Meer info
     

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867

Hoofdstuk I Diefstal en afpersing

Artikel 461
Hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedrieglijk wegneemt, is schuldig aan diefstal.
[Met diefstal wordt gelijkgesteld het bedrieglijk wegnemen van andermans goed voor een kortstondig gebruik.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1 W. 25 juni 1964 (B.S., 8 juli 1964).

Artikel 462
Diefstallen gepleegd door een gehuwde ten nadele van zijn echtgenoot, door een weduwnaar of een weduwe wat zaken betreft die aan de overleden echtgenoot hebben toebehoord, door afstammelingen ten nadele van hun bloedverwanten in de opgaande lijn, door bloedverwanten in de opgaande lijn ten nadele van hun afstammelingen, of door aanverwanten in dezelfde graden, geven alleen aanleiding tot burgerrechtelijke vergoeding.
[Het eerste lid is niet van toepassing wanneer deze diefstallen zijn gepleegd ten nadele van een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid.]
Ieder ander persoon die aan deze diefstallen deelneemt of die de gestolen voorwerpen of een gedeelte ervan heelt, wordt gestraft alsof [het eerste lid] niet bestond.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 37, 1° en 2° Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Afdeling I Diefstal zonder geweld of bedreiging
Artikel 463
Diefstallen, in dit hoofdstuk niet nader omschreven, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro].
[In het geval bedoeld bij artikel 461, tweede lid, bedraagt de gevangenisstraf echter niet meer dan drie jaren.]
[Het minimum van de straf bedraagt drie maanden gevangenisstraf en vijftig euro geldboete wanneer de diefstal werd gepleegd ten nadele van een persoon van wie de bijzonder kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 25 juni 1964 (B.S., 8 juli 1964), bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 38 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).

Artikel 464
De gevangenisstraf is ten minste drie maanden, indien de dief een dienstbode of een loondienaar is, zelfs wanneer hij de diefstal gepleegd heeft ten nadele van andere personen dan die welke hij diende, maar die zich bevonden hetzij in het huis van de meester, hetzij in het huis waar hij hem vergezelde, of indien de dief een werkman, gezel of leerling is, die de diefstal heeft gepleegd in het huis, het werkhuis of het magazijn van zijn meester, of ook indien de dief een persoon is die gewoonlijk arbeid verricht in de woning waar hij gestolen heeft.

Artikel 465
In de gevallen van de vorige artikelen kunnen de schuldigen bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33, [...].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964).

Artikel 466
Poging tot een van de diefstallen, in de vorige artikelen vermeld, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot driehonderd [euro].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).

Artikel 467
Diefstal wordt gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar]:
Indien hij gepleegd wordt door middel van braak, inklimming of valse sleutels;
Indien hij gepleegd wordt door een openbaar ambtenaar door middel van zijn ambtsbediening;
Indien de schuldigen of een van hen de titel of de kentekens van een openbaar ambtenaar aannemen of een vals bevel van het openbaar gezag inroepen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 75 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Afdeling II Diefstal door middel van geweld of bedreiging gepleegd en afpersing
Artikel 468
Hij die een diefstal pleegt door middel van geweld of bedreiging wordt gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 75 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).

Artikel 469
Met diefstal gepleegd door middel van geweld of bedreiging wordt gelijkgesteld het geval waarin de dief op heterdaad betrapt wordt en geweld of bedreigingen gebruikt hetzij om in het bezit van de weggenomen voorwerpen te kunnen blijven, hetzij om zijn vlucht te verzekeren.

Artikel 470
Met de straffen, bij het artikel 468 bepaald, wordt gestraft alsof hij een diefstal met geweld of bedreiging had gepleegd, hij die met behulp van geweld of bedreiging afperst, hetzij gelden, waarden, roerende voorwerpen, schuldbrieven, biljetten, promessen, kwijtingen, hetzij de ondertekening of de afgifte van enig stuk dat een verbintenis, beschikking of schuldbevrijding inhoudt of teweegbrengt.

