![]() | ![]() | ||||
Meer info | |||||
vorm:
|
stompe boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, walbaken (driehoekig teken met de punt naar beneden gericht) of los steekbaken
|
|
kleur:
|
rood
|
|
topteken:
(1)
|
rode cilinder
|
|
licht:
(1)
|
rood isofaselicht of lang schitterlicht:
|
|
kenteken:
(2)
|
de beginletter(s) van de naam van het vaarwater en een even nummering; voor oevermarkering een opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur
|
b.v. HD 4, HD 6 of 1, 2, 4, etc.
|
(1) |
indien aanwezig
|
(2) |
m.u.v. kop-, steek- en walbakens
|
vorm:
|
spitse boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, walbaken (driehoekig teken met de punt naar boven gericht) of bijeengebonden steekbaken
|
|
kleur:
|
groen
|
|
topteken:
(1)
|
groene kegel met de top naar boven gericht
|
|
licht:
(1)
|
groen isofaselicht of lang schitterlicht
|
|
kenteken:
(2)
|
kenteken de beginletter(s) van de naam van het vaarwater en een oneven nummering; voor oevermarkering een opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur
|
b.v. V 3, V 5 of 3, 5, 6, etc.
|
(1) |
indien aanwezig
|
(2) |
m.u.v. kop-, steek- en walbakens
|
vorm:
|
bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken of walbaken (driehoekig rood teken met de punt naar beneden gericht boven een driehoekig groen teken met de punt naar boven gericht)
|
|
kleur:
|
rood-groen horizontaal gestreept
|
|
topteken:
|
rood-groene bol)
|
|
licht:
(1)
|
wit snel isofaselicht (2s)
|
|
kenteken:
(2)
|
de beginletter(s) van elk vaarwater in alfabetische volgorde met het volgnummer in de markeringsrij;
voor oevermarkering een nummering aansluitend aan die van de rechter- of de linkerzijde.
|
b.v. A – NM
2 1
b.v. 7
|
(1) |
indien aanwezig
|
(2) |
m.u.v. kop-, steek- en walbakens
|
vorm:
|
bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken of walbaken
|
|
kleur:
|
rood boven en groen onder
|
|
topteken:
|
rode cilinder, op sparboei, drijf- en kopbaken tevens rode bol
|
|
licht:
(1)
|
rood flikkerlicht
|
|
kenteken:
|
de beginletters met een nummer van beide: vaarwaters, hoofdvaarwater eerst genoemd.
|
b.v. HV KG
12 9
|
(1) |
indien aanwezig
|
vorm:
|
bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken of walbaken
|
|
kleur:
|
groen boven en rood onder
|
|
topteken:
|
groene kegel met de top naar boven gericht, op sparboei, drijf- en kopbaken tevens groene bol
|
|
licht:
(1)
|
groen flikkerlicht
|
|
kenteken:
(2)
|
de beginletters met een nummer van beide vaarwaters, hoofdvaarwater eerst genoemd.
|
b.v. VG- HV
1 14
|
(1) |
indien aanwezig
|
(2) |
m.u.v. kop-, steek- en walbakens
|
(1) |
m.u.v. kop-, steek- en walbakens
|
vorm:
|
stomp, in principe een ander betonningsvoorwerp dan gebruikt voor de hoofdbetonning
|
|
kleur:
|
rood-wit horizontaal gestreept
|
|
topteken: Â
(1)
|
rode cilinder.
|
|
(1) |
indien aanwezig
|
vorm:
|
vorm: spits, in principe een ander betonningsvoorwerp dan gebruikt voor de hoofdbetonning
|
|
kleur:
|
groen-wit horizontaal gestreept
|
|
topteken: Â
(1)
|
groene kegel met de top naar boven gericht.
|
|
(1) |
indien aanwezig
|
vorm:
|
stompe, spitse of bolvormige boei, ton, sparboei, drijf- of kopbaken.
|
|
kleur:
|
geel
|
|
topteken:
(*)
|
geel liggend kruis of, alleen in geval van een verboden gebied het verbodsteken A.1 (bijlage 5) in de vorm van een cilinder
|
|
licht:
(*)
|
geel schitterlicht of groepschitterlicht, uitgezonderd het groepschitterlicht bestaande uit 2 schitteringen
|
|
kenteken:
(*)
|
de aanduiding – of een afkorting daarvan – van het doel waarvoor de markering is gelegd, of een pictogram (teken van bijlage 5 onder A en E) dat de betekenis van het gebied aangeeft.
|
b.v. Gas
b.v.
|
(*) |
indien aanwezig
|
Ter markering van een overgang over langere afstand kan op dezelfde oever een stel van de onder 5.2.1 of 5.2.2 genoemde tekens zijn geplaatst, waarvan het achterste teken hoger is dan het voorste. Deze tekens inéén (verticaal boven elkaar) gezien geven de as van de overgang aan.
|
|
Volgens hetzelfde principe als onder 5.2.3 genoemd geven geleidelichten, inéén gezien, de as van een aanlooproute vanuit zee of een meer, dan wel het diepste gedeelte van een vaargeul aan. Lichtenlijnen worden toegepast in gevallen waar andere vaarwatermarkering onvoldoende leiding geeft of ontbreekt. De lichten zijn doorgaans synchroon brandende periodelichten van dezelfde kleur; het hoge licht kan evenwel een vast licht zijn. De kleur is meestal wit; ter betere onderscheiding (achtergrondverlichting, meerdere lichtenlijnen naast elkaar) kunnen ook andere kleuren worden toegepast.
|
|
Deze dienen eveneens als geleidelichten. Bij een sectorlicht is de lichtbundel verdeeld in één of meer witte en rode en/of groene sectoren. In het algemeen geeft een witte sector de ligging van het vaarwater aan ten opzichte van ondiepten en/of oevers, die gedekt worden door de naastliggende groene of rode sectoren. Aangezien de aldus gemarkeerde gevaren meestal op verschillende afstanden van het licht zijn gelegen, is plaatselijke bekendheid of het raadplegen van een kaart onontbeerlijk voor de juiste interpretatie van dergelijke lichten.
|
|
dagmerk:
|
rood-wit horizontaal gestreepte (cilindervormige) lichtopstand
|
|
licht:
|
rood vast licht
(1)
of rood flikkerlicht
|
|
(1) |
In deze gevallen wordt ter betere onderscheiding van andere vaarwegmarkeringen afgeweken van het onder 1.3.3 beschreven beginsel
|
dagmerk:
|
groen-wit horizontaal gestreepte (kegelvormige) lichtopstand
|
|
licht:
|
groen vast licht Â
(1)
of groen flikkerlicht
|
|
(1) |
In deze gevallen wordt ter betere ondersdcheiding van andere vaarwegmarkeringen afgeweken van het onder 1.3.3 beschreven beginsel
|
dagmerk
|
rood-wit horizontaal gestreepte paal met rood cilindervormig topteken
|
|
dagmerk
|
rood-wit horizontaal gestreepte paal met rood cilindervormig topteken
|
|