08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Afdeling III Oplichting en bedriegerij
Artikel 496
Hij die, met het oogmerk om zich een zaak toe te eigenen die aan een ander toebehoort, zich gelden, roerende goederen, verbintenissen, kwijtingen, schuldbevrijdingen doet afgeven of leveren, hetzij door het gebruik maken van valse namen of valse hoedanigheden, hetzij door het aanwenden van listige kunstgrepen om te doen geloven aan het bestaan van valse ondernemingen, van een denkbeeldige macht of van een denkbeeldig krediet, om een goede afloop, een ongeval of enige andere hersenschimmige gebeurtenis te doen verwachten of te doen vrezen of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen of van de lichtgelovigheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot drieduizend [euro].
[Indien de in het eerste lid bedoelde feiten zijn gepleegd ten nadele van een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was, wordt deze gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot drieduizend euro.]
[Poging tot het wanbedrijf omschreven in het eerste lid wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig tot tweeduizend [euro].]
[In de gevallen in de vorige leden omschreven kan de schuldige bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij enig art. W. 16 juni 1993 (B.S., 24 juli 1993), bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 41 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Artikel 497
Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft:
- [Zij die met bedrieglijk opzet aan een in België of in het buitenland wettelijk gangbare munt de schijn geven of pogen te geven van een munt van grotere waarde;
- Zij die munten uitgeven of pogen uit te geven, waaraan de schijn is gegeven van munten van grotere waarde, of zodanige munten in het land invoeren of pogen in te voeren met het doel die in omloop te brengen];
- Zij die stukken metaal zonder enige muntslag uitgeven of pogen uit te geven voor muntstukken.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1, 12° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 497bis
Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft zij die munten waaraan de schijn is gegeven van munten van grotere waarde, ontvangen of zich aanschaffen met het doel die in omloop te brengen.
Poging wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro].]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1, 13° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 498
Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die de koper bedriegt:
- Omtrent de identiteit van de verkochte zaak, door bedrieglijk een andere zaak te leveren dan het bepaalde voorwerp waarop de overeenkomst slaat;
- Omtrent de aard of de oorsprong van de verkochte zaak, door een zaak te verkopen of te leveren, die in schijn gelijk is aan die welke hij heeft gekocht of heeft gemeend te kopen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 499
[Tot gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en tot geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] of tot een van die straffen alleen worden veroordeeld zij die door het aanwenden van listige kunstgrepen:
- 1°
- De koper of de verkoper omtrent de hoeveelheid van de verkochte zaken bedriegen;
- 2°
- De partijen, verbonden door een contract van huur van werk, of een van die partijen, bedriegen, hetzij omtrent de hoeveelheid, hetzij omtrent de hoedanigheid van het geleverde werk, wanneer in dit tweede geval de bepaling van de hoedanigheid van het werk moet dienen om het bedrag van het loon vast te stellen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij enig art. W. 17 juni 1896 (B.S., 21 juni 1896) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 500
Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro] of met een van die straffen alleen worden gestraft:
- Zij die [voedingsmiddelen] bestemd om verkocht of gesleten te worden, vervalsen of doen vervalsen;
- Zij die deze zaken verkopen, slijten of te koop stellen, wetende dat zij vervalst zijn;
- Zij die door aanplakbiljetten of door berichten, al dan niet gedrukt, kwaadwillig of bedrieglijk het procédé om diezelfde zaken te vervalsen, verbreiden of bekendmaken.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 24, 1° W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 501
Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij bij wie [voedingsmiddelen gevonden worden] bestemd om verkocht of gesleten te worden, en die weet dat zij vervalst zijn.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 24, 2° W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 501bis
Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig tot driehonderd [euro] of met één dezer straffen alleen, hij die, zonder het in artikel 500 vereiste bedrieglijk opzet, vervalste [voedingsmiddelen] heeft verkocht, gesleten of te koop gesteld.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 15 W. 20 juni 1964 (B.S., 10 juli 1964) en gewijzigd bij art. 24, 3° W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 502
In de gevallen [van de artikelen 500 en 501] kan de rechtbank bevelen dat het vonnis zal worden aangeplakt op de plaatsen die zij bepaalt, en in zijn geheel of bij uittreksel zal worden opgenomen in de bladen die zij aanwijst; een en ander op kosten van de veroordeelde.
[...]
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 24, 4° W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977).
Lid 2 impliciet opgeheven bij art. 90 W. 29 oktober 1919 (B.S., 24-25 november 1919).
Artikel 503
[De vervalste voedingsmiddelen die in het bezit van de schuldige worden gevonden, worden in beslag genomen en verbeurd verklaard.
Nochtans moeten die voedingsmiddelen, wanneer zij ingevolge de vervalsing voor de voeding ongeschikt zijn gemaakt en wegens hun aard of toestand niet kunnen worden bewaard, na monsterneming worden vernietigd of gedenatureerd door de bekeurende [persoon], bijgestaan door een [persoon] bedoeld in artikel 11 van de wet betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten, welke personen gezamenlijk de processen-verbaal van de inbeslagneming en vernietiging of denaturering van die voedingsmiddelen ondertekenen. In ieder geval wordt de verbeurdverklaring bevolen.
De voedingsmiddelen die niettegenstaande hun vervalsing voor de voeding geschikt blijven, mogen worden overgemaakt aan een van een ondergeschikt bestuur afhangende inrichting voor maatschappelijk dienstbetoon, hetzij onmiddellijk na monsterneming zo het voedingsmiddelen betreft die niet voor bewaring vatbaar zijn, hetzij na rechterlijke beslissing waarbij de verbeurdverklaring wordt bevolen, zo deze voedingsmiddelen vatbaar zijn voor bewaring.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 25 W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977), zelf gewijzigd bij art. 237 W. 22 december 2003 (B.S., 31 december 2003 (eerste uitg.)).
Artikel 504
De bepaling van artikel 462 is toepasselijk op de misdrijven, in de artikelen 496, 498 en 499 omschreven.