Artikel 471
[In de gevallen van de artikelen 468, 469 en 470 is de straf de opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar:
indien het misdrijf wordt gepleegd door middel van braak, inklimming of valse sleutels;
indien het misdrijf wordt gepleegd door een openbaar ambtenaar door middel van zijn ambtsbediening;
indien de schuldigen of een van hen de titel of de kentekens van een openbaar ambtenaar aannemen of een vals bevel van het openbaar gezag inroepen;
indien het misdrijf gepleegd wordt bij nacht;
indien het misdrijf gepleegd wordt door twee of meer personen;
indien de schuldige, om het misdrijf te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een voertuig of enig ander al of niet met een motor aangedreven tuig;]
[indien het misdrijf gepleegd wordt ten nadele van een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, duidelijk was of de dader bekend was.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 W. 11 december 2001 (B.S., 7 februari 2002) en gewijzigd bij art. 39 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 2 juli 1975 (B.S., 24 juli 1975).

Artikel 472
[In de gevallen van de artikelen 468, 469 en 470 is de straf de opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar:
indien het misdrijf wordt gepleegd onder twee van de in artikel 471 vermelde omstandigheden;
indien wapens of op wapens gelijkende voorwerpen worden gebruikt of getoond, of indien de schuldige doet geloven dat hij gewapend is;
indien de schuldige, om het misdrijf te plegen of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van weerloosmakende of giftige stoffen;
indien de schuldige, om het misdrijf te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een voertuig of enig ander al of niet met een motor aangedreven tuig, dat verkregen is door een misdaad of een wanbedrijf;
indien de schuldige, om het misdrijf te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een motorvoertuig of enig ander met een motor aangedreven tuig voorzien van kentekens of toestellen waardoor verwarring kan ontstaan met een motorvoertuig of enig ander met een motor aangedreven tuig van de ordediensten.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 W. 11 december 2001 (B.S., 7 februari 2002).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 W. 2 juli 1975 (B.S., 24 juli 1975).

Artikel 473
[In de gevallen van de artikelen 468, 469, 470 en 471 is de straf [opsluiting] van vijftien jaar tot twintig jaar, indien het geweld of de bedreiging, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende fysische of psychische ongeschiktheid, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking ten gevolge heeft.
Dezelfde straf wordt toegepast, indien de boosdoeners de personen [hebben onderworpen aan de handelingen bedoeld in artikel 417ter, eerste lid].
In de gevallen van artikel 472 wordt de straf op [opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar] gebracht.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 W. 2 juli 1975 (B.S., 24 juli 1975) en gewijzigd bij art. 8, a) tot c) W. 14 juni 2002 (B.S., 14 augustus 2002 (tweede uitg.)).

Artikel 474
Indien het geweld of de bedreiging gepleegd wordt zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaakt, worden de schuldigen veroordeeld tot [opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar].
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 6 W. 2 juli 1975 (B.S., 24 juli 1975) en bij art. 76 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).

Artikel 475
Doodslag, gepleegd om diefstal of afpersing te vergemakkelijken of om de straffeloosheid ervan te verzekeren, wordt gestraft met [levenslange opsluiting].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 15 W. 10 juli 1996 (B.S., 1 augustus 1996)

Artikel 476
De straffen, bij de artikelen 473 en 474 bepaald, worden zelfs dan toegepast wanneer de voltooiing van de diefstal of van de afpersing wordt verhinderd door omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de schuldigen.
Afdeling IIbis Diefstal en afpersing van kernmateriaal
Wetshistoriek
Afdeling IIbis (art. 477 - 477sexies) ingevoegd bij art. 2 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).
Artikel 477
Diefstal van kernmateriaal wordt gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar].]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 77 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).

Artikel 477bis
De diefstal van kernmateriaal wordt gestraft met [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar:
indien hij gepleegd wordt door middel van geweld of bedreiging;
indien hij gepleegd wordt door middel van braak, inklimming of valse sleutels;
indien hij gepleegd wordt door een openbaar ambtenaar door middel van zijn ambtsbediening;
indien de schuldigen of een van hen de titel of de kentekens van een openbaar ambtenaar hebben aangenomen of een vals bevel van het openbaar gezag hebben ingeroepen.]
Wetshistoriek
Enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 78 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).

Artikel 477ter
Afpersing van kernmateriaal door middel van geweld of bedreiging wordt gestraft met [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 78 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).

