![]() | ![]() | ||||
Meer info | |||||
Doelsoorten: Biestarwegras
|
Doelsoorten: Zeewinde, Groot duinsterretje, Heivlinder, Roodborsttapuit
|
Doelsoorten: Egelantier, Nachtegaal, Roodborsttapuit
|
Doelsoorten: Nachtegaal, Wielewaal
|
Doelsoorten: Kamsalamander
(1)
, Rugstreeppad
(2)
, Strandduizendguldenkruid, Nauwe korfslak1
|
(1) |
soort waarvoor het gebied door Vlaams Gewest aan Europese Commissie werd aangemeld als speciale beschermingszone
|
(2) |
dier- en plantsoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd, opgenomen in de Bijlage IV van de habitatrichtlijn
|
Doelsoorten: Struikheide, Zandblauwtje
|
Doelsoorten: Bokkenorchis
|
Aangemelde habitattypes
|
||||
Habitattype
|
Opp (ha)
|
Actuele staat
|
Doelstelling
|
Oppervlakte-doelstelling
|
-2110-Embryonale duinen
|
9
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Behoud van de huidige oppervlakte
• Totaal: 10 ha
• Rekening houdend met de delen van de strandduin overgang buiten SBZ-H is de totale oppervlakte 40 ha
|
-2120-Witte duinen
|
79
|
gunstig
|
gunstig
|
• Uitbreiding door verwijderen of overstuiven (verharde) infrastructuren (max. 5 ha) (5)
• Uitbreiding door terugdringen exoten-struwelen en opslag, o.a. Rimpelroos (max. 30 ha)
• Totaal: minimum 80 tot maximum 115 ha
|
-2130
(*)
-Grijze duinen
|
98
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Uitbreiding in het kader van het RUP van de Golf met 3 ha
• Uitbreiding door verwijderen (verharde) infrastructuren (max. 5 ha)
• Uitbreiden door terugdringen exoten-aanplanten en opslag (max. 30 ha)5
• Totaal: minimum 100 tot maximum 140 ha (waarvan 12 ha in de Golf) vermeerderd met max. 113 ha door omzetting van huidig bos (zie 2180).
|
-2160 + 2170-Duindoorn- en Kruipwilgstruwelen
|
38
|
gunstig
|
gunstig
|
• Behoud van de huidige oppervlakte habitat-type 2160
• Behoud of toename van de oppervlakte habitat type 2170
• Uitbreiden door verwijdering exoten-struwelen en opslag (max. 30 ha)5
• Totaal: minimum 40 tot maximum 70 ha (waarvan 8 ha in de Golf) vermeerderd met max. 113 ha door omzetting van huidig bos (zie 2180)
|
-2180-Duinbos
|
27
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Oppervlakte-uitbreiding met minimum 7 tot maximum 120 ha. Bij minimale uitbreiding van 7 ha bos is er 113 ha beschikbaar voor omvorming naar 2130 of 2160/2170.
|
-2190-Vochtige duinpannes
|
1
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Uitbreiding met 1 tot 4 ha
• Totaal: minimum 2 tot maximum 5 ha
|
(*) |
= voor Natura 2000 prioritair habitattype
|
Aangemelde habitattypes
|
||||
Habitattype
|
Opp (ha)
|
Actuele staat
|
Doelstelling
|
Oppervlakte-doelstelling
|
-2130
(*)
-Grijze duinen
|
21
|
gunstig
|
gunstig
|
• Delen met potentie voor habitattype 2150
(*)
worden omgezet of laat men er spontaan naar evolueren (1 tot 5 ha)
• Totaal: minimum 16 tot maximum 20 ha
|
-2150
(*)
-Duinheide
|
0
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Uitbreiding met minimaal 1 ha en tot 5 ha
• Totaal: minimum 1 tot maximum 5 ha
|
-2160 -Duindoorn-struwelen
|
1
|
ongunstig
|
behoud van de actuele staat
|
• Behoud huidige oppervlakte
• Totaal: 1 ha
|
-2190-Vochtige duinpannes
|
0
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Toename oppervlakte met 1 tot 5 ha
• Totaal: minimum 1 tot maximum 5 ha
|
Andere habitattypes
|
||||
Habitattype
|
Opp (ha)
|
Actuele staat
|
Doelstelling
|
Oppervlakte-doelstelling
|
-6510-Schraal hooiland
|
4
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Behoud en eventuele toename van de huidige oppervlakte
• Totaal: 4 ha
|
Regionaal belangrijke biotopen
|
||||
Habitattype
|
Opp (ha)
|
Actuele staat
|
Doelstelling
|
Oppervlakte-doelstelling
|
Zilverschoon-grasland
|
1
|
gunstig
|
gunstig
|
• Behoud en eventuele toename van de huidige oppervlakte
• Totaal: 1 ha
|
Kamgrasland
|
5
|
gunstig
|
gunstig
|
• Behoud en eventuele toename van de huidige oppervlakte
• Totaal 5 ha
|
(*) |
= voor Natura 2000 prioritair habitattype
|
Aangemelde soorten van de Bijlage II
|
|||
Soort
|
Actuele staat
|
Doelstelling
|
Oppervlakte-doelstelling
|
-1166-Kamsalamander
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Duindoorn- en Kruipwilgstruweel (2160-2170)
• Duinbos (2180)
• Vochtige duinpannes (2190)
|
-1014-Nauwe korfslak
|
onvoldoende gekend
|
gunstig
|
• Grijze duinen (2130)
• Duindoorn- en Kruipwilgstruweel (2160-2170)
• Duinbos (2180)
• Vochtige duinpannes (2190)
|
-1614-Kruipend Moerasscherm
|
ongunstig
|
Doelstellingen voor deze soort worden in andere deelgebieden van het SBZ-H gehaald (West-kust)
|
• Vochtige duinpannes (2190)
|
Soorten van de Bijlage IV
|
|||
Soort
|
Actuele staat
|
Doelstelling
|
Oppervlakte-doelstelling
|
Rugstreeppad
|
ongunstig
|
gunstig
|
• Grijze duinen (2130)
• Duindoorn- en Kruipwilgstruweel (2160-2170)
• Vochtige duinpannes (2190)
|
|
1
|
Duin met droog grasland, moeras en struweel
|
Situering
|
Embryonale duinen kunnen zich ontwikkelen over de hele lengte van het natuurrichtplangebied op het hoogstrand rond het vloedmerk. Witte of wandelende duinen (droog grasland) zijn eveneens over de hele lengte van het NRP-gebied te vinden op de zeereep. Lokaal zijn grotere stuiffronten te vinden o.a. ter hoogte van het Spanjaardduin (grens Bredene-De Haan). Grijze duinen (droge graslanden) komen meer aan de lijzijde van de stuivende duinen voor. In de delen die tot aan de grondwatertafel zijn uitgestoven, situeren zich de vochtige duinpannes (moeras). Verspreid in het duingebied komen in mozaïekvorm met bovenstaande habitats duinstruwelen voor.
