het belang is van de beschermde persoon dat over de rechten in verband daarmee wordt beschikt, moet door de vrederechter daartoe machtiging worden verleend.
In elk geval worden de beschermde persoon die over het vereiste begripsvermogen beschikt en diens vertrouwenspersoon en bewindvoerder over de persoon uitgenodigd om, indien zij dit wensen, gehoord te worden vooraleer machtiging kan worden verleend.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 93 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/10
Met uitzondering van de echtgenoot of echtgenote, kan de bewindvoerder geen goederen van de beschermde persoon verkrijgen, noch rechtstreeks, noch door een tussenpersoon, behalve na bijzondere machtiging verleend door de vrederechter overeenkomstig de procedure bepaald [in deel 4, boek IV, hoofdstuk X, afdeling 1, van het Gerechtelijk Wetboek] of krachtens [boek 4, titel 1, ondertitels 9 en 10, van het Burgerlijk Wetboek], of in het kader van een gerechtelijke of minnelijke verdeling goedgekeurd overeenkomstig artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek. Hij kan de goederen van de beschermde persoon slechts in huur nemen als de vrederechter daartoe op schriftelijk verzoek machtiging verleent. In dat geval bepaalt de vrederechter in zijn beschikking de huurvoorwaarden, alsook de bijzondere waarborgen verbonden aan de aldus toegestane huur.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 94 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), gewijzigd bij art. 28 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98) en bij art. 16 Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 499/11
Ingeval geen bewindvoerder over de persoon die tot opdracht heeft te oordelen over de verblijfplaats van de beschermde persoon werd aangesteld, kan deze enkel gewijzigd worden met goedkeuring van de bewindvoerder over de goederen. Bij weigering kan de beschermde persoon of elke belanghebbende zich wenden tot de vrederechter [...]. De vrederechter oordeelt over het belang van de beschermde persoon.
[Indien de plaatsing van de beschermde persoon in een buitenlandse instelling of op een plaats waar bescherming kan worden geboden, overwogen wordt in een Staat die partij is bij het Verdrag van ’s-Gravenhage van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen, kan deze plaatsing, op vraag van de beschermde persoon of van elke belanghebbende, toegestaan worden door de vrederechter na het vervullen van de formaliteiten bedoeld in artikel 499/7, § 1, tweede tot vijfde lid.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 95 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), gewijzigd bij art. 29 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98) en bij art. 3 Wet 10 maart 2019 (BS 22 maart 2019), met ingang van 1 januari 2021 (art. 28, zelf vervangen bij art. 78 Wet 20 december 2020 (BS 24 december 2020 (ed. 1))).

Artikel 499/12
Betekeningen en kennisgevingen aan personen aan wie een bewindvoerder is toegevoegd, worden gedaan aan deze personen zelf en aan de woonplaats of verblijfplaats van de bewindvoerder, voor zover de betekening of de kennisgeving verband houdt met de opdracht van de bewindvoerder.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 96 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/13
Alle handelingen die door de bewindvoerder zijn verricht in strijd met [[artikel 499/7, artikel 4.40, § 3, artikel 2.3.5, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1478, zevende lid]], zijn rechtens nietig.
Deze nietigheid kan uitsluitend door de beschermde persoon of een bewindvoerder ad hoc worden ingeroepen.
Indien de in het eerste lid bedoelde handelingen voorwaardelijk werden toegestaan door de vrederechter, maar door de bewindvoerder werden verricht zonder dat die voorwaarden in acht werden genomen, kan de nietigheid van deze handelingen worden ingeroepen.
De nietige handeling kan door de bewindvoerder worden bevestigd, mits de vormen die gelden voor het verrichten van de te bevestigen handeling worden nageleefd.
Op de vordering tot nietigverklaring is artikel 493/1 van toepassing.
Wanneer de beschermde persoon wordt toegelaten tot herstel in zijn recht tegen zijn verbintenissen, kan hetgeen ten gevolge van die verbintenissen is betaald tijdens de bescherming, van hem niet worden teruggevorderd, tenzij bewezen is dat het betaalde hem tot voordeel heeft gestrekt.
De nietigheid doet geen afbreuk aan eventuele aansprakelijkheidsvorderingen die de beschermde persoon tegen zijn bewindvoerder kan instellen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 97 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233), art. 97 zelf gewijzigd bij art. 15 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014), met ingang van 1 september 2014 (art. 41) en art. 233 zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014).
Gewijzigd bij art. 81 Wet 31 juli 2020 (BS 7 augustus 2020 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2020 (art. 91) en van toepassing vanaf zijn inwerkingtreding ongeacht het tijdstip waarop de nalatenschap is opengevallen (art. 90) en bij art. 17 Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 499/14

