21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek
Eerste hoofdstuk Bruiklening of commodaat
Eerste afdeling Aard van de bruiklening
Artikel 1875
Bruiklening of commodaat is een contract waarbij de ene partij aan de andere een zaak afgeeft om daarvan gebruik te maken, onder verplichting voor degene die de zaak ontvangt, die terug te geven na daarvan gebruik te hebben gemaakt.
Artikel 1876
Deze lening is essentieel een overeenkomst om niet.
Artikel 1877
De uitlener blijft eigenaar van de geleende zaak.
Artikel 1878
Alles wat in de handel is, en niet door het gebruik teniet gaat, kan het voorwerp zijn van deze overeenkomst.
Artikel 1879
De verbintenissen die uit de bruiklening ontstaan, gaan over op de erfgenamen van degene die te leen geeft, en op de erfgenamen van degene die te leen ontvangt.
Indien men echter de lening alleen gedaan heeft uit aanmerking van de lener, en aan zijn persoon in het bijzonder, kunnen zijn erfgenamen het genot van de geleende zaak niet blijven behouden.
Afdeling II Verplichtingen van de lener
Artikel 1880
De lener is gehouden als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van de geleende zaak te zorgen. Hij mag zich slechts ervan bedienen voor het gebruik dat door de aard der zaak of door de overeenkomst bepaald is; een en ander op straffe van schadevergoeding, indien daartoe grond bestaat.
Artikel 1881
Indien de lener zich van de zaak bedient voor een ander gebruik, of gedurende een langere tijd dan hij mocht, is hij voor het verlies aansprakelijk, al is dit ook door toeval ontstaan.
Artikel 1882
Indien de zaak teniet gaat door een toeval waarvoor de lener die had kunnen behoeden door zijn eigen zaak te gebruiken, of indien hij, ingeval hij slechts een van beide kon behouden, de voorkeur aan de zijne heeft gegeven, is hij voor het verlies van de andere aansprakelijk.
Artikel 1883
Indien de zaak bij het te leen geven geschat is, komt het verlies, al ontstaat het ook door toeval, voor rekening van de lener, zo er geen daarmee strijdige overeenkomst bestaat.
Artikel 1884
Indien de zaak in waarde vermindert alleen ten gevolge van het gebruik waarvoor zij geleend is, en buiten enige schuld van de lener, moet deze voor de waardevermindering niet instaan.
Artikel 1885
De lener mag de zaak niet voor zich houden bij wijze van schuldvergelijking met hetgeen de uitlener hem verschuldigd is.
Artikel 1886
Indien de lener, om van de zaak gebruik te kunnen maken, enige uitgave heeft gedaan, kan hij die niet terugvorderen.
Artikel 1887
Indien verscheidene personen gezamenlijk dezelfde zaak te leen hebben ontvangen, zijn zij daarvoor jegens de uitlener hoofdelijk aansprakelijk.
Afdeling III Verplichtingen van degene die in bruikleen geeft
Artikel 1888
De uitlener kan de geleende zaak niet terugnemen dan nadat de overeengekomen tijd verlopen is, of bij gebreke van overeenkomst dienaangaande, nadat zij gediend heeft voor het gebruik waarvoor zij was uitgeleend.
Artikel 1889
Indien evenwel, gedurende die tijd, of voordat de behoefte van de lener heeft opgehouden, de uitlener zijn zaak dringend en onvoorziens nodig heeft, kan de rechter, naar gelang van de omstandigheden, de lener verplichten hem die terug te geven.
Artikel 1890
Indien, gedurende de lening, de lener, voor het behoud van de zaak, enige buitengewone, noodzakelijke uitgave heeft moeten doen, die zo dringend was dat hij daarvan tevoren aan de uitlener geen kennis heeft kunnen geven, is deze verplicht hem de uitgave te vergoeden.
Artikel 1891
Wanneer de geleende zaak zodanige gebreken heeft dat zij aan hem die zich ervan bedient, schade kan veroorzaken, is de uitlener aansprakelijk, indien hij de gebreken kende en de lener daarvan niet op de hoogte heeft gebracht.