Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Hoofdstuk VI Wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten

Wetshistoriek
Hoofdstuk VI (art. 212 – 226septies) vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Voorgeschiedenis
Hoofdstuk VI (art. 212–226bis) opgeheven bij art. 1 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958) en opnieuw opgenomen (art. 212–226sepies) bij art. 8 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958).
Artikel 212
[De rechten, verplichtingen en bevoegdheden van de echtgenoten worden geregeld door de bepalingen van dit hoofdstuk, die van toepassing zijn door het enkele feit van het huwelijk.
Zij worden bovendien geregeld door de bepalingen betreffende het wettelijk stelsel of door die van hun huwelijkscontract, welke niet mogen afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk.
Het huwelijk wijzigt de handelingsbekwaamheid van de echtgenoten niet, behoudens bij toepassing van artikel 476.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 213
[Echtgenoten zijn jegens elkaar tot samenwoning verplicht; zij zijn elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 214
[De echtelijke verblijfplaats wordt door de echtgenoten in onderlinge overeenstemming vastgesteld. Bij gebreke van overeenstemming tussen de echtgenoten doet de [familierechtbank] uitspraak in het belang van het gezin.
[Ingeval een der echtgenoten vermoedelijk afwezig is, of ingeval de vrederechter oordeelt dat een der echtgenoten in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven of wilsonbekwaam is, dan wordt de echtelijke verblijfplaats vastgesteld door de andere echtgenoot.]]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 6 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)) en bij art. 23 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen: art. 227 tot 230 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 36, 1° W. 9 mei 2007 (B.S., 21 juni 2007).

Artikel 215

[§ 1

De ene echtgenoot kan zonder de instemming van de andere niet onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over de rechten die hij bezit op het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat goed met hypotheek bezwaren.
Hij kan zonder die instemming evenmin onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over het huisraad dat aanwezig is in het goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat huisraad in pand geven.
Indien de echtgenoot wiens instemming vereist is, deze zonder gewichtige redenen weigert, kan de andere echtgenoot zich door de [familierechtbank] laten machtigen om de handelingen alleen te verrichten.

§ 2

Het recht op de huur van het onroerend goed dat een der echtgenoten gehuurd heeft, zelfs vóór het huwelijk, en dat het gezin geheel of gedeeltelijk tot voornaamste woning dient, behoort aan beide echtgenoten gezamenlijk, niettegenstaande enige hiermede strijdige overeenkomst.
De opzeggingen, kennisgevingen en exploten betreffende die huur moeten gezonden of betekend worden aan elk der echtgenoten afzonderlijk of uitgaan van beide echtgenoten gezamenlijk. [Elk van de echtgenoten kan evenwel de nietigheid van deze documenten, die aan de andere echtgenoot worden toegezonden of van deze laatste uitgaan, slechts inroepen indien de verhuurder kennis heeft van hun huwelijk.]
Elk geschil tussen de echtgenoten omtrent de uitoefening van dat recht wordt beslist door de [familierechtbank].
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op handelshuurovereenkomsten, noch op pachtcontracten.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 24, 1° Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
§ 2 gewijzigd bij art. 3 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991) en bij art. 24, 2° Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 216

[§ 1

Iedere echtgenoot heeft het recht een beroep uit te oefenen zonder de instemming van de andere echtgenoot.
Indien deze evenwel oordeelt dat hieraan een ernstig nadeel verbonden is voor zijn zedelijke of stoffelijke belangen of voor die van de minderjarige kinderen, heeft hij het recht zich tot de [familierechtbank] te wenden.
De rechtbank kan de uitoefening van het beroep afhankelijk stellen van een voorafgaande wijziging van het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten.
Het bepaalde in de twee vorenstaande leden is niet van toepassing op de uitoefening van openbare mandaten.

§ 2

De ene echtgenoot mag in zijn beroepsbetrekkingen de naam van de andere alleen met diens instemming gebruiken.
De instemming kan alleen om gewichtige redenen worden ingetrokken. Tegen intrekking kan de echtgenoot opkomen bij de [familierechtbank].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 25 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
§ 2 gewijzigd bij art. 25 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 217
[Iedere echtgenoot ontvangt zijn inkomsten alleen en besteedt ze bij voorrang aan zijn bijdrage in de lasten van het huwelijk.
Hij kan het overschot besteden voor de aanschaf van goederen in zoverre dit verantwoord is voor de uitoefening van zijn beroep; die goederen staan uitsluitend onder zijn bestuur.
Wat er daarna nog overblijft is onderworpen aan de regels van het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 218
[Iedere echtgenoot kan, zonder de instemming van de andere, op zijn naam een depositorekening voor geld of effecten doen openen en een brandkast huren.
Ten opzichte van de bewaarnemer of de verhuurder wordt alleen hij geacht het bestuur of de toegang te hebben.
De bewaarnemer en de verhuurder moeten de andere echtgenoot in kennis stellen van de opening van de rekening of de huur van de brandkast.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 219
[Iedere echtgenoot kan tijdens het huwelijk aan de andere algemene of bijzondere last geven om hem te vertegenwoordigen in de uitoefening van de bevoegdheden die zijn huwelijksvermogensstelsel hem laat of toekent.
Die lastgeving kan te allen tijde worden herroepen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 220

[§ 1 [

Ingeval een der echtgenoten vermoedelijk afwezig is, of ingeval de rechtbank oordeelt, op grond van feiten vastgesteld in een met redenen omkleed proces-verbaal, dat een der echtgenoten in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven of wilsonbekwaam is, dan kan de andere echtgenoot zich door de [familierechtbank] laten machtigen om de in artikel 215, § 1, bedoelde handelingen alleen te verrichten.
]

§ 2

Indien de echtgenoot die in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven [of wilsonbekwaam is], geen lasthebber heeft aangesteld of geen wettelijke vertegenwoordiger heeft, kan de andere echtgenoot aan de [familierechtbank] vragen om in zijn plaats te worden gesteld voor de uitoefening van al zijn bevoegdheden of een gedeelte ervan.