§ 1

De vrederechter bepaalt het tijdstip of de omstandigheden en de wijze waarop de bewindvoerder over de persoon verslag uitbrengt.
Bij gebreke van aanwijzingen in de beschikking bedoeld in artikel 492/1, § 1, [deelt de bewindvoerder jaarlijks een schriftelijk verslag mee] aan de vrederechter, aan de beschermde persoon en aan diens vertrouwenspersoon en bewindvoerder over de goederen. De vrederechter kan de bewindvoerder ervan ontslaan dit verslag aan de beschermde persoon te overhandigen, voor zover deze niet in staat is ervan kennis te nemen.
In dit schriftelijk verslag worden minstens de volgende gegevens vermeld:
de naam, de voornaam en de woon- of verblijfplaats van de bewindvoerder of zijn benaming en maatschappelijke zetel;
de naam, de voornaam en de woon- of verblijfplaats van de beschermde persoon en diens vertrouwenspersoon;
de leefsituatie van de beschermde persoon;
de maatregelen die de bewindvoerder heeft genomen ter bevordering van het welzijn van de beschermde persoon;
de wijze waarop de bewindvoerder de beschermde persoon en, in voorkomend geval, diens vertrouwenspersoon en bewindvoerder over de goederen betrokken heeft bij de uitoefening van zijn opdracht en rekening heeft gehouden met hun mening;
in voorkomend geval, de wijze waarop de bewindvoerder rekening heeft gehouden met de opmerkingen die de vrederechter heeft geformuleerd bij een eerder verslag.
[De vrederechter gaat na of het verslag voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 497/8 en indien dat het geval is, keurt hij het verslag goed.] Eventuele op- of aanmerkingen waarmee de bewindvoerder over de persoon in de toekomst rekening dient te houden worden [hem ter kennis gebracht].

