08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Hoofdstuk I Valse munt
Artikel 160
[Hij die gouden of zilveren munten, in België of in het buitenland wettelijk gangbaar, namaakt, wordt gestraft met [opsluiting] van tien tot vijftien jaar.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1, 1° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932) en gewijzigd bij art. 41 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Artikel 161
Schennis van zulke munten wordt gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 43 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Artikel 162
[Hij die munten van een ander metaal, in België of in het buitenland wettelijk gangbaar, namaakt of die munten uitgedrukt in euro namaakt, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
De schuldige kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten, overeenkomstig artikel 33.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 W. 4 april 2001 (B.S., 23 juni 2001 (eerste uitg.)).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964) en bij art. 1, 1° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932).
Artikel 163
[Verandering van zulke munten wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 W. 4 april 2001 (B.S., 23 juni 2001 (eerste uitg.)).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1, 2° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932).
Artikel 164 - 167
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1, 3° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932).
Artikel 168
Met dezelfde straffen als de vervalsers of als hun medeplichtigen, naar de onderscheidingen in de vorige artikelen gemaakt, worden gestraft zij die, in overleg met hen, deelnemen hetzij aan de uitgifte of aan de poging tot uitgifte van die nagemaakte of geschonden munten, hetzij aan het invoeren ervan op Belgisch grondgebied of aan de poging tot zodanig invoeren.
Artikel 169
Hij die, zonder schuldig te zijn aan de deelneming, in het vorige artikel omschreven, met zijn weten zich nagemaakte of geschonden muntstukken aanschaft en deze in omloop brengt of poogt te brengen, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar.
[Hij die nagemaakte of geschonden muntstukken ontvangt of zich aanschaft met het oogmerk om deze in omloop te brengen, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar.
Poging tot het wanbedrijf, in het vorige lid omschreven, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1, 4° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932).
Artikel 170
Hij die nagemaakte of geschonden muntstukken, die hij voor goede ontvangen heeft, weer in omloop brengt, na de ondeugdelijkheid ervan te hebben vastgesteld of doen vaststellen, wordt gestraft met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro].
[Poging tot het wanbedrijf omschreven in het vorige lid wordt gestraft met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro].]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 4 W. 4 april 2001 (B.S., 23 juni 2001 (eerste uitg.)) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Bijzondere bepalingen
Artikel 171
Zij die zich schuldig maken aan bedrog bij de keuze van de monsters, bestemd om ter uitvoering van de muntwet het gehalte en het gewicht van gouden en zilveren munten te keuren, worden gestraft met [opsluiting] van vijftien jaar tot twintig jaar.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 43 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Artikel 172
Zij die dat bedrog plegen bij de keuze van de monsters van munten in ander metaal, worden gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 44 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).