|
|
1
|
Duin met droog grasland, moeras en struweel
|
Bindende bepaling
|
Embryonale duinen
• De zeewerende functie van de duinengordel wordt gegarandeerd. Inzake overstroming door de zee wordt ernaar gestreefd de kust veilig te maken voor een storm met een grote retourperiode;
• Op plaatsen met netto kustaanwas en vloedmerkvorming, krijgen de embryonale duinen de kans zich te ontwikkelen. Bijzondere aandacht gaat daarbij ook naar het herstel van de natuurlijk dynamische overgangszone strand-duin;
• Waar zandsuppleties en rijshout worden voorzien om de netto kustafslag te compenseren, wordt het ontwikkelen van dit habitat alsnog gestimuleerd door het zoneren van de recreatie (selectieve toegankelijkheid);
Natuurdoeltypen: embryonale duinen (habitattype 2110)
Doelsoorten: Biestarwegras
Witte duinen (wandelende duinen) en grijze duinen
• Waar zich geen problemen naar kustverdediging, verkeersveiligheid of stabiliteit van (voorlopig) beschermde monumenten stellen, laat men natuurlijke uitstuivingsprocessen hun gang gaan of worden ze opnieuw geactiveerd zodat zich witte duinen kunnen ontwikkelen en/of handhaven;
• Er wordt actief aan duinhabitatontwikkeling gedaan door ruimte-efficiënt gebruik en saneren van gebouwen/constructies, het verbreden van de duingordel, de compensatie van eventueel habitatverlies bij het uitvoeren van werken en de uitbreiding en verbinding van bestaande natuurgebieden en/of natuurrreservaten. (Voorlopig) beschermde monumenten en bouwkundig erfgoed worden gevrijwaard;
• Duinhabitats worden ruimtelijk ontsnipperd door het opheffen van (verharde) infrastructuren en het herstructureren van afsluitingen en paden zodat spontane ecologische processen kans krijgen en zich een stabiel duinhabitatsysteem kan ontwikkelen. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar het herstel van de natuurlijk dynamische overgangszone strandduin;
• Duinhabitats worden ruimtelijk ontsnipperd door het herstructureren van stranddoorgangen rekening houdend met de bestaande infrastructuur en toegankelijkheid.
Natuurdoeltypen: witte duinen (habitattype 2120) en grijze duinen (habitattype 2130)
Doelsoorten: Zeewinde, Groot duinsterretje, Heivlinder, Roodborsttapuit
Vochtige duinpannes (moeras)
• Door spontane uitstuivingsprocessen te laten optreden, worden bestaande duinpannes uitgebreid en nieuwe duinpannes gevormd;
• Verstruweling en vervilting van de vochtige duinpannegraslanden wordt voorkomen;
• Een integraal hydrologisch beheer laat de ontwikkeling van de vochtige duinhabitats toe;
• Voortplantingspoelen voor amfibieën en oligotrofe pioniers- en waterplantenvegetaties worden ontwikkeld.
Natuurdoeltypen: vochtige duinpannes (habitattype 2190)
Doelsoorten: Kamsalamander, Rugstreeppad, Strandduizendguldenkruid, Nauwe korfslak
Duinstruweel
• Er wordt gestreefd naar inheems duinstruweel bestaande uit soorten zoals Duindoorn, Wilde liguster, Kruipwilg, enz;
• Struwelen bestaande uit invasieve exoten worden fasegewijs teruggedrongen en/of omgevormd tot inheems duinstruweel of duingrasland. De werken worden aangevat binnen de 5 jaar na de definitieve goedkeuring van het NRP.
Natuurdoeltypen: duindoornstruweel (habitattype 2160) en kruipwilgstruweel (habitat-type 2170)
Doelsoorten: Egelantier, Nachtegaal, Roodborsttapuit
Wegbermen
• Door een aangepast beheer van de graslanden, trambedding en wegbermen worden de doelhabitats ontwikkeld.
