Meer info
     

08/08/1980 BWHI
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen

Artikel 81

[§ 1

De Regeringen informeren de Koning vooraf zowel van hun voornemen om onderhandelingen voor het sluiten van een verdrag aan te vatten als van elke daaropvolgende rechtshandeling die zij met het oog op het sluiten van het verdrag willen verrichten.

§ 2

Binnen dertig dagen na de ontvangst van de informatieakte kan de Ministerraad aan de betrokken Regering en de Voorzitter van de overeenkomstig artikel 31bis van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen opgerichte Interministeriėle Conferentie voor het buitenlands beleid, betekenen dat er bezwaren bestaan tegen het voorgenomen verdrag. Die betekening schorst voorlopig de door de betrokken Regering voorgenomen procedure.

§ 3

Binnen dertig dagen na de betekening beslist de Interministeriėle Conferentie voor het buitenlands beleid volgens de procedure van de consensus.
De voorlopige schorsing bedoeld in § 2 wordt beėindigd vanaf het ogenblik dat de Interministeriėle Conferentie vaststelt dat er geen bezwaren meer bestaan om de procedure van verdragsluiting voort te zetten. Bij gebreke daarvan eindigt de voorlopige schorsing, onverminderd § 4, dertig dagen na het verstrijken van de termijn bepaald in het eerste lid.

§ 4

Bij gebreke van consensus kan de Koning, binnen dertig dagen na het verstrijken van de in § 3, eerste lid, bedoelde termijn, bij een met redenen omkleed en in Ministerraad overlegd besluit, de schorsing bevestigen van de door de Regering voorgenomen procedure, wanneer:
de verdragspartij niet door Belgiė is erkend;
Belgiė geen diplomatieke betrekkingen onderhoudt met de verdragspartij;
uit een beslissing of handeling van de Staat blijkt dat de betrekkingen tussen Belgiė en de verdragspartij zijn verbroken, geschorst of ernstig in het gedrang zijn gekomen;
het voorgenomen verdrag strijdig is met internationale of supranationale verplichtingen van Belgiė.
Het besluit wordt aan de betrokken Regering ter kennis gebracht.

§ 5

Met naleving van de procedures bedoeld in de §§ 3 en 4 kan de Koning de uitvoering van de verdragen bedoeld in artikel 68, § 3, van de Grondwet opschorten om de redenen gesteld in § 4, 3° en 4°. Hij betekent zijn beslissing aan de betrokken Regering.

§ 6

De Regeringen zijn gemachtigd tot het binden van de Staat in de Raad van de Europese Gemeenschappen waar een hunner leden Belgiė vertegenwoordigt overeenkomstig een samenwerkingsakkoord, zoals bedoeld in artikel 92bis, § 4bis.

§ 7

Voor de aangelegenheden waarvoor de Gemeenschappen of de Gewesten door of krachtens de Grondwet bevoegd zijn, dagvaardt de Staat een internationale rechtspersoon voor een internationaal of supranationaal rechtscollege op verzoek van de betrokken Regering of Regeringen.
Behoudens andersluidend samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 92bis, § 1, wordt het verzoek tot dagvaarding met het oog op overleg door de betrokken Regering of Regeringen betekend aan de Voorzitter van de Interministeriėle Conferentie voor het buitenlands beleid; de Conferentie beslist binnen dertig dagen volgens de procedure van de consensus. Bij gebreke van consensus dagvaardt de Koning onverwijld de internationale rechtspersoon.
In geen geval kan de procedure bedoeld in het voorgaande lid tot gevolg hebben dat de vordering niet binnen de gestelde termijnen kan worden ingediend.
Indien het geschil bedoeld in het eerste lid niet uitsluitend betrekking heeft op aangelegenheden waarvoor de Gemeenschappen of de Gewesten door of krachtens de Grondwet bevoegd zijn, treedt de Staat op overeenkomstig het samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 92bis, § 4ter.

§ 8

Bij gebreke van overeenstemming tussen de betrokken Regeringen over de opzegging van een verdrag bedoeld in artikel 68, § 5, tweede lid, van de Grondwet, kan een betrokken Regering de zaak aanhangig maken bij de Interministeriėle Conferentie voor het buitenlands beleid, die binnen dertig dagen volgens de procedure van de consensus beslist. Indien geen consensus bereikt wordt, onderhandelt de Koning met de verdragspartij over een gedeeltelijke opzegging van het verdrag.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 Bijz. W. 5 mei 1993 (B.S., 8 mei 1993).