§ 3

In de gevallen bepaald in § 1, kan de andere echtgenoot zich door de [familierechtbank] laten machtigen om de door derden verschuldigde geldsommen geheel of ten dele te ontvangen ten behoeve van de huishouding.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 7, 1° Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233), art. 7 zelf gewijzigd bij art. 11, a) en b) Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014), met ingang van 1 september 2014 (art. 41) en art. 233 zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014).
§ 2 gewijzigd bij art. 7, 2° Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233), art. 7 zelf gewijzigd bij art. 11, a) en b) Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014), met ingang van 1 september 2014 (art. 41) en art. 233 zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014).
§ 3 gewijzigd bij art. 26 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274), zelf vervangen bij art. 40 Wet 8 mei 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 143).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen: art. 227 tot 230 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 36, 2° W. 9 mei 2007 (B.S., 21 juni 2007) en bij art. 26, 1° Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274), zelf vervangen bij art. 40 Wet 8 mei 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 143).
§ 2 gewijzigd bij art. 26, 1° Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274), zelf vervangen bij art. 40 Wet 8 mei 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 143), nooit in werking getreden.

Artikel 221
[Iedere echtgenoot draagt in de lasten van het huwelijk bij naar zijn vermogen.
Wanneer een der echtgenoten deze verplichting niet nakomt, kan de andere, [zonder dat een fout moet worden bewezen en] onverminderd de rechten van derden, zich door de [familierechtbank] laten machtigen om, met uitsluiting van zijn echtgenoot, diens inkomsten of de inkomsten uit de goederen die hij krachtens hun huwelijksvermogensstelsel beheert, alsook alle andere hem door derden verschuldigde geldsommen te ontvangen onder de voorwaarden en binnen de perken die het vonnis bepaalt.
[In geen geval wordt de overdracht van geldsommen toegestaan aan de echtgenoot die schuldig is bevonden aan een in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat is gepleegd tegen de persoon van de verweerder, of aan een poging tot het plegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon.]
Het vonnis kan worden tegengeworpen aan alle tegenwoordige of toekomstige derden-schuldenaars, na kennisgeving door de griffier op verzoek van de eiser.
Wanneer het vonnis ophoudt gevolg te hebben, geeft de griffier daarvan bericht aan de derden-schuldenaars.
De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de derde-schuldenaar moet betalen of moet ophouden te betalen.
[...]]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 27, 1° tot 4° Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 222
[Iedere schuld die door een der echtgenoten wordt aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen, verbindt de andere echtgenoot hoofdelijk.
Deze is echter niet aansprakelijk voor schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van het gezin, buitensporig zijn.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 223
Indien een der echtgenoten grovelijk zijn plicht verzuimt, beveelt de familierechtbank, op verzoek van de andere echtgenoot, dringende maatregelen, volgens het bepaalde in de artikelen [1253ter/4 tot 1253ter/6] van het Gerechtelijk Wetboek.
Hetzelfde geschiedt op verzoek van een der echtgenoten, indien de verstandhouding tussen hen ernstig verstoord is.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 28 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274), zelf gewijzigd bij art. 41 Wet 8 mei 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 143).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976) en gewijzigd bij art. 3 W. 28 januari 2003 (B.S., 12 februari 2003 (eerste uitg.)).

Artikel 224

[§ 1

Op verzoek van de andere echtgenoot en onverminderd de toekenning van schadevergoeding, kunnen worden nietigverklaard:
1.
de handelingen door een der echtgenoten verricht met overtreding van de bepalingen van artikel 215;
2.
de handelingen door een der echtgenoten met overtreding van een krachtens artikel 223 gevraagd of verkregen verbod tot vervreemding of hypothekering verricht na de overschrijving van het desbetreffende verzoekschrift of vonnis;
3.
de schenkingen door een der echtgenoten, die de belangen van het gezin in gevaar brengen;
4.
de persoonlijke zekerheden door een der echtgenoten gesteld, die de belangen van het gezin in gevaar brengen.

§ 2

De vordering tot nietigverklaring of schadevergoeding moet op straffe van verval worden ingesteld binnen een jaar na de dag waarop de handeling ter kennis is gekomen van de echtgenoot-eiser.
Indien de echtgenoot overlijdt voordat verval is ingetreden, beschikken zijn erfgenamen vanaf het overlijden over een nieuwe termijn van een jaar.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 225 ? 226 (oud art. 225 - 226)
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 226bis
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: zie art. 4 (art. 47) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 226ter
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: zie art. 4 (art. 47) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 226quater
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: zie art. 4 (art. 47) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 226quinquies
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: zie art. 4 (art. 47) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 226sexies
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: zie art. 4 (art. 47) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 226septies
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: zie art. 4 (art. 47) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).