• Maaidata houden rekening met bijzondere voorkomende plantensoorten (bijv. Bokkenorchis, Grote centaurie, Sikkelklaver, enz.);
• Lichtverstoring door verlichting langsheen de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg en strand- en bosdoorgangen wordt gereduceerd;
• Er wordt een globaal beleid gevoerd om wildparkeren in de wegbermen te vermijden.
|
|
Natuurdoeltypen
• Embryonale duinen (habitattype 2110)
• Witte duinen (Wandelende duinen) (habitattype 2120)
• Grijze duinen (habitattype 2130)
• Duinstruwelen (met Kruipwilg en Duindoorn) (habitattypes 2160 en 2170)
• Vochtige duinpannes (habitattypes 2190)
|
|
1
|
Duin met droog grasland, moeras en struweel
|
|
Voorwaarden aan recreatief medegebruik
|
Toeristisch-recreatieve initiatieven, infrastructuren en ontsluitingen worden geconcentreerd en/of heringericht, wanneer dit een meerwaarde kan betekenen voor de lokale natuurwaarden en/of het landschap. Recreatieve infrastructuur dient op weloverwogen wijze te worden aangewend als instrument voor het structureren van het recreatief medegebruik in de duinen. Hierbij dient zowel voor de selectie van de infrastructuurtypes, hun inplanting en vormgeving rekening te worden gehouden met de kwetsbaarheid en ecologische draagkracht van het gebied:
• bij de aanleg van bijkomende en/of herinrichting van bestaande niet-vlakvormige recreatieve infrastructuur worden volgende principes aange-houden:
– De noodzaak wordt aangetoond;
– Mobiliteit is een belangrijk aandachtspunt bij de structurering van de verschillende vormen van recreatief medegebruik (parkeerruimte, aansluiting openbaar vervoer, fietsenstalling);
– Ruimtelijke bundeling: de toegang tot de gebieden dient te worden gestructureerd en/of vereenvoudigd door middel van een strategisch padennetwerk, rekening houdend met de functionaliteit (evenwijdig en haaks op kustlijn) en de belevingswaarde;
– Functionele scheiding: bijvoorbeeld wandel- en ruiterpad naast elkaar, maar volgens gescheiden pistes;
– Differentiële spreiding: niet alle zones verdagen een even hoge intensiteit van recreatief medegebruik. Het kan bijvoorbeeld wenselijk zijn in bepaalde zones het recreatief medegebruik enkel aan de rand van het gebied te structureren of een zone enkel onder begeleiding van terreinbeheerder/gids toegankelijk te maken;
• recreatieve initiatieven dienen gebruik te maken van de bestaande, daarvoor bestemde recreatieve infrastructuur;
• harde recreatie wordt geweerd, met uitzondering voor het gebied voor golfterrein met overdruk natuurverweving “Koninklijke Golf Club van Oostende” in De Haan (zie besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve goedkeuring van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan: gebied voor golfinfrastructuur met natuurverweving “Koninklijke Golfclub van Oostende”, in De Haan d.d. 19/05/06)
|
Niet-bindende bepaling
|
Mozaïeklandschap
• Landschappelijke variatie, geleidelijke overgangen tussen de verschillende duinhabitats en het in mozaïek voorkomen ervan dient behouden en/of ontwikkeld te worden door aangepast beheer;
• Historisch landschappelijke relicten (bijv. duinakkertjes) worden bewaard of krijgen een aangepast beheer.
• Het ruimtelijk ontsnipperen van de duinen en het herstel van duinhabitats door (a) de eventuele aanleg van een tunnel ter hoogte van kruising as Leopoldlaan-Stationstraat met de Rijksweg (N34) en/of (b) het eventueel gedeeltelijk opbreken en/of verzanden van de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg tussen de Vosseslag en Wenduine (noordelijk deel) conform het mobiliteitsplan De Haan is in principe niet strijdig met de gebiedsvisie van het natuurrichtplan. De aanleg van geconcentreerde parkeerlocaties in of nabij stedelijke kernen of ter hoogte van een stranddoorgang in minder kwetsbare gebieden voor het natuurbehoud, waarbij in totaliteit een meerwaarde voor natuur wordt gerealiseerd draagt bij tot de realisatie van de gebiedsvisie van dit natuurrichtplan.
|
|
2
|
Duin met droog bos en struweel
|
Situering
|
Duinbossen en struwelen komen voor aan de lijzijde van de zeereep waar sterk verminderde of nagenoeg geen dynamische uitstuivingsprocessen meer optreden. Bos werd in het verleden ook aangeplant op de binnenduinen van De Haan en Wenduine.
|
|
Bindende bepaling
|
Duinbos en -struweel
• De bestaande bossen worden omgevormd tot vegetaties met duinberkenbos, ruderaal olmenbos of mengbos met Es, Eik en Olm (habitattype 2180 -duinbos). Waar in bestaande bossen waardevolle zones aanwezig zijn met het prioritaire habitattype grijze duinen (habitattype 2130), vochtige duinpannes (habitattype 2190) of duinstruweel (habitattype 2160 en 2170) worden deze habitats behouden en/of verder ontwikkeld;
• De structuurkwaliteit, de natuurlijke processen en het aandeel dood hout in de bossen wordt verbeterd door het bos verder te laten ontwikkelen en de mogelijkheid tot het toepassen van verschillende vormen van beheer (bijv. hakhoutbeheer);
• Invasieve exoten en hun opslag worden progressief verwijderd zodat zich meer inheemse duinhabitats kunnen ontwikkelen. De werken worden aangevat binnen de 5 jaar na de definitieve goedkeuring van het NRP;
• Er wordt actief aan duinhabitatontwikkeling gedaan door ruimte-efficiënt gebruik en saneren van gebouwen/constructies, door de compensatie van eventueel habitatverlies bij het uitvoeren van werken en door de uitbreiding en verbinding van bestaande natuurgebieden en/of natuurreservaten. (Voorlopig) beschermde monumenten en bouwkundig erfgoed worden gevrijwaard;
• Duinhabitats worden ruimtelijk ontsnipperd door het opheffen van (verharde) infrastructuren en het herstructureren van afsluitingen en paden zodat spontane ecologische processen kans krijgen en zich een stabiel duinhabitatsysteem kan ontwikkelen. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar het herstel van de natuurlijk dynamische overgangszone strandduin;
• Duinhabitats worden ruimtelijk ontsnipperd door het herstructureren van stranddoorgangen rekening houdend met de bestaande infrastructuur en toegankelijkheid.
