Meer info
     

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867

Hoofdstuk II Schending door openbare ambtenaren van rechten door de Grondwet gewaarborgd

Wetshistoriek
Oorspronkelijk hoofdstuk III vernummerd tot hoofdstuk II en vervangen bij art. 12 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)).
Artikel 147
Ieder openbaar officier of ambtenaar, ieder drager of agent van het openbaar gezag of van de openbare macht, die wederrechtelijk en willekeurig een of meer personen aanhoudt of doet aanhouden, gevangen houdt of doet houden, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar.
De gevangenisstraf is zes maanden tot drie jaar, indien de wederrechtelijke en willekeurige vrijheidsberoving langer dan tien dagen duurt.
Duurt zij langer dan een maand, dan wordt de schuldige veroordeeld tot gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar.
Hij wordt bovendien gestraft met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro] en kan worden veroordeeld tot ontzetting van de rechten, genoemd in [artikel 31, eerste lid], 1°, 2° en 3°.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 10 Wet 14 april 2009 (BS 15 april 2009 (ed. 3)), met ingang van 15 april 2009 (art. 70).

Artikel 148
Ieder ambtenaar van de administratieve of de rechterlijke orde, ieder officier van justitie of van politie, ieder bevelhebber of agent van de openbare macht, die, in die hoedanigheid optredend, in de woning van een ingezetene tegen diens wil binnendringt buiten de gevallen die de wet bepaalt en zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).

Artikel 149
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 36 W. 26 december 1956 (B.S., 30-31 december 1956).

Artikel 150
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 31 W. 13 oktober 1930 (B.S., 20-21 oktober 1930).

Artikel 151
Elke andere daad van willekeur die inbreuk maakt op door de Grondwet gewaarborgde vrijheden en rechten en die bevolen of uitgevoerd wordt door een openbaar officier of ambtenaar, door een drager of agent van het openbaar gezag of van de openbare macht, wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar.

Artikel 152
Indien de verdachte bewijst dat hij heeft gehandeld op bevel van zijn meerderen, in zaken die tot hun bevoegdheid behoren en waarin hij hun als ondergeschikte gehoorzaamheid verschuldigd was, worden de bij de vorige artikelen bepaalde straffen alleen toegepast op de meerderen die het bevel hebben gegeven.

Artikel 153
Indien openbare officieren of ambtenaren ervan beticht worden een van de daden, in de artikelen 148 tot 151 vermeld, te hebben bevolen, toegelaten of vergemakkelijkt, en indien zij beweren dat hun handtekening bij verrassing is verkregen, zijn zij verplicht de daad in voorkomend geval te doen ophouden en de schuldige aan te geven; anders worden zij zelf vervolgd.

Artikel 154
Indien een van de daden van willekeur, in de artikelen 148 tot 151 vermeld, wordt gepleegd door middel van de valse handtekening van een openbaar ambtenaar, worden de daders van de valsheid en zij die er kwaadwillig of bedrieglijk gebruik van maken, gestraft met [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 40 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).

Artikel 155
Openbare officieren of ambtenaren die met de administratieve of de gerechtelijke politie belast zijn en die, bevoegd zijnde om een te hunner kennis gebrachte wederrechtelijke vrijheidsberoving te doen ophouden, nalaten of weigeren zulks te doen, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar.

Artikel 156
Openbare officieren of ambtenaren die met de administratieve of de gerechtelijke politie belast zijn en die, niet bevoegd zijnde om een wederrechtelijke vrijheidsberoving te doen ophouden, nalaten of weigeren de te hunner kennis gebrachte wederrechtelijke vrijheidsberoving vast te stellen en bij de bevoegde overheid aan te geven, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden.

Artikel 157
Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro] worden gestraft:
De bestuurders, bevelhebbers, bewaarders en portiers van [gevangenissen] die een gevangene opnemen zonder wettige last of wettig bevel of zonder vonnis;
Die hem vasthouden of weigeren hem voor te brengen voor de officier van politie of voor de houder van diens bevelen, zonder te bewijzen dat de procureur des Konings of de rechter dit heeft verboden;
Die weigeren hun registers aan de officier van politie te vertonen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 7 mei 1999 (B.S., 29 juni 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 1 juli 1999 (art. 8 K.B. 13 juni 1999 (B.S., 29 juni 1999 (tweede uitg.))), bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 170 W. 12 januari 2005 (B.S., 1 februari 2005 (eerste uitg.)), met ingang van 15 januari 2007 (art. 3 K.B. 28 december 2006 (B.S., 4 januari 2007)).

Artikel 158
Met geldboete van tweehonderd [euro] tot tweeduizend [euro] worden gestraft, en tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen kunnen worden veroordeeld, alle rechters, alle ambtenaren van het openbaar ministerie, alle officieren van de gerechtelijke politie, alle andere openbare officieren, die zonder de voorgeschreven machtigingen, hetzij een vonnis tegen een minister, een senator of een volksvertegenwoordiger, hetzij een beschikking of een bevel strekkende om hen te vervolgen of in beschuldiging te doen stellen, uitlokken, geven of ondertekenen, of die, zonder dezelfde machtigingen, de last of het bevel geven of ondertekenen om hetzij een minister, hetzij een senator of een volksvertegenwoordiger te vatten of aan te houden, behalve, wat de twee laatstgenoemden betreft, bij ontdekking op heterdaad.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).

Artikel 159
Met dezelfde straf worden gestraft de ambtenaren van het openbare ministerie, de rechters of de openbare officieren, die iemand vasthouden of doen vasthouden buiten de plaatsen, door de Regering of door het openbaar bestuur aangewezen.