§ 2

De bewindvoerder over de goederen [deelt jaarlijks een schriftelijk verslag mee] aan de vrederechter, aan de beschermde persoon en aan diens vertrouwenspersoon en diens bewindvoerder over de persoon. De vrederechter kan de bewindvoerder ervan ontslaan om dit verslag aan de beschermde persoon te overhandigen, voor zover deze niet in staat is ervan kennis te nemen.
In dit schriftelijk verslag worden minstens de volgende gegevens vermeld:
de naam, de voornaam en de woon- of verblijfplaats van de bewindvoerder of zijn benaming en maatschappelijke zetel;
de naam, de voornaam en de woon- of verblijfplaats van de beschermde persoon, en, in voorkomend geval, van zijn vertrouwenspersoon;
de rekeningen omvattende minstens een overzicht van de stand van het beheerde vermogen bij de aanvang en op het einde van deze periode;
de wijze waarop de bewindvoerder de beschermde persoon en, in voorkomend geval, diens bewindvoerder over de persoon en diens vertrouwenspersoon betrokken heeft bij de uitoefening van zijn opdracht en rekening heeft gehouden met hun mening;
de materiële levensvoorwaarden van de beschermde persoon;
in voorkomend geval, de wijze waarop de bewindvoerder rekening heeft gehouden met de opmerkingen die de vrederechter heeft geformuleerd bij een eerder verslag.
[Met het verslag wordt voor elke bankrekening een kopie meegedeeld van de door de bank uitgebrachte lijst van de verrichtingen tijdens de periode waarop het verslag betrekking heeft, met vermelding van het saldo ter staving van de in het verslag vermelde saldi alsook, in voorkomend geval, een attest van de financiële instelling betreffende de belegde kapitalen.]
De bewindvoerder voert een vereenvoudigde boekhouding, die tenminste betrekking heeft op de mutaties in contant geld of op de rekeningen. De vrederechter kan de bewindvoerder echter, gelet op de aard en de omvang van het te beheren vermogen, vrijstelling verlenen van deze verplichting.
[De vrederechter gaat na of het verslag voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 497/8 en indien dat het geval is, keurt hij het verslag goed.] Hij kan daarbij voorbehouden en opmerkingen formuleren waarmee de bewindvoerder rekening moet houden.
Wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de rekening tekortkomingen vertoont of wanneer de rekening vrij complex is, kan de vrederechter een technisch adviseur aanwijzen die hem technisch advies moet geven over de rekening. De vrederechter kan de kosten voor de technisch adviseur ten laste leggen van de bewindvoerder ingeval deze kennelijk tekortschoot in zijn verslaggevingsplicht of in de uitoefening van zijn opdracht.
Ingeval de vrederechter verscheidene bewindvoerders heeft aangesteld, bepaalt hij de wijze waarop deze het verslag bedoeld in het tweede lid dienen uit te brengen.

§ 3

Het verslag [wordt] bij het in artikel 1253 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde administratief dossier gevoegd.

§ 4

De Koning bepaalt een model van schriftelijk verslag en van vereenvoudigde boekhouding.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 98 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
§ 1 gewijzigd bij art. 30, 1° en 2° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
§ 2 gewijzigd bij art. 30, 3° tot 5° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
§ 3 gewijzigd bij art. 30, 6° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 96 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018).

Artikel 499/15
De bewindvoerder over de goederen kan tijdens het bewind de vrederechter verzoeken om een bewindvoerder ad hoc aan te stellen die tot opdracht heeft de reeds neergelegde bewindsrekeningen te controleren en, in voorkomend geval, er namens de beschermde persoon kwijting voor te verlenen. [...] De eventuele kosten komen ten laste van de bewindvoerder.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 99 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), en gewijzigd bij art. 31 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).

Artikel 499/16
Indien de bewindvoerder moet worden vervangen, worden de rekeningen afgesloten op de dag waarop de nieuwe bewindvoerder zijn opdracht aanvaardt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 100 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/17
De bewindvoerder deelt binnen een maand na de beëindiging van zijn opdracht, een eindverslag opgesteld overeenkomstig artikel 499/14, § 1, derde lid en/of artikel 499/14, § 2, tweede lid, mee aan de vrederechter, aan de persoon ten aanzien van wie de rechterlijke beschermingsmaatregel is beëindigd of aan de nieuwe bewindvoerder. Het verslag wordt in laatstgenoemd geval eveneens meegedeeld aan de beschermde persoon en diens vertrouwenspersoon.
De vrederechter gaat na of het verslag voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 497/8 en naargelang van het resultaat keurt hij het verslag goed of weigert hij het. In voorkomend geval wordt melding gemaakt van de reden voor de weigering om het verslag goed te keuren.
Het verslag wordt toegevoegd aan het administratief dossier bedoeld in artikel 1253 van het Gerechtelijk Wetboek.
Bij betwisting wordt overeenkomstig de artikelen 1358 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek rekening en verantwoording voor de rechtbank afgelegd.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 101 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), en vervangen bij art. 32 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 96 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018).
Voorgeschiedenis
§ 1 vervangen bij art. 196, 1° Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221).
§ 2 gewijzigd bij art. 196, 2° tot 5° Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221)