Wegbermen
• Door een aangepast beheer van de graslanden, trambedding en wegbermen worden de doelhabitats ontwikkeld;
• Maaidata houden rekening met bijzondere voorkomende plantensoorten (bijv. Bokkenorchis, Grote centaurie, Sikkelklaver, enz.);
• Lichtverstoring door verlichting langsheen de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg en strand- en bosdoorgangen wordt gereduceerd;
• Er wordt een globaal beleid gevoerd om wildparkeren in de wegbermen te vermijden.
|
|
2
|
Duin met droog bos en struweel
|
|
Natuurdoeltypen
• Duinbos (habitattype 2180)
• Duinstruweel (met Kruipwilg en Duindoorn) (habitattypes 2160 en 2170)
• Grijze duinen (habitattype 2130)
• Vochtige duinpannes (habitattype 2190)
|
|
Voorwaarden aan recreatief medegebruik
|
Toeristisch-recreatieve initiatieven, voorzieningen en ontsluitingen worden geconcentreerd en/of heringericht, wanneer dit een meerwaarde kan betekenen voor de lokale natuurwaarden en/of het landschap. Recreatieve infrastructuur dient op weloverwogen wijze te worden aangewend als instrument voor het structureren van het recreatief medegebruik in de duinen. Hierbij dient zowel voor de selectie van de infrastructuurtypes, hun inplanting en vormgeving rekening te worden gehouden met de kwetsbaarheid en ecologische draagkracht van het gebied:
• bij de aanleg van bijkomende en/of herinrichting van bestaande niet-vlakvormige recreatieve infrastructuur worden volgende principes aangehouden:
– De noodzaak wordt aangetoond;
– Mobiliteit is een belangrijk aandachtspunt bij de structurering van de verschillende vormen van recreatief medegebruik (parkeerruimte, aansluiting openbaar vervoer, fietsenstalling);
– Ruimtelijke bundeling: de toegang tot de gebieden dient te worden gestructureerd en/of vereenvoudigd door middel van een strategisch padennetwerk, rekening houdend met de functionaliteit (evenwijdig en haaks op kustlijn) en de belevingswaarde;
– Functionele scheiding: bijvoorbeeld wandel- en ruiterpad naast elkaar, maar volgens gescheiden pistes;
– Differentiële spreiding: niet alle zones verdagen een even hoge intensiteit van recreatief medegebruik. Het kan bijvoorbeeld wenselijk zijn in bepaalde zones het recreatief medegebruik enkel aan de rand van het gebied te structureren of een zone enkel onder begeleiding van terreinbeheerder/gids toegankelijk te maken;
• recreatieveinitiatieven dienen gebruik te maken van de bestaande, daarvoor bestemde recreatieve infrastructuur;
• harde recreatie wordt geweerd.
|
|
Niet-bindende bepaling
|
• In het gesloten duinlandschap worden door aangepast beheer overgangen ontwikkeld naar meer open struwelen en habitats uit het open duinlandschap (grijze duinen en vochtige duinpannes).
• Het ruimtelijk ontsnipperen van de duinen en het herstel van duinhabitats door (a) de eventuele aanleg van een tunnel ter hoogte van kruising as Leopoldlaan-Stationstraat met de Rijksweg (N34) en/of (b) het eventueel gedeeltelijk opbreken en/of verzanden van de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg tussen de Vosseslag en Wenduine (noordelijk deel) conform het mobiliteitsplan De Haan is in principe niet strijdig met de gebiedsvisie van het natuurrichtplan. De aanleg van geconcentreerde parkeerlocaties in of nabij stedelijke kernen of ter hoogte van een stranddoorgang in minder kwetsbare gebieden voor het natuurbehoud, waarbij in totaliteit een meerwaarde voor natuur wordt gerealiseerd draagt bij tot de realisatie van de gebiedsvisie van dit natuurrichtplan.
|
|
3
|
Duin met droog grasland, struweel en droog bos
|
Situering
|
Deze uiteenlopende groep van vegetaties komt voor op de overgang tussen duin en polder. Daar de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg vaak net op deze overgang aangelegd is en/of deze overgang kunstmatig werd gecreëerd door het opvoeren van grond, zijn voorbeelden van deze vegetaties terug te vinden in de wegbermen en trambedding.