Artikel 477quater
Met diefstal of afpersing van kernmateriaal, gepleegd door middel van geweld of bedreiging, wordt gelijkgesteld het geval waarin de dief of de afperser op heterdaad betrapt, geweld heeft gepleegd of bedreigingen heeft geuit, ofwel om het ontvreemde kernmateriaal in zijn bezit te houden, ofwel om zijn vlucht te dekken.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).

Artikel 477quinquies
De diefstal of de afpersing van kernmateriaal gepleegd door middel van geweld of bedreiging, alsmede het feit bedoeld in artikel 477quater, worden gestraft met [opsluiting] van vijftien tot twintig jaar:
indien zij gepleegd worden door middel van braak, inklimming of valse sleutels;
indien zij gepleegd worden door een openbaar ambtenaar door middel van zijn ambtsbediening;
indien de schuldigen of een van hen de titel of de kentekens van een openbaar ambtenaar aannemen of een vals bevel van het openbaar gezag inroepen;
indien zij gepleegd worden bij nacht;
indien zij gepleegd worden door twee of meer personen;
indien de schuldige, om de afpersing te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven tuig.]
Wetshistoriek
Enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 78 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).

Artikel 477sexies

§ 1

De diefstal of de afpersing van kernmateriaal met behulp van geweld of bedreiging alsmede het feit bedoeld in artikel 477quater, worden gestraft met [opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar]:
indien zij gepleegd worden onder twee van de omstandigheden vermeld in artikel 477quinquies;
indien wapens of op wapens gelijkende voorwerpen worden gebruikt of getoond, of indien de schuldige doet geloven dat hij gewapend is;
indien de schuldige, om het feit te plegen of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van weerloosmakende of giftige stoffen;
indien de schuldigde, om het feit te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een gestolen voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven gestolen tuig;
indien de schuldige, om het feit te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een motorvoertuig of enig ander met een motor aangedreven tuig voorzien van kentekens of toestellen waardoor de verwarring kan ontstaan met een motorvoertuig of enig ander met een motor aangedreven tuig van de ordediensten.

§ 2

Dezelfde feiten worden gestraft met dezelfde straf:
indien het geweld of de bedreiging, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan of een zware verminking heeft veroorzaakt;
[indien de boosdoeners de personen aan de handelingen bedoeld in artikel 417ter, eerste lid, hebben onderworpen;]
indien het geweld of de bedreiging gepleegd zonder het oogmerk te doden, toch de dood heeft veroorzaakt.

§ 3

De straf bepaald bij § 2 wordt zelfs dan toegepast wanneer de voltooiing van de diefstal of van de afpersing wordt verhinderd door omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de schuldigen.]
Wetshistoriek
§ 1, enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 79 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
§ 2, enig lid, 2° vervangen bij art. 9 W. 14 juni 2002 (B.S., 14 augustus 2002 (tweede uitg.)).
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).
Afdeling III Betekenis van sommige in dit wetboek voorkomende uitdrukkingen
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 5 W. 2 juli 1975 (B.S., 24 juli 1975).
Artikel 478
Diefstal bij nacht is de diefstal gepleegd meer dan een uur voor zonsopgang en meer dan een uur na zonsondergang.

Artikel 479
Als bewoond huis wordt beschouwd elk gebouw, appartement, verblijf, loods, elke zelfs verplaatsbare hut of elke andere gelegenheid die tot woning dient.

Artikel 480
Als aanhorigheden van een bewoond huis worden beschouwd de binnenplaatsen, neerhoven, tuinen en alle andere besloten erven, alsook de schuren, stallen en alle andere bouwwerken die zich daarin bevinden, onverschillig waarvoor zij gebruikt worden, zelfs wanneer zij een afzonderlijke ruimte vormen binnen de algemene omheining.

Artikel 481
Verplaatsbare omheiningen, bestemd om vee in het open veld ingesloten te houden, op welke wijze ook gemaakt, worden als aanhorigheden van een bewoond huis beschouwd, wanneer zij staan op hetzelfde stuk grond als de verplaatsbare hutten of andere schuilplaatsen, bestemd voor de veehoeders.

Artikel 482
Onder het woord wapens worden begrepen de voorwerpen, bedoeld in artikel 135 van dit wetboek.