Artikel 499/18
Zolang het verslag bedoeld in artikel 499/17, eerste lid, niet goedgekeurd en meegedeeld is overeenkomstig die bepaling, kunnen tussen de persoon ten aanzien van wie de rechterlijke beschermingsmaatregel is beëindigd en zijn vroegere bewindvoerder over de goederen geen geldige overeenkomsten worden gesloten en blijft artikel [4.141 van het Burgerlijk Wetboek] van toepassing.
De nieuwe bewindvoerder over de goederen of de vroeger beschermde persoon kan slechts opheffing van de zekerheidstelling die de bewindvoerder inzake zijn beheer heeft gegeven verlenen ten vroegste nadat het verslag bedoeld in artikel 499/17, eerste lid, goedgekeurd en meegedeeld is overeenkomstig die bepaling.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 102 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), vervangen bij art. 33 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98) en gewijzigd bij art. 18 Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 96 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018).

Artikel 499/19

§ 1

De opdracht van de bewindvoerder eindigt op het tijdstip van het overlijden van de beschermde persoon.

§ 2

[Indien de beschermde persoon tijdens de duur van het bewind overlijdt, kan de vrederechter, ambtshalve of op verzoek van de bewindvoerder, van de vertrouwenspersoon of van elke belanghebbende evenals van de procureur des Konings, in afwijking van paragraaf 1, de bewindvoerder over de goederen, bij afwezigheid van erfgenamen die zich bij deze bewindvoerder hebben aangemeld, machtigen om diens opdracht uit te oefenen tot uiterlijk zes maanden na dit overlijden.
In dat geval zijn de bevoegdheden van de bewindvoerder beperkt:
tot de eventuele teruggave van een goed dat de beschermde persoon als hoofdverblijfplaats had gehuurd, met inbegrip van het recht om te beschikken over de huurwaarborg;
[...] tot de betaling bij voorafneming op de tegoeden van de nalatenschap:
a)
de bezoldigingen en vergoedingen bedoeld in artikel 497/5;
b)
de begrafeniskosten;
c)
de andere bevoorrechte schuldvorderingen vermeld in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851;
d)
de rusthuiskosten [voor zover dat ze het overlijden van de beschermde persoon voorafgaan];
tot het vragen van de aanwijzing van een curator bij een onbeheerde nalatenschap, van een sekwester of van een voorlopige bewindvoerder voor de nalatenschap.
De opdracht van de bewindvoerder eindigt in ieder geval op het tijdstip waarop de curator over de onbeheerde nalatenschap zijn opdracht aanvat of op het tijdstip waarop een erfgenaam zich aanmeldt. De bewindvoerder deelt deze informatie mee aan de vrederechter.]
In afwijking van [artikel 499/17, eerste lid], [deelt de bewindvoerder, binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, zijn definitief verslag en rekening mee aan de griffie], waar de erfgenamen van de beschermde persoon en de notaris die belast is met de aangifte en de verdeling van de nalatenschap ervan kennis kunnen nemen. Dit geldt onverminderd de toepassing van de artikelen 1358 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 103 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), en vervangen bij art. 197 Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221).
§ 2 gewijzigd bij art. 34, 1° en 2° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98) en bij art. 15, 1° en 2° Wet 19 december 2023 (BS 27 december 2023 (ed. 2)).

Artikel 499/20
De goedkeuring van de rekening doet geenszins afbreuk aan de aansprakelijkheidsvorderingen die de beschermde persoon tegen de bewindvoerder kan instellen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 104 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/21
Vorderingen van de beschermde persoon tegen zijn bewindvoerder betreffende feiten en rekeningen van het bewind verjaren na vijf jaar te rekenen van de beëindiging van de opdracht van de bewindvoerder.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 105 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 499/22
De bewindvoerder mag alle stukken die verband houden met het bewind vernietigen vijf jaar na de beëindiging ervan.
In afwijking van het eerste lid mag de bewindvoerder alle stukken die geen rechtstreeks verband houden met de door dit Wetboek voorgeschreven verplichtingen, zoals facturen en briefwisseling ouder dan vijf jaar, vernietigen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 106 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).