|
|
Bindende bepaling
|
Wegbermen
• Door een aangepast beheer van de graslanden, trambedding en wegbermen worden de doelhabitats ontwikkeld;
• Maaidata houden rekening met bijzondere voorkomende plantensoorten (bijv. Bokkenorchis, Grote centaurie, Sikkelklaver, enz.);
• Lichtverstoring door verlichting langsheen de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg wordt gereduceerd;
• Er wordt een globaal beleid gevoerd om wildparkeren in de wegbermen te vermijden. Doelsoorten: Bokkenorchis
|
|
Natuurdoeltypen
• Grijze duinen (habitattype 2130)
• Duinstruweel (met Kruipwilg en Duindoorn) (habitattypes 2160 en 2170)
• Duinbos (habitattype 2180)
• Duinzoom vegetatiecomplexen
• Glanshaverhooiland
|
||
Niet-bindende bepaling
|
• Het ruimtelijk ontsnipperen van de duinen en het herstel van duinhabitats door (a) de eventuele aanleg van een tunnel ter hoogte van kruising as Leopoldlaan-Stationstraat met de Rijksweg (N34) en/of (b) het eventueel gedeeltelijk opbreken en/of verzanden van de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg tussen de Vosseslag en Wenduine (noordelijk deel) conform het mobiliteitsplan De Haan is in principe niet strijdig met de gebiedsvisie van het natuurrichtplan. De aanleg van geconcentreerde parkeerlocaties in of nabij stedelijke kernen of ter hoogte van een stranddoorgang in minder kwetsbare gebieden voor het natuurbehoud, waarbij in totaliteit een meerwaarde voor natuur wordt gerealiseerd draagt bij tot de realisatie van de gebiedsvisie van dit natuurrichtplan.
|
|
4
|
Duin met droge heide, droog grasland, nat grasland, moeras en struweel
|
Situering
|
Dit complex van eerder zure habitats kan enkel voorkomen op oude duinen, die reeds verregaand ontkalkt zijn en die in het natuurrichtplangebied enkel in het deelgebied d'Heye te vinden zijn. Zure duinheide komt er lokaal voor in mozaïek met droge en natte graslanden en inheemse zure duinstruwelen (met o.a. Duindoorn, Gaspeldoorn en Brem).
|
|
Bindende bepaling
|
Duinheide, grijze duinen, vochtige duinpannes, duinstruweel
• Zure duingraslanden en duinheide, grondwatergebonden duinpannevegetaties, de vochtige duingraslanden en duinpoelen worden behouden en/of verder ontwikkeld;
• Er wordt actief aan duinhabitatontwikkeling gedaan door ruimte-efficiënt gebruik en saneren van gebouwen/constructies, door de compensatie van eventueel habitatverlies bij het uitvoeren van werken en door de uitbreiding en verbinding van bestaande natuurgebieden en/of natuurreservaten. (Voorlopig) beschermde monumenten en bouwkundig erfgoed worden gevrijwaard;
• Duinhabitats worden ruimtelijk ontsnipperd door het opheffen van (verharde) structuren en het herstructureren van afsluitingen en paden zodat spontane ecologische processen kans krijgen en zich een stabiel duinhabitatsysteem kan ontwikkelen;
• De verstruweling en vervilting van de droge en vochtige duingraslanden wordt tegengegaan door aangepast beheer;
• Een integraal hydrologisch beheer laat de ontwikkeling van de vochtige duinhabitats toe;
• Voortplantingspoelen voor amfibieën en oligotrofe pioniers- en waterplantenvegetaties worden ontwikkeld.
Natuurdoeltypen: duinheide (habitattype 2150), grijze duinen (habitattype 2130), vochtige duinpanne (habitattype 2190), laaggelegen schraal hooiland (habitattype 6510), zilverschoongrasland
Doelsoort: Struikheide, Heivlinder, Kamsalamander, Roodborsttapuit, Nachtegaal, Zandblauwtje
Wegbermen
• Door een aangepast beheer van de wegbermen worden de doelhabitats ontwikkeld.
• Maaidata houden rekening met bijzondere voorkomende plantensoorten (bijv. Bokkenorchis, Grote centaurie, Sikkelklaver, enz.);
|
|
Natuurdoeltypen
• Duinheide (habitattype 2150)
• Grijze duinen (habitattype 2130)
• Vochtige duinpanne (habitattype 2190)
• Laaggelegen schraal hooiland (habitattype 6510)
• Zilverschoongrasland
|
||
|
Voorwaarden aan recreatief medegebruik
|
Toeristisch-recreatieve initiatieven, voorzieningen en ontsluitingen worden geconcentreerd en/of heringericht, wanneer dit een meerwaarde kan betekenen voor de lokale natuurwaarden en/of het landschap. Recreatieve infrastructuur dient op weloverwogen wijze te worden aangewend als instrument voor het structureren van het recreatief medegebruik in de duinen. Hierbij dient zowel voor de selectie van de infrastructuurtypes, hun inplanting en vormgeving rekening te worden gehouden met de kwetsbaarheid en ecologische draagkracht van het gebied:
• bij de aanleg van bijkomende en/of herinrichting van bestaande niet-vlakvormige recreatieve infrastructuur worden volgende principes aangehouden:
– De noodzaak wordt aangetoond;
– Mobiliteit is een belangrijk aandachtspunt bij de structurering van de verschillende vormen van recreatief medegebruik (parkeerruimte, aansluiting openbaar vervoer, fietsenstalling);
– Ruimtelijke bundeling: de toegang tot de gebieden dient te worden gestructureerd en/of vereenvoudigd door middel van een strategisch padennetwerk, rekening houdend met de functionaliteit (evenwijdig en haaks op kustlijn) en de belevingswaarde;
– Functionele scheiding: bijvoorbeeld wandel- en ruiterpad naast elkaar, maar volgens gescheiden pistes;
– Differentiële spreiding: niet alle zones verdagen een even hoge intensiteit van recreatief medegebruik. Het kan bijvoorbeeld wenselijk zijn in bepaalde zones het recreatief medegebruik enkel aan de rand van het gebied te structureren of een zone enkel onder begeleiding van terreinbeheerder/gids toegankelijk te maken;
• recreatieve initiatieven dienen gebruik te maken van de bestaande, daarvoor bestemde recreatieve infrastructuur;
• harde recreatie wordt geweerd.
|
Niet-bindende bepaling
|
Mozaïeklandschap
• Bij de ontwikkeling van zure duinhabitats wordt ook aandacht besteed aan de overgangen naar (zuur) duinstruweel en het in mozaïek voorkomen van de verschillende duinhabitats;
• Historisch landschappelijke relicten (bijv. duinakkertjes) worden bewaard of krijgen een aangepast beheer.