Artikel 483
Onder geweld verstaat de wet daden van fysieke dwang gepleegd op personen.
Onder bedreiging verstaat de wet alle middelen van morele dwang door het verwekken van vrees voor een dreigend kwaad.

Artikel 484
Braak bestaat in het openbreken, stukbreken, beschadigen, afbreken of wegnemen van om het even welke in- of uitwendige sluiting van enig huis, gebouw, bouwwerk of aanhorigheden, van een vaartuig, een wagon, een voertuig; in het openbreken van gesloten kasten of meubels, bestemd om ter plaatse te blijven en om de daarin besloten voorwerpen te beveiligen.

Artikel 485
Met diefstal door middel van braak worden gelijkgesteld:
Het wegnemen van de meubels waarvan sprake in het vorige artikel;
De diefstal gepleegd met zegelverbreking.

Artikel 486
Inklimming wordt genoemd:
Het binnenkomen over muren, deuren, daken of om het even welke andere afsluiting, in huizen, gebouwen, binnenplaatsen, neerhoven, bouwwerken van welke aard ook, tuinen, parken, besloten erven;
Het binnenkomen door een ondergrondse opening die niet gemaakt is om tot toegang te dienen.

Artikel 487
Valse sleutels worden genoemd:
Alle haken, opstekers, lopers, nagebootste, nagemaakte of vervalste sleutels;
Sleutels die door de eigenaar, huurder, logementhouder, of kamerverhuurder niet bestemd zijn voor de sloten, hangsloten of voor welk sluitwerk ook, waartoe de schuldige ze gebruikt;
Verloren, zoekgeraakte of weggenomen sleutels die tot het plegen van de diefstal dienen.
Evenwel is het gebruik van valse sleutels alleen dan een verzwarende omstandigheid, wanneer zij dienen om voorwerpen te openen, waarvan de braak een verzwaring van straf ten gevolge zou hebben.

Artikel 487bis

§ 1

Onder kernmateriaal wordt kernmateriaal verstaan dat wordt bedoeld in artikel 1, 8e streepje, van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle.

§ 2

Onder radioactief materiaal wordt verstaan: alle kernmateriaal of andere radioactieve stoffen met nucliden die spontaan worden gespleten, proces dat gepaard gaat met de emissie van een of meer soorten ioniserende straling, zoals alfa-, bčta-, gamma- en neutronenstraling, en die wegens de radiologische of splijtbare eigenschappen ervan de dood, ernstig lichamelijk letsel of aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu zouden kunnen veroorzaken.

§ 3

Onder nucleaire installatie wordt verstaan:
a)
alle kernreactoren, daaronder begrepen een reactor aan boord van een vaartuig, van een voertuig, van een luchtvaartuig of van een ruimtevaartuig als energiebron die dient om voornoemd vaartuig, voertuig, luchtvaartuig of ruimtevaartuig voort te stuwen, of voor enig ander doeleinde;
b)
alle apparatuur of vervoersinstrumenten om radioactief materiaal te vervaardigen, op te slaan, op te werken of te vervoeren.

§ 4

Onder instrument wordt verstaan:
a)
alle nucleaire explosiemiddelen; of
b)
alle instrumenten ter verspreiding van radioactief materiaal of alle instrumenten die straling uitzenden en die, wegens de radiologische eigenschappen ervan, de dood, ernstig lichamelijk letsel of aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu veroorzaken.

§ 5

Onder exploitant van een installatie waar nucleair materiaal wordt vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen, wordt elke natuurlijke of rechtspersoon verstaan die verantwoordelijk is voor een dergelijke installatie.

§ 6

Onder persoon die extern is aan een installatie waarin kernmateriaal vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen wordt, wordt de natuurlijke persoon verstaan die niet rechtstreeks of onrechtstreeks door een arbeidsovereenkomst, een stage- of opleidingsovereenkomst of een contract voor de uitvoering van werken of diensten verbonden is aan een installatie waarin kernmateriaal vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen wordt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986) en vervangen bij art. 3 Wet 23 mei 2013 (BS 6 juni 2013).
Bijzondere bepaling
Artikel 488
Hij die bedrieglijk sleutels namaakt of vervalst, wordt veroordeeld tot gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en tot geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro].
Indien de schuldige slotenmaker van beroep is, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en met geldboete van tweehonderd [euro] tot duizend [euro].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).