Doelsoort: Roodborsttapuit, Heivlinder, Nachtegaal
|
|
5
|
Zone waar het natuurrichtplan niet van toepassing is
|
Situering
|
Deze zones kregen tijdens de opmaak van het natuurrichtplan door parallelle planningsprocessen een ruimtelijke bestemming, die niet meer in aanmerking komt voor de opmaak van een natuurrichtplan.
|
|
|
Cultuurhistorische site
|
Situering
|
Het gaat om alle huidige en toekomstige (voorlopig) beschermde monumenten in het natuurrichtplangebied. Momenteel zijn dit bunkersites uit WOI en WOII en het duinpaviljoentje nabij het Zeemanshuis Godtschalck. Ze zijn verspreid over het natuurrichtplangebied te vinden, hoofdzakelijk in de zeereep.
|
|
Bindende bepaling
|
• Bij het uitvoeren van onderhouds- en instandhoudingswerken of restauratiewerken aan de (voorlopig) beschermde monumenten en de noodzakelijke toegankelijkheid hiervoor, wordt de instandhouding en ontwikkeling van de duinhabitats verzekerd;
• Bij restauratiewerken aan de monumenten wordt aandacht besteed aan het behoud van waardevolle flora (bijv. muurvegetaties) en fauna (bijv. winterverblijfplaatsen van vleermuizen). Deze natuurbeheer- en inrichtingswerken mogen de instandhouding van de (voorlopig) beschermde monumenten niet in het gedrang brengen en dienen verzoenbaar te zijn met de beschermingsvoorwaarden.
|
|
Voorwaarden aan recreatief medegebruik
|
De recreatieve ontsluiting van de (voorlopig) beschermde monumenten kan enkel als de noodzaak wordt aangetoond, het afgestemd is op de ecologische draagkracht van het gebied én de instandhouding van de beoogde duinha-bitats gewaarborgd blijft.
|
MAATREGELEN EN INSTRUMENTEN
|
||||
Maatregelen-pakket
|
Bindend
|
Maatregel/instrument
|
Voorwaarde/Wanneer
|
|
AO
(1)
|
P
(2)
|
|||
M1
|
Ja
|
Ja
|
Het kunstmatig zaaien, aanplanten of op elke ander wijze introduceren van niet-inheemse planten, inclusief bomen en struiken is verboden uitgezonderd:
– indien voorzien in een goedgekeurd beheersplan;
– indien het cultuurgewassen op cultuurgronden betreft;
– indien het laanbeplantingen met populieren betreft;
– indien het hoogstamboomgaarden betreft;
– omwille van specifieke cultuurhistorische redenen.
|
Maatregelen zijn niet van toepassing op volgende (delen van) kadastrale percelen
in woongebied: Bredene, 2de Afdeling, Sectie C, nrs. 166c2, 166d5, 166f5, 166h5, 166l5, 166n5, 166p5, 166r5, 166s5, 166t5, 166v5, 166w5, 166x4, 166z2
|
Ja
|
Nee
|
Kunstmatig ingezaaide, aangeplante of op elke ander wijze geïntroduceerde niet-inheemse planten, inclusief bomen en struiken worden in functie van natuurherstel gefaseerd verwijderd uitgezonderd:
– indien voorzien in een goedgekeurd beheersplan;
– indien het cultuurgewassen op cultuurgronden betreft;
– indien het laanbeplantingen met populieren betreft;
– indien het hoogstamboomgaarden betreft;
– omwille van specifieke cultuurhistorische redenen.
Prioriteit gaat uit naar het terugdringen en/of omvormen van invasieve exotenstruwelen tot inheems duinstruweel (o.a. Kruipwilg- en Duindoornstruweel), duinbos, duingrasland of mosduin (Grijze duinen). Elk beheer- of inrichtingsplan bevat voor het terugdringen en/of omvormen van de invasieve exotenstruwelen een plan van aanpak. De werken worden aangevat binnen de 5 jaar na de definitieve goedkeuring van het NRP. Dringendst aan te pakken zones met invasieve exotenstruwelen zijn:
1. zeereepduinen (grenzend aan bos- en natuurreservaat);
2. bosreservaten;
3. KGCO;
4. bermen van de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg.
|
|
|
Ja
|
Nee
|
Opslag van rijshout wordt vermeden en/of tegengegaan door aangepast beheer. Er wordt geen synthetisch touw gebruikt voor het vastbinden van rijshout.
|
|
|
Ja
|
Ja
|
Onverminderd de bepalingen van art. 3,§ 1 van het BVR van 27 juni tot vaststelling van de criteria duurzaam bosbeheer en art. 6, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid moeten bossen worden beheerd met minstens in achtneming van de criteria voor duurzaam bosbeheer zoals vastgesteld in uitvoering van art. 41 van het Bosdecreet, behalve indien het beheer gebeurt volgens een voor de inwerkingtreding van het natuurrichtplan goedgekeurd maar nog niet vervallen bosbeheerplan.
|
|
|
Ja
|
Nee
|
Lichtverstoring wordt beperkt door de verlichting langsheen de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg progressief te vervangen door armaturen met beperkte lichtverstrooiing; Het herinrichting van bestaande en eventueel het nieuw plaatsen van verlichting langsheen strand- en bosdoorgangen wordt getoetst aan de specifieke noodwendigheden (o.a. veiligheid) en het streven naar een beperkte lichtverstrooiing.
|
|
|
Ja
|
Nee
|
De wegbermen van de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg worden beheerd conform het Bermbesluit, met als bijzondere voorwaarde:
– één maaibeurt per jaar;
– maaidatum tussen 15 september en 15 oktober.
|
Zoals voorzien in het Bermbesluit wordt een uitzondering gemaakt voor de veiligheidsmaaibeurt
|
|
Ja
|
Ja
|
Het is verboden om bijkomende afsluitingen te plaatsen, uitgezonderd voor doeleinden van algemeen belang of in het kader van het natuur- en bosbeheer dat gericht is op het uitvoeren van de gebiedsvisie en/of het halen van de instandhoudingsdoelstellingen.
|
Maatregelen zijn niet van toepassing op volgende (delen van) kadastrale percelen in woongebied: Bredene, 2de Afdeling, Sectie C, nrs. 166c2, 166d5, 166f5, 166h5, 166l5, 166n5, 166p5, 166r5, 166s5, 166t5, 166v5, 166w5, 166x4, 166z2
|
|
Ja
|
Ja
|
Het is verboden om bijkomende vlakvormige recreatieve infrastructuur aan te leggen, tenzij deze een positieve bijdrage levert tot de lokale natuurwaarden en/of het landschap door een betere structurering van het recreatief medegebruik.
|
|
|
Ja
|
Nee
|
Bestaande vlakvormige recreatieve infrastructuur, die een knelpunt vormt voor de kwetsbaarheid en de ecologische draagkracht van het gebied, wordt geherlokaliseerd of verwijderd mits het globaal gezien een meerwaarde betekent voor de natuur.
|
|
(1) |
AO = Administratieve overheid
|
(2) |
P = Particulier
|
MAATREGELEN EN INSTRUMENTEN
|
||||
Maatregelen-pakket
|
Bindend
|
Maatregel/instrument
|
Voorwaarde/Wanneer
|
|
AO
(1)
|
P
(2)
|
|||
M.1.1 (incl. M.1)
|
Ja
|
Nee
|
In deze zone worden de duinen ruimtelijk ontsnipperd en duinhabitats hersteld door:
– het actief opheffen van paden, die de ruimtelijke opdeling van het gebied veroorzaken en niet bijdragen tot een gestructureerd en/of vereenvoudigd strategisch padennetwerk dat zich aan de rand van het gebied situeert (bijv. door plaatsen van dode duindoorntakken);
– bij de heraanleg van de bestaande stranddoorgang ter hoogte van de tramhalte “Hippod-room” wordt door een aangepast ontwerp de uitwisseling van flora en fauna en het optreden van spontane uitstuivingsprocessen tussen het westelijk pannegedeelte en het reservaat Paelsteenpanne mogelijk gemaakt;
– het uitbreiden/versterken van de bestaande natuur- en bosreservaten door het actief opheffen van één of meerdere stranddoorgangen.
|
|
Ja
|
Ja
|
In deze zone kunnen geen recreatieve initiatieven plaatsvinden, uitgezonderd begeleide of gegidste initiatieven met een educatief doel. De bestaande recreatieve infrastructuren kunnen enkel aangepast/opgewaardeerd worden als het een positieve bijdrage levert aan een betere structurering van het recreatief medegebruik, rekening houdend met de kwetsbaarheid en ecologische draagkracht van het gebied (bijv. verplaatsen bestaand wandelpad naar de rand van het gebied, reduceren van twee stranddoorgangen tot één, enz.).
|
|
(1) |
AO = Administratieve overheid
|
(2) |
P = Particulier
|
MAATREGELEN EN INSTRUMENTEN
|
||||
Maatregelen-pakket
|
Bindend
|
Maatregel/instrument
|
Voorwaarde/Wanneer
|
|
AO
(1)
|
P
(2)
|
|||
M.1.2 (incl. M.1)
|
Ja
|
Nee
|
In deze zone worden de duinen ruimtelijk ontsnipperd en duinhabitats hersteld door:
– het actief opheffen van paden, die de ruimtelijke opdeling van het gebied veroorzaken en niet bijdragen tot een gestructureerd en/of vereenvoudigd strategisch padennetwerk dat zich aan de rand van het gebied situeert (bijv. door plaatsen van dode duindoorntakken).
|
|
Ja
|
Nee
|
In deze zone worden de duinen ruimtelijk ontsnipperd en duinhabitats hersteld door:
– het verwijderen van bovengrondse constructies, die het natuurbeheer kunnen bemoeilijken (uitgezonderd pompgebouw);
– het niet-functioneel maken van ondergrondse constructies, die afvoer van grondwater kunnen veroorzaken;
– het opbreken en/of verzanden van een deel van de Batterijstraat, Renbaanstraat en deel van de Koerslaan op grondgebied Bredene;
– het verwijderen van de voormalige tennisvelden van Blutsyde op VMW terreinen.
|
Na stopzetten waterwinnings-activiteiten
– Er wordt een alternatieve verbinding voorzien tussen de Koerslaan en Zandstraat
|
|
Ja
|
Ja
|
In deze zone kunnen geen recreatieve initiatieven plaatsvinden, uitgezonderd begeleide of gegidste initiatieven met een natuureducatief doel. De bestaande recreatieve infrastructuren kunnen enkel aangepast/opgewaardeerd worden als het een positieve bijdrage levert aan een betere structurering van het recreatief medegebruik, rekening houdend met de kwetsbaarheid en ecologische draagkracht van het gebied (bijv. verplaatsen bestaand wandelpad naar de rand van het gebied, reduceren van twee stranddoorgangen tot één, enz.).
|
|
(1) |
AO = Administratieve overheid
|
(2) |
P = Particulier
|
MAATREGELEN EN INSTRUMENTEN
|
||||
Maatregelen-pakket
|
Bindend
|
Maatregel/instrument
|
Voorwaarde/Wanneer
|
|
AO
(1)
|
P
(2)
|
|||
M.1.3 (incl. M.1)
|
Ja
|
Ja
|
In deze zone wordt conform het Besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Koninklijke Golfclub van Oostende” in De Haan (d.d. 31 maart 2006) volgende bepalingen nageleefd:
– het milieubeheerplan zoals opgemaakt door WES onder begeleiding van een beoordelingscommissie (d.d. 2003) wordt uitgevoerd;
– de bijkomende bepalingen zoals opgenomen in de krachtlijnennota worden uitgevoerd. Uitzondering op het gebod op afvissen wordt gemaakt voor de hengelvijver ter hoogte van de Vosseslag;
– op initiatief van de KGCO wordt een begeleidingscommissie opgericht om het monitoringsprogramma in te stellen. In deze begeleidingscommissie zijn volgende instanties en/of administratieve overheden vertegenwoordigd: KGCO (2 personen) eventueel bijgestaan door de opdrachthouder van de opmaak van het monitoringsplan, erkende terreinbeherende vereniging (2 personen), Gemeente De Haan (1 persoon), Agentschap voor Natuur en Bos (1 persoon), Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (1 persoon), INBO (1 persoon). Mits consensus in de begeleidingscommissie kunnen bijkomende externe deskundigen in de commissie opgenomen worden. Deze commissie komt op uitnodiging van de KGCO minstens om de twee jaar samen om op basis van het monitoringsrapport, opgemaakt in opdracht van de KGCO, het beheer(plan) te evalueren. Indien uit het monitoringsrapport blijkt dat de instandhoudingsdoelstellingen niet worden gehaald, dient het beheerplan voor het golfterrein te worden bijgesteld. De evaluatiefrequentie kan mits consensus in de begeleidingscommissie gewijzigd worden. Ter organisatie van de werking van de begeleidingscommissie wordt op de eerste vergadering een huishoudelijk reglement vastgesteld.
|
|
(1) |
AO = Administratieve overheid
|
(2) |
P = Particulier
|
MAATREGELEN EN INSTRUMENTEN
|
||||
Maatregelen-pakket
|
Bindend
|
Maatregel/instrument
|
Voorwaarde/Wanneer
|
|
AO
(1)
|
P
(2)
|
|||
M.2
|
Ja
|
Nee
|
Opslag van rijshout wordt vermeden en/of tegengegaan door aangepast beheer. Er wordt geen synthetisch touw gebruikt voor het vastbinden van rijshout.
|
|
Ja
|
Nee
|
Lichtverstoring wordt beperkt door de verlichting langsheen de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg progressief te vervangen door armaturen met beperkte lichtverstrooiing. Het herinrichting van bestaande en eventueel het nieuw plaatsen van verlichting langsheen strand- en bosdoorgangen wordt getoetst aan de specifieke noodwendigheden (o.a. veiligheid) en het streven naar een beperkte lichtverstrooiing.
|
|
|
Ja
|
Nee
|
De wegbermen van de Koninklijke Baan/Nieuwe Rijksweg worden beheerd conform het Bermbesluit, met als bijzondere voorwaarde:
– één maaibeurt per jaar;
– maaidatum tussen 15 september en 15 oktober.
|
Zoals voorzien in het Bermbesluit geldt een uitzondering voor de veiligheidsmaaibeurt. Ook voor het maaien van de trambedding (gras) t.h.v. centrum De Haan kan van de maaidatum afgeweken worden.
|
(1) |
AO = Administratieve overheid
|
(2) |
P = Particulier
|
MAATREGELEN EN INSTRUMENTEN
|
||||
Maatregelen-pakket
|
Bindend
|
Maatregel/instrument
|
Voorwaarde/Wanneer
|
|
AO
(1)
|
P
(2)
|
|||
M.3
|
Deze zones kregen tijdens de opmaak van het natuurrichtplan door parallelle planningsprocessen een ruimtelijke bestemming, die niet meer in aanmerking komt voor de opmaak van een natuurrichtplan.
|
(1) |
AO = Administratieve overheid
|
(2) |
P = Particulier
|
Natura 2000 code: 2110
|
Natura 2000 code: 2120
|
Natura 2000 code: 2130
|
Prioritair habitat
|
Natura 2000 code: 2150
|
Prioritair habitat
|
Natura 2000 code: 2170
|
Natura 2000 code: 2180
|
Natura 2000 code: 2190
|
Natura 2000 code: 6510
|
Doelsoortenfiche II.a.1
|
Doelsoortenfiche II.a.2
|
Doelsoortenfiche II.a.3
|
Doelsoortenfiche II.a.4
|
Doelsoortenfiche II.a.5
|
Doelsoortenfiche II.a.6
|
Doelsoortenfiche II.a.7
|
Doelsoortenfiche II.a.8
|
Doelsoortenfiche II.b.4
|
Doelsoortenfiche II.b.6
|
Doelsoortenfiche II.d.2
|
Doelsoortenfiche II.d.3
|
Doelsoortenfiche II.f.1
|
Doelsoortenfiche II.f.2
|
Doelsoortenfiche II.f.3
|